Wat is vrijwilligerswerk? En in welke mate is vrijwilligerswerk daadwerkelijk nuttig? Aangezien je een studentenblad leest, neem ik aan dat je jong bent. En student. Allicht ben je ook humanitair ingesteld. Een van de snelst groeiende trends onder studenten is het zogeheten ‘voluntourism’, een combineren van kortdurend vrijwilligerswerk met een reis of vakantie. Hulptoerisme zeg maar.
Jongeren willen graag meer doen dan alleen reizen, de ‘toerist uithangen’ krijgt meer en meer een negatieve bijklank. Dus trekken studenten op eigen kosten of met hulp van organisaties als USOS naar landen zoals Nepal of Cambodja. De motieven zijn uiteenlopend: voor de ervaring, uit medelijden of zelfs uit schuldgevoel. Of omdat het mooi op je Facebook staat. Tegelijk ben je toch op een droomvakantie. Op papier een geweldige win-winsituatie voor alle partijen. Toch schuilen er adders onder het gras. dwars woonde een panelgesprek bij, georganiseerd door de Pastorale Dienst van Universiteit Antwerpen waarbij enkele sprekers dieper ingingen op deze materie.
Dat de combinatie van vrijwilligerswerk en toerisme fantastisch klinkt, staat buiten kijf. Men ontdekt vreemde landen, nieuwe culturen en men leert zichzelf vaak beter kennen in zulke projecten. Tevens draag je enthousiast bij aan de ontwikkeling van de landen waar je heen gaat, hoe klein die bijdrage ook is. Al beseffen we allemaal dat het slechts druppels op een hete plaat zijn, na een tijd moet er toch een druppel koppig genoeg zijn om niet te evaporeren? Het schoentje wringt echter toch nog op enkele plaatsen.
Vrijwilligerswerk is nobel, het motief van de vrijwilligers daarentegen is dat niet altijd. Een groot deel van de vrijwilligers zal dit enkel en alleen doen om hun cv en hun sociaal profiel te verrijken. Het blijkt vaak belangrijker om de schijn op te houden dat je de held bent gaan uithangen, dan effectief ook die held te zijn. Al is het discutabel om te zeggen dat een muur gemetst door ‘pure’ vrijwilligers steviger zal staan dan die van minder oprechte vrijwilligers, toch is kunde belangrijker dan inzet. Anders trappelen we ter plaatse. Het verschil in motieven van vrijwilligers is echter niet het enige probleem. Volgens Eline Bodbijl, centrale gast bij het panelgesprek, ligt het probleem evengoed bij de ontvangende landen.
Cambodja
Eline Bodbijl is sociaal werkster en draaide een documentaire over de weeskinderen van Cambodja. Ze ging undercover als vrijwilligster in een aantal Cambodjaanse weeshuizen. Weeshuizen die ze opzocht via Tripadvisor, zoals je een hotel opzoekt dus. “Voor een land met 15 miljoen inwoners zijn er 600 weeshuizen. Anderhalf jaar geleden waren dat er zelfs ‘nog maar’ 450. Dat is erg veel”, zegt Eline. Zijn er dan zoveel weeskinderen in Cambodja? Nee. 76 procent van de weeskinderen blijkt toch ouders te hebben. Het groeiende aantal vrijwilligers creëert daar een heel bloeiende handel. Mensen betalen dan ook om vrijwilliger te kunnen zijn, om op die manier hun bijdrage te kunnen leveren. Dit is natuurlijk niet de bedoeling. Toch gebeurt het en wordt er handig op ingespeeld door een kunstmatige vraag te creëren voor ons overaanbod.
De weeshuizen zijn slechts één voorbeeld. Bodbijl vertelt dat ze vrachtwagens heeft gezien die de dorpen afschuimen om kinderen op te halen en mee te nemen. Van kidnapping kan je volgens Bodbijl niet volledig spreken. Het is deel van hun cultuur dat als je niet voor je kind kan zorgen je het elders onderbrengt, meestal bij familie of buren. Dorpen zijn in Cambodja namelijk heel broederlijke structuren. “Als zo’n man in de vrachtwagen komt beloven dat je kind een goede opleiding gaat krijgen, kunnen de ouders eigenlijk niet weigeren”, zegt Bodbijl. “De eigenaars vragen dan gelden en gunsten van de vrijwilligers om voor de schattige, arme kinderen te kunnen zorgen. Er wordt misbruik gemaakt van de naïeve, gulle vrijwilliger.”
vrijwilligerswerk is nobel, het motief van de vrijwilligers daarentegen is dat niet altijd
knuffelweeshuizen
Tijdens haar relaas deelt Bodbijl enkele kronieken uit de zelfbenoemde dans- en knuffelweeshuizen. “Eigenlijk moeten we spreken van kinderarbeid in zo’n dansweeshuis”, aldus Bodbijl. “Kinderen worden getraind om een technisch moeilijke dans die veel oefening vergt uit te voeren voor de vrijwilligers.” Het concept van het knuffelweeshuis is dan weer sentiment uitlokken. “De kinderen worden gestimuleerd om de vrijwilligers te knuffelen en aanhankelijk te zijn. Een kind hoort echter schuchter te staan tegenover vreemden. Een keer viel er een jongetje heel hard op een balk, maar in plaats van naar een vertrouwd iemand te lopen ging hij in een hoekje huilen. Een grotere jongen kwam aanlopen en gaf hem een tik. ‘Je weet toch dat je niet mag huilen waar de toerist bij is?’”
Hun aangeleerde houding naar de vrijwilligers toe is geen oprechte vorm van knuffelen en voor deze jongeren is het verschil tussen het oprecht uiten van hun gevoelens moeilijk te onderscheiden van een aangeleerde Pavlov-knuffelreactie. “Een gevolg is dat de weeskinderen te kampen krijgen met enorme hechtingsproblemen. De kinderen in het weeshuis hebben een leeftijd waarop ze nood hebben aan een steeds aanwezige ouder.” De vervangouders, in de vorm van vrijwilligers, vertrekken echter om de zoveel weken of maanden weer om vervangen te worden door nieuwe. Op die manier hebben de weeskinderen een voortdurende aan- en afvoer van vervangouders, wat hen leeg en eenzaam achterlaat.
cynisch
Het vrijwilligerswerk dat we nu doen in landen als Cambodja heeft een dubbel averechts effect. De kinderen ginds worden er niet beter van en allerlei duistere manieren van afpersingen van de goede wil tieren welig. Bovendien is er nog een derde probleem: de vrijwilliger zelf wordt hierdoor geraakt. “Na zulke praktijken meegemaakt te hebben, resten er enkel nog gevoelens van ontgoocheling en desillusie. We blijven met een cynisch gevoel van machteloosheid en vaak zelfs domheid achter, wat voorkomt dat we het vaker willen gaan doen. Het gaat heel ver om de in wezen incompetente vrijwilliger een vals gevoel van competentie te geven.” Bodbijl geeft als voorbeeld dat vrijwilligers muren gaan bouwen zonder enige kennis van bouwkunde. Deze muurtjes worden ’s nachts dan afgebroken en heropgebouwd tot een degelijke constructie zodat de vrijwilliger ervoor blijft gaan.
Verder is er de financiële uitbuiting van de vrijwilligers. Moeten betalen om te kunnen helpen is ronduit verkeerd, zeker omdat men daarbovenop de reiskosten nog heeft die voor zulke exotische reizen hoog kunnen oplopen. “Voor sommige weeshuizen staan verkopers met zakken rijst en word je verteld dat het traditie is dat je een gift brengt voor de weeskinderen. Je koopt zo’n zak rijst, doneert die en vervolgens wordt drie uur later achter je rug die zak rijst terug in het kraampje gelegd.”
Wat kunnen we dan wel doen? “Ben je een leraar? Ga dan niet naar daar om les te geven, ga naar daar om lokalen mensen op te leiden als leraar.” Opleiding en ervaring zijn wel twee vereisten die jongvolwassenen helaas nog niet bezitten. Drie punten kunnen voor studenten wel een goede leidraad zijn: “Ga om de volwassenen bij te staan de kinderen daar te helpen. Ga langer dan enkele maanden, op twee weken tijd maak je echt geen verschil. En vooral: wees alsjeblieft kritisch.”
Deze mening wordt bijgestaan door Niek Tweehuijsen, spreker van de avond. De auteur van Strootjes in het zand vertelt over zijn ervaringen in Tanzania. “Het draait allemaal om wederkerigheid”, zegt hij. “De hand van hij die geeft, staat boven de hand van hij die krijgt.” Een redenering waarmee je als vrijwilliger rekening moet houden. “Je komt gezellig de toerist uithangen, maar hoe zou jij je voelen als rijkere mensen met een fototoestel plots je woonkamer binnen komen gewandeld?” Tweehuijsen concludeert dat er twee heel belangrijke zaken zijn waaraan je als vrijwilliger moet denken. Pas op met het ongewild afhankelijk maken van mensen, het creëert een gevoel van schaamte, maar tevens van luiheid. Volledig in lijn met de Pastorale Dienst kan het volgende hierin een gouden leidraad zijn: “Het is beter een man te leren vissen dan hem elke dag een vis te geven. Een tweede gedachte van cruciaal belang is om eens goed na te denken over wie jij nu wel degelijk bent. Ben ik oprecht? Doe ik het voor hen? Doe ik het voor mezelf? Doe ik het om mijn facebookaccount te pimpen?”
De boodschap van de avond was hard, maar zet je roeping nog niet meteen opzij. Wees kritisch, niet enkel over je project en bestemming, maar vooral over jezelf. Doe iets in lijn met je kunnen, niet per se de meest heroïsche zaken zoals de hele wereld vaccineren of huizen bouwen als dit niet jouw vakgebied is. De wereld heeft meer nood aan mensen die achter de computer data invoeren dan aan mensen die wankele hutten sjorren. Als je gaat, ga dan voor een lange tijd. Tweehuijsen stelt een grens van minstens twee jaar bij zijn eigen organisatie. Of beter nog, blijf hier. Er is een tekort aan vrijwilligers in het binnenland, kijk of je hier nuttig kan zijn. Om maar een idee te geven aan zij die hun bloed nog voelen kolken, stap eens binnen bij de gemeenschap van Sant’Egidio. Minder spectaculair, even indrukwekkend.