We kennen allemaal de rumoerige studentencafés waar schuins kijkende harlekijnen in presidiumlinten baldadig pinten achterover kappen, en ieder van ons heeft op een verdrongen blauwe maandag al eens een gewaagde, avant-gardistische versie van Bohemian Rhapsody ten beste gebracht in een karaoketent aan de Grote Markt. We weten allemaal hoe we stijlvol mee moeten knikken met bebopsolo’s in rokerige jazzkroegen, en zijn op de hoogte van de meest blitse moves en pepdrankjes in de nouveau-chic-designer-lounge (nu en dan ook wel eens verkeerdelijk voor alternatief aangezien) dansgelegenheden op het Zuid.
Maar wat weten we eigenlijk van de bruine cafés van ’t stad, die donkere keten die zelden of nooit door een jong, enthousiast en trendy cliënteel worden aangedaan, maar bevolkt worden door stug voor zich uit starende eenzaten, eeuwige drinkers en dobbelaars, mislukte schrijvers en randfiguren van allerlei slag. De legendarische, ondertussen al jaren opgedoekte Double Trouble zal sommigen onder u ongetwijfeld in herkenning doen grijnzen – misschien hebt u er wel eens coke gesnoven op het toilet of uw roes op de grond uitgeslapen – maar dat was dan ook een van de beruchtste Antwerpse cafés, eentje dat tot ver buiten de bruine regionen van ‘t stad bekend was.
Er zijn echter ook etablissementen als den Babylon, De Kat, De Pelikaan, Café Jozef (waar gangsters en opoes nog samen walsen) en In de stad Aalst, beter gekend als ‘den Olst’. Deze kroegen zijn weliswaar erg divers van klandizie en atmosfeer, maar delen allemaal hetzelfde kenmerk: ze gaan niet mee met de bruisende flow van jonge feestgangers. Bijna dagelijks lopen we er voorbij, maar we voelen ons nooit geroepen om een stapje binnen te wagen en voor de verandering eens een pint mét kraag te bestellen. Niet dat de bruine cafés en hun dito klanten reikhalzend uitkijken naar het evangelische lawaai van een stel TD-gangers, maar ze vormen wel het ideale groezelige decor voor een gezellig nachtje roezen met uw meest uitgelezen drinkebroers. U kunt er de gezelligste Fransen tegen het lijf lopen en, indien u zelf voldoende beneveld bent, naar de meest fascinerende redevoeringen en vertelsels luisteren. Soms moet u weliswaar tegen uw zin platitudes uitwisselen met al te melancholieke zatladders en uit volle borst “I was born under a wand’ring star…” meezingen, maar u gaat in ieder geval een eigenaardige nacht tegemoet. Romantici kunnen er altijd terecht om een traantje weg te pinken in de bijna verloren volkse sfeer, of om getormenteerde gedichten neer te pennen over verloederde flipperkasten en gebarsten glazen.
Drinkt u graag eenzaam en alleen, dan bent u in de bruine kroeg meer dan welkom. Men zal u begrijpen en, eerlijk, geen studentenliederen in uw oor komen brullen. Voor astmatici zijn de bruine cafés spijtig genoeg af te raden. De gemiddelde bruine klant is geen gezondheidsfreak die, wanneer hij ’s ochtends de deur van zijn kroeg achter zich dichtslaat, beslist om maar meteen aan zijn dagelijks rondje joggen te beginnen. Hij drinkt en rookt en doet dat deksels goed. Wat kan hem de wereldtitel honderd meter sprint schelen, of een zitje in de directiezaal van ING? De extra propere vitamine C formules van Colgate en L’Oréal kunnen hem gestolen worden, hij geeft er niet om of liefde nu al dan niet een zuiver chemisch proces is, en hij hoopt dat er na dit leven geen ander meer komt, begot. Geen wonder, hoor ik al, dat men ons daar met geen stokken binnen krijgt.
Ik ben me er dan ook terdege van bewust dat dit stukje geen uitgelezen publiciteit is voor de bruine staminees. De student zal er geen TD’s, cantussen of topless diensters aantreffen, geen gratis vaten en uitbundig vertier, geen lekkere wijven op de toog. Hoogstens een stel zatte zotten met waterige oogjes, kwijlend op hun baarden, die hevig gesticulerend pleidooien voor de mensheid houden, de fascisten vervloeken en de communisten bespotten, of die, met de armen op tafel gekruist, diep in hun glas staren en helemaal, helemaal niks zeggen.