dokter  kunst, geneest u mij? 

kunst  op de campus 

10/11/2020

De Slimste Mens toonde het al aan: op maandagen gaan de meeste koppels uiteen. Mijn lieftallig lief – sorry, ex – was even voorspelbaar als altijd en voegde zich ook op dat punt bij de middenmoot. Daar stond ik dan, vlak voordat ik naar mijn les vertrekken moest. Met rode ogen en een spiksplinternieuw aangekocht pakje Kleenex stapte ik dapper op mijn fiets richting Campus Drie Eiken. Te midden van het groen ligt de campus daar, vol laboratoria, artsen in spe en kine’s. Zouden ze mijn hartje ook kunnen genezen?  

Gelukkig is er ook nog  mijn goede oude vriend, de kunst.  Op zo’n groot terrein als Campus Drie Eiken moesten de kunstwerken wel voor het grijpen liggen, dus tussen de practica door  zou mijn hart wel geheeld worden.  Op het eerste gezicht leek dat lichtelijk tegen te slaan, maar tegen het einde van de week vulden de penseelstreken, geëngageerde boodschappen en architectuur mijn hart meer dan  de  herinneringen aan  [REDACTED].  Eikel.  Soit, ik denk niet meer aan hem.   
  
Wel aan kunst.  Kunst gaat niet vreemd. Over het algemeen doet kunst me eerder denken aan schilderijen, tekeningen en standbeelden, maar aankomen op Campus Drie Eiken  overtuigt me onmiddellijk van de stelling dat kunstzinnigheid in alles verborgen kan liggen.  In een van de nieuwste en  meest indrukwekkende gebouwen van de campus  bijvoorbeeld.   

  
maandag, 8:36  

Voor mijn eerste les moet ik naar gebouw O, gelegen  pal  in het midden van  het campusplan.  De gevel trekt meteen de aandacht: over de gehele oppervlakte van de buitenmuur  zijn  fotografische portretten van studenten en medewerkers  te zien.  Ik kan er niet naast kijken,  wat me gelukkig alweer een overmatige inspanning  bespaart op  deze  veel te vroege  maandagochtend.  Zo  heeft de morgenstond  toch nog een beetje  goud in de mond.    
   
De foto is van  de hand van  de Antwerpse Brit Perry Roberts  en  heeft  de naam  The  ‘O’  building  facades meegekregen.  Roberts  is geboren in 1954 in Engeland en verhuisde in 1995 naar Antwerpen, waar hij nu nog steeds woont en werkt. Hij heeft wereldwijd tentoonstellingen gehad,  van Frankrijk tot  Australië.  In zijn werken onderzoekt Roberts  continu de relatie tussen abstractie, architectuur en taal. De gebouwen spreken een eigen taal,  de kleuren eisen hun eigen identiteit op binnen de gebouwen. Ook hier: het geel maakt aanspraak op de  belangstelling  van de toeschouwer en vraagt daarmee  de onverdeelde aandacht voor de mensen die  The ‘O’ building  facades  centraal wil stellen.  Daarmee is  The ‘O’ building  facades  ook niet alleen: ook Aula Rector  Dhanis  op de Stadscampus  is ingekleurd door Roberts, wat duidelijk te zien is aan  de monochrome kleurenvlakken.  
  

 

De gebouwen spreken een eigen taal,  de kleuren eisen hun eigen identiteit op binnen de gebouwen. 

Als  ik  het  werk  van dichtbij bekijk,  blijft  de foto  redelijk abstract.  Maar hoe groter de afstand, hoe beter ik de afzonderlijke gezichten kan zien, hoe meer aandacht ik kan hebben voor iedereen die me toelacht.  Het doet me denken aan de democratie, de samenleving waaraan we allemaal ons steentje proberen bij te dragen.  Alle gezichten naast elkaar — samen vormen zij een groot geheel. Hoe meer mensen,  hoe groter het wordt . En toch: als je naar elk gezicht afzonderlijk kijkt, zie je een persoon, een uniek gezicht  met een uniek verhaal.  Alleen hebben zij weinig te zeggen, ze worden gedefinieerd door het geheel waar zij deel van mogen uitmaken.  Misschien herken je wel iemand  of  doet het jou eerder denken aan die ene persoon ...  Mij doet het denken aan het grote geheel, waarvan ik slechts een deeltje van uitmaak.  Het zet alles toch wat meer in perspectief: ik geloof niet helemaal in “veel vissen in de zee” (wat maken al die vissen mij uit als ik er  een specifieke moet hebben?), maar  The  ‘O’  building  facades  doet  me er wel aan denken dat er niet zoiets bestaat als helemaal alleen zijn.  

  
dinsdag,  15:51  

Met zijn sepiatonen trekt  The ‘O’ building  facades  alle aandacht. Toen ik afstand aan het nemen was van het O-gebouw om alle gezichten beter te kunnen bestuderen, botste ik op hem, dat mannetje op het grasveld nabij. Hoe trots hij daar ook pronkt — eerst zag ik hem niet staan. Dat lijkt hem niet te deren; stoïcijns staat hij daar.  Niet iedereen zag hem daar graag staan, zo bleek helaas in 2003. Vier  dagen nadat het standbeeld  De  stap  op zijn sokkel werd gezet, werd het gestolen.  Gelukkig werd het enkele  dagen later teruggevonden.  In de voortuin van een student.  Hm.  

 

Waar de natuur automatisch de chaos kan opzoeken uit overlevingsdrang, stelt  Bilquin  dat de kunstenaar daarin ordeningen mag aanbrengen. 

  
In 2001 maakte Jean  Bilquin  het standbeeld  De stap.  Bilquin  is een Gentse kunstenaar met werk in de schilder-, teken- en beeldhouwkunst. Een belangrijk  motief in zijn kunst is harmonie, de balans tussen kosmos en natuur. Waar de natuur automatisch de chaos kan opzoeken uit overlevingsdrang, stelt  Bilquin  dat de kunstenaar daarin ordeningen mag aanbrengen. Het past goed bij de plaatsing van het beeld: brons als middelpunt van  het verregende gras en de bomen. De stap  heeft een erg toepasselijke naam gekregen en staat voor  de overgang die elke student maakt aan de universiteit, de stap tussen jeugd en volwassenheid.  Het standbeeld kijkt recht voor zich uit;  zijn gezichtsuitdrukking is neutraal, sereen misschien zelfs. Het is haast alsof hij vastbesloten is  dat hij  de  juiste stap  neemt,  klaar om  zijn pas af te maken zonder dat iemand die zal afsnijden. Door weer en wind.  

  
woensdag,  10:34  

De culturele zoektocht  leidt me langs  het nieuwe Q-gebouw.  In een hoekje staat een tentoonstelling die me een  pauze waard is voor ik over tien minuten weer elders aanwezig dien te zijn. De tentoonstelling  Antwerpen als wetenschappelijk kenniscentrum  in de negentiende en twintigste eeuw  toont een aantal  wetenschappelijke instrumenten, stuk voor stuk afkomstig uit het  Gevaertarchief.  De expo komt van de  collectie academisch erfgoed, die,  verspreid over  verschillende campussen,  kleine tentoonstellingen op poten zet. Op die manier wordt de lange traditie van wetenschappelijk onderzoek in de kijker gezet.  Daarbovenop komt de rol van Antwerpen als kenniscentrum:  het middelpunt van eeuwen en eeuwen aan innovatie, onderzoek en verbetering.  
  
Instrumenten zoals een balans van Mohr uit 1943, een fijnheidsmeter en een oppervlaktespanningsbalans van Du  Nouij  zijn er te bezichtigen.  De smaakvol belichte kastjes geven een interessante inkijk in de wetenschap van de vorige eeuwen,  geschiedenis  waarover  ik altijd graag meer zou willen weten.  Kunst  stricto  sensu  is het niet, maar op een bepaalde manier wel; wie zegt dat  er geen  kunstzinnigheid  in het nut kan liggen,  geen schoonheid in de voorgangers van wat studenten nú gebruiken om de wereld van morgen te helpen?  De instrumenten zijn gestroomlijnd, zonder franjes of andere poespas.  De tentoongestelde objecten zijn allemaal gebruikt voor onderzoek en onderwijs, de twee belangrijkste taken van  UAntwerpen.  In de kastjes kunnen we het verleden zien, in de spiegeling  van het glas de toekomst.  

  
donderdag, 17:58  

Een tripje naar  gebouw R  leidt me langs  twee silhouetten van  een rijk paar, in alle rust genietend van een kopje thee. Ergens is het wraakroepend: och, de arme student die ik  ben, ik zou geen theepauze kunnen nemen zonder me schuldig te moeten voelen  om de drie  deadlines die om mijn aandacht smeken! Gelukkig spreekt Sven ‘t  Jolle  me  woordeloos toe: de hogere klasse heeft nu eenmaal recht op haar zondagsrust.  Niet zeuren.  De wandschildering uit 1998, met een kwinkslag  De betere klasse heeft ook recht op ontspanning  gedoopt,  stelt sociale ongelijkheid aan de kaak, wat kenmerkend is voor Sven  ’t  Jolle.  

 

De commissie Kunst op de Campus stelt in haar missie erg duidelijk dat kunst moet leven onder de studenten en alle mensen die ronddwalen door de universitaire gangen.

  
’t  Jolle  is een Antwerps kunstenaar, geboren in 1966. Eigen aan zijn kunst is de intrinsieke verbinding tussen  sociaal engagement en esthetiek.  Hij is voornamelijk een beeldhouwer, maar zoals aan  De betere klasse heeft ook recht op ontspanning  te merken valt, laat hij zich niet kooien door slechts één kunstvorm. In zijn kunst  vraagt  ’t  Jolle  de toeschouwer om  kritisch  na te denken over ongelijkheid  in de maatschappij. Nog altijd blijft kunstminnen een bezigheid voor de gegoede klasse,  wat hij met een bijtend penseel  tentoonstelt:  alsof het enkele feit dat  de rijkelui  bestaan genoeg is om voor kunst door te gaan. Waarom zou enkel de ‘betere klasse’ tenslotte van kunst moeten genieten? Dat de wandschildering  haar opwachting maakt aan de muren van  UAntwerpen  maakt het punt des te meer duidelijk: de commissie Kunst op de Campus stelt in haar missie erg duidelijk dat kunst moet leven onder de studenten en alle mensen die ronddwalen door de universitaire gangen.  Dat kunst een recht voor iedereen is. Een medicijn  tegen hartzeer, niet enkel voorbehouden voor de  bourgeoisie.  

  
vrijdag, 14:53  

Voor mijn laatste les  van de week  word ik verwacht in gebouw S.  Ik zet net een dappere stap in het gebouw wanneer mijn haar plots recht omhoog gaat staan.  Lang geleden dat ik zo geschrokken was.  Allez. Maandag.  Maar toch.  Een gigantisch skelet torent links boven me uit.  Het blijkt  een giraf te zijn, (en het is) niemand minder dan de enige echte  Giraf Dana. De oude dame is jammer genoeg in 2017 gestorven op  twintigjarige leeftijd in de Zoo van Antwerpen. Gelukkig heeft haar skelet hier nu een plekje gekregen. Het lijkt misschien alsof ze hier enkel staat om tentoongesteld te worden, maar niets  is  minder waar.
  
Naast een eigenzinnige vorm van kunst is ze tevens  een bron van informatie voor onze  toekomstige dierenartsen en biologen.  Gespecialiseerd medewerker van de  afdeling Diergeneeskunde en Wetenschappen  Denise Vogel  en technisch medewerker Björn Eyskens kozen bij de montage van het skelet  voor een educatieve toenadering. Het skelet kan naderhand partieel gedemonteerd worden om een gedetailleerde studie in de practicumzaal mogelijk te maken. Waar het een moeilijk moment was voor de verzorgers en andere betrokkenen, is het een nieuw hoofdstuk voor de studenten van de wetenschappelijke wereld.  Giraf Dana leeft niet meer, maar haar betekenis nog wel.  De gedachte  is aanlokkelijk: ook na de  dood zijn we van belang voor de generaties na ons, zelfs na het einde kan iets zijn waarde behouden. Het is een troost.