Vanaf heden wederom in uw maandblad: de glorie van Antwerpen. Een bloemlezing van haar meest heroïsche en tot de verbeelding sprekende verhalen en vertellingen. Laten we beginnen waar dat hoort: bij het begin. Het ontstaan van Antwerpen door de pen van Floris Prims, voormalig stadsarchivaris.
Het tweede verdiep komt er op met Hennen van Merchtenen of van Merchtem. (Na 1404.) Hennen heeft een gedicht geschreven: Van de Negen Besten, d.i. van de negen grootste helden, die waren: Hector, Alexander, Cesar, Josuë, David, Judas Machabeus, Arthur, Karel de Groote en Godfried van Bouillon. Maar hij schrijft ook een Cornicke (kroniek) van Brabant, en in deze heeft hij den oorsprong van de hertogen van Brabant zelf uit te leggen.
Ziehier in ’t kort zijn verhaal: Merrowinc (Merwig), een afstammeling van Priam van Troja, heeft een zoon, Karel, die vorst is tusschen Rijn en Schelde, te Nijmegen. Zijn zoon huwt in Griekenland de prinses Swane, waarmede hij naar onze streken vlucht. Bij Leuven wordt een kind geboren, Julius Cesar (Cesarsberg). De broeder van Swane, Octaviaan, zoekt zijn zuster Swane op, en kampeert te Kamerrijk. Een ridder uit zijn gevolg, Braboen, komt bij de Schelde in het zwanendal (Val aux cygnes = Valenciennes). Een zwaan achtervolgend, komt hij tot Nijmegen, waar hij zijn zuster vindt (Brabo is aldus de repliek van den Zwaanridder en zijn naam Silvius zou daarmede in betrekking staan). Terugkeerend naar Kamerijk ontmoet hij op den oever der rivier den reus Druwoen, die hem tol eischt. Hij verslaat hem, slaat hem het hoofd af, en reist verder tot bij Octaviaan. Samen komen ze naar Nijmegen, waar Breboen Swane huwt, en nu zal voortaan het land tussen Rijn en Schelde naar Breboen Brabant heeten.
De reus Druwoen – vrucht van de sage der vierstroomreuzen – is hier ingeschakeld om Brabo Brabant te doen verdienen. Anderzijds is nu de Brabantsche dynastie verbonden met de Zwaan, met Julius Cesar en met de helden van Troja, met de “besten”.
Van Antwerpen is er nog altijd geen spraak.
Maar dit verdiep komt er nu bij rond 1471.
Willem van Berchem, kanunnik te Nijmegen, – altijd Nijmegen – heeft rond 1471 een koninkrijk geschreven waarin de oorsprong van Antwerpen, Hantworpia, verhaald wordt. Silvius (d.i. Brabo) kapt den reus Antigoon (eerste vermelding van dezen naam voor Druoen) de hand af en werpt ze in het water, waarom het hier voortaan Hantwerpen heet.
Dit wordt nu nog verder verwerkt door Jean Lemaire de Belges, den dichter van Valenciennes, geboren in 1473, die bibliothekaris werd van Margareta van Oostenrijk. In zijn Illustrations des Gaules, deed hij de Franken afstammen van Francus, zoon van Hector. En in 1512 herwerkt hij La vraye histoire du cygne de Clèves. Er was immers ook een Kleefsche zwaanvariante. Lemaire verwerkt die met de rest.
En nu, juist rond dezen tijd, ontdekt men te Antwerpen reusachtige gebeenten. Ze zijn blijkbaar afkomstig van een gestranden en verzanden walvisch, maar men herkent ze voor de ribben en schouderbladen van den reus Antigoon, en men hangt ze triomfantelijk op in het stadhuis. Een “rib” van deze vondst is nog altijd bewaard. Dürer heeft al die gebeenten gezien. Voeg daar nu nog de handen in het wapen van Antwerpen bij en den van zelf sprekenden naam van Antwerpen. Dat de hand in het aloude pennoen, op het oudste stadszegel (XIIIde eeuw) een teeken van vrijheid was, had men blijkbaar sinds lang vergeten. En dat Antwerpen “Aanwerpen” beteekende, zoals we hebben verduidelijkt, was evenmin bewaard gebleven. De legende is almachtig gewordcen; de vondst der beenderen heeft haar fortuin gemaakt, en nog in 1940 is het eerste wat een gids van Antwerpen weten moet, de geschiedenis van Brabo en van reus Antigoon, den anti- of tegenstrever. Voortaan rijdt de reus mede in de ommegangen als reus Antigoon, waar hij te voren in de kerkelijke processiën een Goliath was, die door David was verslagen, – een laïciserering die intussen haar eigen geschiedenis heeft.
Zoo steekt er ontzaglijk veel in het Brabobeeld. Voor de Duitschers kunt ge Brabo met Lohengrin verbinden, voor de Franschen met Valenciennes en Boulogne, voor de klassiekers van alle landen met Hector, Priam en Julius Cesar. Onze Antwerpse scholen hebben intusschen goed werk te doen, door aan de jeugd onzer stad deze zoo sprekende legende te verklaren.
Uit: Floris Prims. Litteekens van Antwerpen. Antwerpen: De Sikkel, 1954. Illustratie: Frans De Groodt.