I think this is the beginning of a beautiful friendship

Kasper; student, drinkebroer, held
21/05/2006
🖋: 

"Vertrouw me." fluisterde hij. Ze knikte wezenloos en gaf de USB-stick aan hem. Voor hij zelfs maar zijn hand had kunnen sluiten boog ze zich naar hem toe en kuste zijn lippen.

"Dat doe ik." zei ze hees.

Met een kleine vingerbeweging zette hij de veiligheid van zijn Glock af. De doodsangst die hij even ervoor nog had gevoeld, was volledig verdwenen. ‘Maar goed ook.' dacht hij grimmig. Het enige sprankje hoop dat zij nog had, was zijn leven. Niet dat hij er enige romantische ideeën over had; het was een simpel besef en hij had zijn keuze gemaakt.

“Zodra je een schot hoort, moet je naar de deur rennen. Ik gooi je de stick toe en dan ben je weg. Niet omkijken, geen laatste blik, je rent en je blijft rennen tot je politie ziet.”

Sam knikte gedwee. “En jij?”

“Ik doe de deuren open en ik volg je.”

Ze boog zich naar voren, als om hem te kussen, maar hij schudde zijn hoofd.

“Daar is later nog tijd genoeg voor.” Ze mocht het niet weten.

“Kasper, we zijn tot een besluit gekomen.”

Bijna liet hij zijn pistool vallen; in al die jaren hadden ze hem nog nooit bij naam genoemd.

“Omdat je zo... onbaatzuchtig bent, gaan wij je helpen, ons opofferen.”

“En omdat als jij sterft wij er toch ook aan zijn. We verliezen sowieso.”

“Zwijg, Alf. Richt je op de vrouw in het midden en de mannen vlak naast haar. Wij zorgen voor de rest.”

“Dankje.” prevelde hij.

“Wat?”

Kasper schudde zijn hoofd. “Bij het eerste schot.”

Langzaam stak hij zijn hoofd boven het bureau. Ze stonden nog steeds in een halve cirkel – de vrouw in de bloemetjesjurk met haar grote revolver naar boven gericht, de elleboog op de heup en tien mannen in een zwarte gevechtsuitrusting met naar beneden gerichte machinepistolen.

“Ik geef me over.” zei hij bedeesd en toonde de USB-stick met zijn linkerhand.

“Goeie beslissing, jongen. Je zal zien...”

Kasper had zich op één knie gezet, zodat enkel zijn hoofd en zijn pistool boven het bureau uitkwamen. Zijn eerste schot was amper gericht, maar het trof de vrouw in de bovenarm en met een gil van pijn liet ze haar revolver vallen. Vanuit zijn ooghoek zag hij Sam naar links rennen en hij gooide de stick in haar richting, terwijl hij de trekker overhaalde. Het volgende moment streelde een warme, witte mist zijn gezicht, zo dik dat hij niets anders kon zien. Een kalme leegte maakte zich van hem meester en even liet hij zijn pistool zakken. De mist splitste zich in twee en Kasper kon in elke wolk een vage vorm onderscheiden, mensachtige lichamen met lang, golvend haar, alles volledig kleurloos.

“Het ga je goed, Kasper.”

“Give ‘em Hell. En vergeet de deuren niet.”

Vervolgens schoten ze naar voren en Kasper zag hoe de vrouw haar revolver in haar linkerhand had genomen; ze staarde echter verschrikt naar de mist die nu acht van haar mannen omvatte. Even plots als ze gekomen was, losten de twee wolken op en levenloos stortten de vier mannen aan elk uiteinde van de halve cirkel neer. Kasper stond op en sloeg met zijn vlakke hand op de knoppen op tafel en hoorde de luide klik van al de deuren die op hetzelfde moment opengingen.

“Schiet!” schreeuwde de vrouw en bracht haar eigen wapen in de aanslag.

Hij vuurde tweemaal in haar richting en zag een van de twee mannen die ze nog overhad naast haar ineen zakken met een bebloede oogkas. Sam schreeuwde. Met een ruk keek Kasper naar links en zag haar vlak voor de deur op de grond liggen, één been volledig met bloed doordrenkt. Te laat besefte hij dat het zelden een goed idee is om recht te staan en weg te kijken als mensen je aan het beschieten zijn. Met een misselijkmakende klap voelde hij de kogel zijn linkerschouder binnendringen en hoorde hij een triomfantelijk “Ha!”. Hij merkte dat hij door de impact op zijn linkerbeen begon rond te draaien, maar in plaats van te vallen, slaagde hij erin zijn rechterbeen onder zich te vouwen en na een ietwat onelegante pirouette eindigde hij op één knie, zijn pistool en zijn blik op de laatste twee aanvallers gericht. Ze probeerden nog terug te vuren, maar Kasper zat opnieuw min of meer veilig achter het bureau, met twee gemakkelijke doelwitten voor zich. Hij schoot zonder aarzeling, terugtellend van elf. Negen was de eerste die raak was en trof de man op zijn kogelvrije vest, waardoor hij een wankele stap terugzette. Acht reet zijn keel open en zeven en zes sloegen respectievelijk zijn rechteroor en zijn voorhoofd weg. De vrouw riep iets, ‘Hé!' of ‘Nee!', maar het kon Kasper niet meer schelen. Vijf en vier raakten haar in haar buik, drie en twee rond haar borsten. Even bleef ze staan, haar bloemenjurkje nu bloedrood. Kasper kneep één oog dicht en schoot, gericht deze keer. Haar hoofd schoot naar achter op het moment dat één zich in haar neusbeen boorde. Hij haalde de trekker nog een keer over en liet het pistool vallen toen hij de klik van een leeg magazijn hoorde. De geur van bloed en kruit drong tot hem door, in niets lijkend op wat hij er over gelezen had; alles was anders dan hij verwacht had, minder heroïsch, minder glorieus. En vermoeiender, veel vermoeiender. Langzaam kwam hij overeind. Sam lag met haar voorhoofd tegen de grond gedrukt te snikken, haar handen beschermend op haar achterhoofd. Kasper zakte naast haar op zijn knieën en pakte haar handen vast; hij had zich nog nooit zo moe gevoeld.

“Sam, het is oké.”

Het was niets meer dan een rauw gefluister, maar ze hief haar hoofd naar hem op met grote ogen en snoof luid. Plots sloeg ze haar armen rond zijn schouders, maar op hetzelfde moment schreeuwden ze het allebei uit van de pijn. Even keken ze elkaar aan en begonnen toen onbedaarlijk te lachen. Ergens ver weg klonken sirenes.

 

Met een zucht liet Kasper zijn gsm in zijn zak glijden. Zijn vader was bijna beginnen te huilen aan te telefoon toen hij uitlegde wat er gebeurd was, maar gelukkig had zijn moeder de hoorn overgepakt en had hij aan haar kunnen vertellen dat het niet nodig was dat ze afkwamen en dat hij binnen enkele dagen wel naar huis zou komen. Hij stond voor een café op een plein vlak bij de universiteit; het was zaterdagavond en er fonkelden oneindig veel sterren aan de hemel, zichtbaar ondanks de oranje gloed van de straatverlichting. Kasper staarde naar de fonkelende lichtjes en besefte dat zijn leven onherroepelijk veranderd was. Niet alleen had hij doodsangsten uitgestaan en zelf gedood, maar hij was ook een deel van zichzelf kwijt. Hoewel... Hij vroeg zich af in hoeverre Alf en Klaartje deel van hem hadden uitgemaakt, maar voelde niettemin een onaangename leegte in zijn gedachten. Gedachteloos trok hij zijn jas goed, die de hele tijd van zijn linkerschouder gleed, nu die arm in een mitella zat. Een donkergroene Porsche 911 stopte vlak voor hem, maar Kasper had het pas door toen de getinte ruit geruisloos naar beneden gleed. Met verbazing herkende hij de man die Sam eergisteren had aangereden.

“Goeieavond, Kasper. Mijn naam is Hendrik.”

Hij maakte geen aanstalten om uit te stappen en Kasper ging naar hem toe.

“Euhm, hallo.”

“Je hebt het enorm goed gedaan, zelfs Alf was onder de indruk. Je was goed voorbereid, natuurlijk, maar niets kan je er ooit echt voor klaarmaken.”

“Wa... Waar heeft u het over?”

“Niet alles in het leven is toeval en de realiteit behelst meer dan wat je in de krant lees. Maar ik moet door, ik kwam je enkel even feliciteren.”

“Dank u, denk ik.”

“Zowel Alf als Klaartje zeiden dat ze zeer trots waren dat ze met je hebben mogen samenwerken en ik moest je vele groeten doen. Je hoort nog van ons, Kasper, jij en Sam; je weet dat je één van ons bent, omdat we dezelfde idealen hebben en omdat de voordelen van de job je wel bevallen.”

Hoewel hij geen idee had waar de man het over had, merkte hij dat hij knikte en ergens speelde het gevoel dat het begrip enkel een kwestie van tijd was.

“Hou je goed, Kasper.” zei Hendrik en hij scheurde weg terwijl het raampje terug naar boven gleed. Zwijgend keek Kasper de auto na.

“Kaps?” Sam hinkte op krukken het café uit; haar rechterbeen zat volledig in het gips, maar ze had een rolstoel geweigerd. “Wat zeiden je ouders?” Hij haalde zijn schouders op. “Zoals verwacht, ze overleven het wel.”

Sam kwam naast hem staan en hij sloeg zijn goede arm rond haar schouders. Enkele ogenblikken stonden ze zo naar de sterren te kijken.

“Kasper?”

“Hmmm?”

“In de aula, op een bepaald moment hoorde ik... ik weet het niet, twee stemmen die als de jouwe klonken, maar ook weer niet. Wat is er daar gebeurd?”

Hij zweeg even, zijn blik op de sterren. “There are more things in heaven and earth, Samantha, than are dreamt of in your philosophy.”

Ze glimachte. “Dank je, Shakespeare.”

Hij trok haar dicht tegen zich aan. “Zodra ik het zelf snap, vertel ik het je, Sam. Beloofd.” Zacht drukte hij een kus op haar lippen.

Ze draaiden zich om en Kasper hield de deur voor haar open, terwijl ze naar binnen hinkte. Hij grijnsde toen hij het nummer herkende dat uit de luidsprekers kwam en zong zacht mee.

/ trying to make some sense of it all / but I can see that it makes no sense at all / clowns to the left of me / jokers to the right / here I am, stuck in the middle with you /