Visie op migrantenstemrecht

¡Kabaal! laat van zich horen
01/04/2002
🖋: 
Auteur extern
Pieter Capiau

De vraag of migrantenstemrecht op gemeentelijk vlak een positieve bijdrage kan leveren aan het democratisch gehalte van een beleid werd recentelijk behandeld door ¡Kabaal! gedurende een van de wekelijkse lunch-debatten (iedere vrijdag van 13.00-14.00 u in lokaal R009 op de UIA-campus). De onderstaande tekst kan beschouwd worden als een beknopte samenvatting van het integrale debat.

Vooreerst dienen een aantal bedenkingen gemaakt bij de problematiek van het migrantenstemrecht op gemeentelijk vlak. Zo kan men de vraag stellen wie eisende partij is in het debat. De allochtone bevolking als dusdanig? Veeleer wordt de indruk gewekt dat er eerder gewag kan gemaakt worden van enige politieke stuntvorming georganiseerd in de schoot van bepaalde politieke partijen.

 

Voorts moet worden geattendeerd op het feit dat het in casu de toekenning van een recht betreft aan alle niet-EU-onderdanen die een bestendig verblijf genieten in België, daar waar autochtone Belgen nog steeds geconfronteerd worden met een opkomstplicht. Op die manier ontstaat er een manifeste schending van het gelijkheidsbeginsel zoals geponeerd in de Belgische grondwet, daar er voor een verschil in behandeling tussen autochtonen en allochtonen bezwaarlijk een redelijke verantwoording kan gevonden worden.

 

Het principiële argument dat door de voorstanders van het invoeren van migrantenstemrecht wordt gehanteerd, is de democratische terugkoppeling die erdoor gecreëerd zou worden. Democratie is immers steeds, naast het vertolken van de stem van een meerderheid, ook essentieel het beschermen van de rechten van de minderheid. Door het invoeren van migrantenstemrecht wint een beleid aan feitelijke legitimatie aangezien haar potentiële representativiteit toeneemt.

 

Echter, democratie is steeds ook een kwestie van engagement. Engagement impliceert een weten waarvoor men stemt, gekoppeld aan een verantwoordelijkheid voor de daaruit voortvloeiende consequenties. Bij het toekennen van stemrecht aan migranten die vaak de Belgische landstalen niet machtig zijn, wordt men op onvermijdelijke en noodzakelijke wijze geconfronteerd met een gemis aan voormelde vereiste. Allochtonen kunnen immers niet op een vrije en onafhankelijke wijze hun politieke mening kenbaar maken zonder gedegen taalnotie van Nederlands, Frans of Duits.

 

Daarnaast kan ook gewezen worden op het bestaan van de zogenaamde “Snel- Belgwet”, waardoor haast iedere vreemdeling binnen een relatief korte tijdspanne de Belgische nationaliteit en een stem kan verkrijgen.

 

Concluderend kan men stellen dat het een problematiek betreft die uitermate affectief geladen is en waarbij eerder een beperkt aantal rationele argumenten gehanteerd wordt.