De gebroeders Coen schieten opnieuw in de roos met 'No Country For Old Men'. Na twee Golden Globes en een Directors Guild Award maken ze immers kans op acht Oscars, en niet onverdiend. In hun nieuwste film zien we een terugkeer naar vroegere Coen-thrillers als 'Blood Simple' (1984) en 'Miller’s Crossing' (1990), al wordt het korset nu net iets strakker aangesnoerd.
Josh Brolin speelt Llewelyn Moss, een jager die in de Texaans-Mexicaanse woestijn op een waar bloedbad stuit, en aldaar – naast veel lijken en drugs – twee miljoen dollar vindt. Llewelyn besluit het geld te houden, maar wordt al snel opgejaagd door Anton Chigurh (Javier Bardem), de sociopaat van dienst. Het paddenstoelkapsel van laatstgenoemde is minstens even gruwelijk als de manier waarop hij met zijn slachtoffers speelt alvorens ze koelbloedig te vermoorden – en u die dacht dat Woody Harrelson langer dan vijf minuten in beeld zou zijn. De plot is rechtstreeks ontleend aan de gelijknamige roman van Cormac McCarthy, wiens werk de Coen brothers inspireerde tot het maken van een strakke western-thriller die in schril contrast staat met de doldwaze komedies die ze de laatste jaren draaiden (zoals 'O Brother, Where Art Thou?' uit 2000), maar die anderzijds perfect past in het eigenzinnige universum van de twee broertjes uit Minneapolis. De film is tevens prachtig gefotografeerd door Coen-routinier Roger Deakins, die na 'The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford' (2007) opnieuw bewijst dat hij het Amerikaanse westen op virtuoze wijze weet te vatten. Voor 'No Country' liet Deakins zijn pot vaseline echter thuis. Houdt u van spanning, rare kapsels, dode Mexicanen en het buikje van Tommy Lee Jones, wacht dan niet langer om dit meesterwerk te gaan bekijken. Houdt u meer van geriatrische films à la 'Pauline en Paulette', of autistische kaskrakers zoals Ben X, dan bent u ziek en blijft u beter thuis.
'No Country For Old Men' – Joel & Ethan Coen, 2007, 122 min. Sinds 23 januari in de zalen.