Komt een Belg een coffeeshop binnen ...

Over de wietpas, Pacman en bakker Bakker
23/05/2012
🖋: 

Op 1 mei voerden de Nederlandse provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland de wietpas in. Die zorgt er voor dat coffeeshops gesloten clubs worden waar elke potentiële klant eerst lid van moet worden, met een maximum van 2.000 leden. Dat om het drugstoerisme tegen te gaan dat vanuit de buurlanden de boel komt verzieken.

In theorie natuurlijk, want na een kijkje op de kaart besluiten we dat pakweg Dordrecht nu ook weer niet zoveel verder ligt dan Breda. Dus op een ietwat zonnige middag in mei verzamelen we een handvol reporters en trekken we de grens over, in navolging van de 4,6 miljoen drugstoeristen die het voorbije jaar in Nederland op zoek gingen naar het groene spul.

 

Dordrecht is sinds kort voor Antwerpenaren de dichtstbijzijnde stad waar cannabis nog legaal te verkrijgen is, al zal dat niet lang meer duren. Burgemeester Arno Brok maakt de wietpas ook in zijn stad verplicht vanaf 1 juli. Hij zit namelijk niet te wachten “op al die overlast”. We zijn dan ook zeer op onze hoede wanneer we aankomen in Dordrecht. Over de rood betegelde straatjes, geflankeerd door tweedehandsboekenwinkeltjes en plantenzaken, lopen her en daar enkele gezinnetjes en wat oudere, keurige dames. Aan het stadhuis viert een stel kinderen hun overwinning in een voetbaltoernooi. Er zijn balonnen. Dit zijn dus die drugstoeristen, denken we, en we proppen onze handen diep in onze zakken. We proberen vooral geen oogcontact te maken.

 

Mens-erger-je-niet

Via allerlei fora komen we te weten dat er vijf coffeeshops zijn in Dordrecht. We laten ons leiden door de aanbeveling van Yang, gebruiker en lid van jointjesrollen.nl: “Marakech, alias ‘De kech’, vind ik nou persoonlijk de beste (…) een dikke negen”. Fijn, denken we, een gezellige topzaak met een Arabisch decor; de perfecte plek om vast te stellen dat al die klachten over overlast op nonsens gebaseerd zijn. Dat draait toch net iets anders uit. De coffeeshop lijkt nog het meest op een goktent. De ruimte is leeg en kaal. Aan de muren hangen twee plasmaschermen waarop Justin Bieber valt te bewonderen. Aan een lelijk plastieken tafeltje in de hoek zitten twee grote, oudere mannen zenuwachtig hun gsm in de gaten te houden. Illegale dealers, vermoeden we, die zitten te wachten tot iemand hen contacteert voor een snelle fix.

 

Wanneer we om een colaatje vragen, krijgen we er ineens ook het menu bij. We kunnen kiezen uit wiet en hasj, en een hele hoop subcategorieën, zoals daar zijn: Bubbel, Afgaan en Silver Haze. We kiezen voor drie gram amnesia. Er wordt niet gevraagd naar onze identiteitskaart. We worden enkel met een bitse knik de weg naar een rookkamer op de eerste verdieping gewezen. Een zo mogelijk nog kalere ruimte; in een hoekje zitten een paar jongeren op wat fragiele stoelen over een spelletje mens-erger-je-niet gebogen. Ze vatten de naam van het spel duidelijk niet letterlijk op. Nergens hier zie je de voldane glimlach van de wietroker zoals we die kennen uit de media. Dit zijn miserabele schepsels die zich even hebben teruggetrokken uit al dat vrolijk gemeenschapsgedoe op straat. Waar we wel blij mee zijn, is de muntslikkende vermaakmachine in de hoek. Pacman.

 

Belgische jongeren zijn over het algemeen bekend genoeg met marihuana. 44 procent van de Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen zegt het ooit gebruikt te hebben. Het maakt deel uit van de jongerencultuur in onze steden, en aangezien wij niet de luxe kennen onze jointjes te roken in één of andere gedoogde shop doen we het thuis, in de zetel, met een filmpje of wat muziek erbij. Het contrast met de lelijke shops van Dordrecht is navenant. We kennen allemaal de hippe gezellige coffeeshops in de grootsteden van Nederland, maar als Dordrecht een voorbeeld moet zijn van hoe de kleinere steden omgaan met de wietkwestie, dan willen we eventueel het geklaag nog wel snappen.

 

Kogelvrij glas

De amnesia werkt: ik heb geen idee meer hoe lang we gespeeld hebben, maar mijn notities vermelden een uitgebreid Pacman-toernooi waar ik me niets van kan herinneren. Ik heb niet gewonnen. We besluiten op zoek te gaan naar een winkel waar we ons iets comfortabeler voelen. Volgens het internet liggen er maar liefst vier winkels op wandelafstand. De Indica blijkt gesloten. In De Muis worden we – amper – verwelkomd van achter kogelvrij glas door een man die noch de Nederlandse taal noch het scheermes machtig is. De derde coffeeshop, Ali Baba, lijkt iets beter. Aan de toog zitten bijvoorbeeld mensen die er niet uitzien alsof ze meespelen in een film van de broertjes Dardenne. Wanneer we nogmaals wat frisdrank bestellen en ons vergapen aan het eindeloos aantal afbeeldingen van Al Pacino worden we aangesproken door de uitbater. “Ja,” zegt hij, “vroeger hadden we geen probleem met jullie, maar toen besloten ze Brabant dicht te gooien en nu moeten wij een manier vinden om om te gaan met jullie lelijke Belgenkoppen.” Hij is nog niet uitgesproken of er komen nog drie lelijke koppen binnen. Ze bestellen een gigantische voorraad purple haze en zetten zich in een hoekje. Hun identiteitskaarten worden wél gescand. “Zie je nou?” vraagt de uitbater. “De overheid verbiedt maar en verbiedt maar, maar het verhelpt niets.” Een klant valt hem bij: “Ze verplaatsen het maar. Het probleem”, verklaart hij. “Ze verplaatsen het probleem.”

 

Dat de ene regulatie de andere opvolgt, wordt duidelijk als we de lijst met regels bekijken waar elke bezoeker zich aan dient te houden. Het is verboden om dubbel te parkeren in de straat, te toeteren, hard te praten in de buurt van de coffeeshop, te stoppen voor de deur om passagiers af te zetten, of muziek te draaien in de auto bij bezoek. Het is niet gemakkelijk een coffeeshop uit te baten volgens de regels van de wet. Al mogen er wel gewoon sigaretten gerookt worden in de Ali Baba. “Dat zijn ze nog nooit komen controleren. Wat willen ze nou? Dat we allemaal puur beginnen roken? Dan kan ik jullie zo opvegen.” Hij lacht. We worden hier niet helemaal ernstig genomen.

 

Op weg naar de eindigheid

De voormalige Nederlandse gouverneur van Limburg meldde in 2009 dat “het gedoogbeleid van de Nederlandse politiek op weg is naar de eindigheid.” Hij zag de hele situatie in elkaar stuiken tegen 2015 en hij zou wel eens gelijk kunnen krijgen. Vanaf 1 januari 2013 wordt de wietpas in heel Nederland verplicht. Men kan ook zeggen dat de coffeeshops en hun gedoogbeleid nooit een eerlijke kans hebben gekregen. De wetgeving is op zijn minst gezegd merkwaardig. In Nederland wordt het bezit van maximaal 30 gram cannabis niet bestraft. Bezit van meer is illegaal, tenzij men een coffeeshop uitbaat. De eigenaar mag echter geen cannabis inkopen. Hij wordt verplicht de illegaliteit op te zoeken, behalve wanneer hij bereid is zelf te kweken.

 

Op de terugweg naar Antwerpen valt het op dat we allemaal een stuk stiller zijn dan ervoor. Heen hadden we het over politiek, over het weer, over de subtiele culturele verschillen tussen ons en onze noorderburen. Nu hebben we het over het hoge aantal Nederlanders dat Bakker heet met toenaam, en waarom zij niet allemaal bakkers zijn. We discussiëren over de gevolgen van een hele resem 'bakker Bakkers' tot er een grote vogel voorbij vliegt. We staren. Over één ding zijn we het allemaal roerend eens: die coffeeshops zijn niet meteen iets voor ons. Ongezellige koten, stuk voor stuk. Maar wiens schuld dat is, valt te betwisten. De coffeeshop is vooral dankzij de Nederlandse wetgeving geen baken van legaliteit en gezelligheid, maar een plek waar de illegaliteit welig kan tieren. Zo verpest je het voor jezelf, denk ik, als ik terugdenk aan de honderden norse blikken die ik vandaag heb moeten trotseren.