Maarten Inghels schrijft waakzaam

Hoe een dichter zich niet in een hokje laat stoppen
27/03/2011
🖋: 

Toen Maarten Inghels twintig was en aan de Universiteit Antwerpen studeerde, ging voor hem de droom van menig student Taal- en Letterkunde in vervulling. Zijn dichtbundel werd gepubliceerd door een van de grootste poëzieredacteurs van de Lage Landen: Gerrit Komrij. Zijn carrière als dichter begon als een wervelwind. Bijna drie jaar later ligt zijn tweede dichtbundel ‘Waakzaam’ in de rekken – en schopte hij het tot dwars-columnist. Ons gesprek vormt alvast een prachtig geluidsfragment. Geroezemoes en heldere jazzmuziek op de achtergrond, en het donkere, gevoelige timbre van een dichter die spreekt over onze generatie en zijn nieuwe geëngageerde toon.

Hoe was het om een succesvol debuut op te volgen?

Maarten Inghels Moeilijk. Ik merkte al gauw dat ik iets totaal anders wilde doen. Ik was wel heel tevreden over het debuut, ook omdat de recensies heel goed waren, maar ik had geen zin om dat te herhalen en hetzelfde te schrijven. Dat vond ik voor mezelf niet interessant genoeg. Toen ben ik eerst aan een roman begonnen en schreef ik tussendoor nog wel gedichten. Maar plots was er een moment waarop ik die roman radicaal opzij heb geschoven en heb gezegd: “Ik moet dít nu vertellen, in gedichten.” Toen had ik eigenlijk alleen nog maar de titel, het titelgedicht en het idee waarover de bundel moest gaan. Ik heb me er toen op gesmeten, gezien wat er uit kwam. Het resultaat ligt nu voor ons op tafel.

 

Vind je de persoonlijke, tedere stijl uit ‘Tumult’ nog wel te verzoenen met de rauwe nieuwe stijl van ‘Waakzaam’?

Inghels Ik geloof wel in het credo van Hugo Claus. Hij wilde vrij zijn. Hij was dat dan ook in zijn literatuur, elk boek was anders. Als je ‘Het jaar van de kreeft’ naast ‘Het verdriet van België’ legt, zie je dat die twee mijlenver van elkaar staan. Ik herken die hang naar vrijheid. Dat je jezelf niet in een hokje wil stoppen en je niet wil laten terugdringen in een bepaald soort poëzie. Voor mij valt het dus perfect te verzoenen. Dat vraagt wel een overstap van lezers die mijn debuut kochten. Die gaan misschien schrikken en misschien ook afhaken. Maar daar kan ik mij weinig van aantrekken. Als ik daar bang voor zou zijn, dan zou ik slaaf zijn van mijn eigen ritme en mijn eigen woorden.

 

Ik kan me toch voorstellen dat je als het succes je zo ineens overvalt na je eerste bundel, hunkert naar meer.

Inghels Ja, maar dat is gevaarlijk, denk ik dan.

 

Waakzaam zijn, is de boodschap.

Inghels Exact. Het succes was op den duur een beetje hallucinant voor mij. Veel optredens en interviews, mijn studie liep achter, het was een stormloop van veranderingen. Het was fantastisch dat er binnen een half jaar ineens een bundel was onder redactie van Gerrit Komrij. Wat voor iemand die literatuur studeert al een unieke kans is. Ik ben daar helemaal niet rouwig om, maar als het na twee jaar is gaan liggen, vind je pas de nuchterheid.

 

Van binnenwereld naar buitenwereld

In je vorige bundel ‘Tumult’ sprak je vooral vanuit je eigen leefwereld en je persoonlijke verlangens. Die stijl behoud je nog wel in het hoofdstuk ‘Het abattoir van het afscheid’, het gedeelte over de teloorgang van een relatie, maar verder staan de tedere binnenwereldgedichten in contrast met de meeste gedichten in ‘Waakzaam’. Je schrijft meer over de wereld om je heen. Hoe is deze ommekeer tot stand gekomen?

Inghels ‘Tumult’ kwam tot stand omdat ik heel onverwacht heb gedebuteerd. Ineens was daar de vraag van Gerrit Komrij en moest ik op korte tijd een bundel samenstellen. Wat op zich niet erg was, maar dan grijp je wel terug naar werk dat je al hebt liggen. Logischerwijs zitten er dan gedichten tussen die ik had geschreven op mijn zestiende en achttiende, en als ik terugblik, blijkt inderdaad dat het hele persoonlijke en introverte poëzie is. Toen ik dat uitbracht, was ik daar tevreden over, maar ik vind dat er in het huidige poëzielandschap al veel van dat soort introverte poëzie wordt geschreven. Er wordt veel naar de eigen navel gekeken en er worden brave dingen geschreven. Terwijl ik op een bepaald moment vond dat er wel heel veel boeiende dingen aan het gebeuren waren, en tegelijk ook heel gevaarlijke dingen. Voor mij was er een kantelmoment toen ik een deceniumoverzicht zag van 2000 tot en met 2010. Dat is hallucinant. Facebook, YouTube, 9/11, Wikileaks: er zijn heel veel dingen op te noemen die fundamentele veranderingen teweeg hebben gebracht. Ik vond daarom dat ik het niet kon maken om over mezelf te gaan schrijven. Persoonlijke liefdesgedichten moeten ook bestaan, maar ik kon het toen niet opbrengen. In de gedichten zit ook wel een soort van kwaadheid tegenover de wereld. Een kwaadheid die niet noodzakelijk van mij is. Bijvoorbeeld in het eerste gedeelte, daar staan veel ruwe, kwade en smerige woorden in. Die komen niet van mij, maar die heb ik van het internet geplukt. Facebook en internetfora staan vol met spam en negatieve reacties. Mensen hebben een directe kans om hun mening te geven. Dus ik heb in veel gedichten gewoon de stem van die massa eruit gehaald. Het zijn niet altijd mijn persoonlijke uitspraken. Voornamelijk het eerste gedeelte bestaat vooral uit heel veel anonieme stemmen die ik bij elkaar heb geraapt.

 

In het openingsgedicht ‘Graag zou ik de kaken openbreken (tot de kaakkramp optreedt)’ en in het hoofdstuk ‘Revolte’ geef je een rauwe, niets ontziende visie op onze generatie en de maatschappij. Draag je daar een grote zorg voor?

Inghels Ja, ik dacht eerst dat onze generatie heel lui en cynisch was. Voor een deel ben ik nog niet helemaal overtuigd dat dat niet zo is. Ik was bekommerd om hoe deze jonge generatie reageert op de gebeurtenissen en de erfenissen die de generatie zal meekrijgen. Ik had het gevoel dat er een soort apathie heerst. De insteek “we blijven maar studeren want we vinden toch geen werk”, vind ik zorgwekkend. Ik maak me zorgen om studenten die een conservatievere houding aannemen en denken dat het met een huis, een hond en een kind wel goed komt. Plus de gedachte dat het niet onze fout is maar die van de generatie voor ons en dat de aarde toch al kapot is en wij er niets meer aan kunnen doen.

 

Je gaf al vaker aan, in gedichten en interviews, dat je vooral de onverschilligheid wilt vermijden.

Inghels Ik kan absoluut niet leven met onverschilligheid. Ik heb mijn beeld uiteindelijk ook wel bijgesteld. Er heerst helemaal niet zo’n grote onverschilligheid als ik dacht. Ik ben bijvoorbeeld naar de betogingen in Brussel geweest om te schrijven. Ze stonden daar wel mooi. Op een gegeven moment dacht ik: zo’n scherp oordeel over mijn generatie is ook niet vriendelijk en ik ben per slot van rekening zelf ook soms lui en cynisch. Toch vind ik het belangrijk om de koe bij de horens te vatten.

 

Alsof je zelf een nabestaande bent

In de bundel staan ook verschillende gedichten vanuit projecten van buitenaf. Een heel hoofdstuk bestaat uit gedichten die je hebt gemaakt tijdens het coördineren van De Eenzame Uitvaart. Hoe was het om begrafenissen bij te wonen van mensen die in eenzaamheid zijn gestorven? Dat moet toch heel intens zijn, vooral voor een gevoelige dichter?

Inghels Je probeert die emotie wel voor een stuk opzij te zetten. Je leeft heel intensief gedurende vier à vijf dagen met die dode samen. Je fietst langs de buren, belt met het rusthuis en komt zo heel veel te weten of juist weer niet. Als je zo’n gedicht schrijft vertoef je even bij die dode alsof je zelf een nabestaande bent. Je gaat ook een beetje gissen, omdat je soms weinig te weten komt. Langs de andere kant heb je van die gemediatiseerde verhalen zoals bijvoorbeeld van een demente vrouw die twee weken naast het dode lichaam van haar man heeft geleefd zonder dat ze door had dat hij dood was. Dat grijpt je aan. Het is soms hard, maar net daarom doe je het ook.

 

Om de hardheid tegen te gaan.

Inghels Ja, in eerste plaats vooral omdat ik het belangrijk vind dat mensen met respect worden begraven en met respect in de maatschappij naar elkaar toe leven. Om die solidariteit terug op te rakelen die steeds meer naar de achtergrond dreigt te verdwijnen. De Eenzame Uitvaart is geen project dat de wereld dusdanig verbetert dat we hand in hand door de stad gaan lopen, maar het wil wel een signaal geven. Een dichter is dan ook geen sociaal werker. Het gaat me wel om een bepaalde bewustwording. Dat slaat ook op ‘Waakzaam’, dat de dichter eens bewust moet worden van wat er om hem heen gebeurt.