proffenprofiel: Rita Roggen

over een drukke agenda, bubbels en een klavertjevier

11/09/2016

De rubriek ‘proffenprofiel’ toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken; wat zijn/haar docent zoal op zijn brood smeert bijvoorbeeld. Professor Rita Roggen, docent aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, wordt als eerste van dit academiejaar bestookt met vragen.

U doceert in alle bachelorjaren Toegepaste Taalkunde en aan de masterstudenten Vertalen, u heeft een eigen vertaalbedrijf, tolkt tussendoor ook nog voor de Antwerpse rechtbank en bij conferenties hier en daar én u bent recent verkozen tot voorzitter van de Belgische Kamer van Vertalers en Tolken (BKVT). Hoe krijgt u dit alles gecombineerd?

Die vraag stel ik me ook vaak! Wellicht door geregeld eens een steek(je) te laten vallen. Tot voor kort combineerde ik dat – weliswaar zonder voorzitterschap of bestuursmandaat binnen de BKVT – met het actieve moederschap en twee jaar zorg voor mijn papa. Weinig slapen dus, meestal maar zo’n vijf uur per nacht.

 

Wat doet u na zo’n overvolle werkweek om de batterijen op te laden?

Om echt af te kicken ga ik lopen tussende velden, rond het fort en nec plus ultra op het strand of breng ik een dagje met Leonoor door, mijn eerste kleinkind.

 

Het departement Toegepaste Taalkunde verhuist dit jaar naar de Stadscampus. Wat zal u het meest missen aan Campus Zuid?

Ik heb daar meer dan veertig jaar van mijn leven gesleten. Het was mijn thuis! De gezelligheid, het wij-gevoel, de samenhorigheid, de kleinschaligheid ... Het kwaliteitslabel – “Oh, u bent van de Schildersstraat! Dan zult u wel goed zijn.” – is voltooid verleden tijd.

 

U heeft zowel aan de universiteit van Heidelberg als aan die van Antwerpen en Gent gestudeerd. Wat is het strafste verhaal uit uw zo gevarieerde studententijd?

Ik was zó braaf … een seut. Maar misschien dit: de prof Vertalen Nederlands-Duits van de tweede licentie die ons tijdens het examen vroeg welke teksten we in de loop van het jaar hadden vertaald. “Professor, u hebt dit jaar geen enkele keer lesgegeven.” Zijn oplossing? “Neem dan maar een krant en begin te vertalen op pagina één.” Of de prof Engels die je stupid bastard en silly cow noemde als je fouten in je vertaling Nederlands-Engels had.

 

Ook nu volgt u de activiteiten van de studentenclub van Toegepaste Taalkunde op de voet. Is er veel veranderd ten opzichte van vroeger?

Heel veel. De relatie docent-student is totaal anders. Onze proffen gaven ons een onvoldoende omdat ze ons gezicht nog nooit hadden gezien. In beroep gaan kon niet. De prof was oppermachtig. Nu zijn wij dienstverleners en de studenten klanten. Er is vaak totaal geen respect meer voor de docenten en voor hun privéleven. Anderzijds vind ik persoonlijk de lossere omgangsvormen veel leuker. Zolang er maar respect blijft. Echt volwassen is de student die mij tijdens de cantus ‘Rita’ noemt en in de les ‘mevrouw’.

 

U bent opgegroeid in het West-Duitsland van voor de val van de muur. Hoe verschilt uw kindertijd van die van uw eigen kinderen?

Mijn kinderen hebben een thuis. Mijn vader was lid van de NAVO en wij zijn zowat twintig keer verhuisd. Bovendien gingen we vanaf de leeftijd van twaalf jaar op internaat, een levenslang trauma: in een kasteel dat eigenlijk een kazerne was, stonden voor de kleine meisjes honderd bedden klaar, netjes in vier rijen van 25, gescheiden door een kast aan het hoofdeinde en een stoel aan het voeteinde. Waar bleef je met je verdriet(jes), je vragen, je twijfels? En er was de constante dreiging dat de Russen over de Rijn zouden komen en wij niet meer tijdig in België zouden geraken …

 

Mijn vader drilde zijn kinderen, zelfs het beste was niet goed genoeg. Ik probeerde mijn kinderen andere waarden bij te brengen: doe je best en dan zien we wel. Ik wilde vooral gelukkige kinderen, geen carrièremensen. Ik noem mijn gezin vaak mijn ‘klavertjevier’ en ben er bijzonder trots op.

 

Wat heeft de Bondsrepubliek dat ons koninkrijkje niet heeft?

Het is wat verminderd, maar Duitsers blijven gedisciplineerd. Ordnung muss sein. Ook al blijven ze zich schuldig voelen voor de fouten uit het verleden, toch is er meer vrijheid. Je mag jezelf zijn, je mag je mening verkondigen. Mijn Duitse leeftijdsgenoten waren in alle opzichten veel vrijer dan wij. Zij kenden de pil, wij moesten nog als maagd huwen.

 

Van welke taalfout in het Nederlands krullen uw tenen het kromst?

Dat is een moeilijke. Kleine voetjes, kleine teentjes, maar toch. Heel ergerlijk vind ik: “Hoe noemdegij?” ‘Noemen’ in plaats van ‘heten’, dus. ‘Groter als mij’ in plaats van ‘groter dan ik’. En mensen die niet snappen dat

alles fysica is, maar niet fysiek. Regen is een fysisch verschijnsel, maar als ik een uur ga lopen, ben ik fysiek moe.

 

Als een student u een eindejaarscadeau zou geven, met welke fles zou deze bij u goede punten scoren?

Bubbels, graag uit de buurt van Reims. Maar ik ben er wel zuinig op, enkel bij speciale gelegenheden. Anders wordt het een dagelijkse zonde. Daarvoor is er Tönissteiner of het plat water uit mijn ‘gezond kraantje’ met een takje munt of een schijfje komkommer.

 

Is er een Duitse levenswijsheid die u onze lezers nog ans Herz wil legen?

Mijn lijfspreuk is een Franse: La grimace est plus jolie quand on rit. Of uit Le Petit Prince: “On ne voit bien qu’avec le coeur” en “C’est le temps que tu as perdu pour ta rose qui rend ta rose si importante.” Ik heb ook veel bewondering voor Angela Merkel. Dus, samen met haar zeg ik: “Wir schaffen das!”

 

Hartelijk dank, professor!