Naar aanleiding van Equal Pay Day op 31 maart 2006 stuurden de media een ontstellend cijfer de wereld in: vrouwen in België verdienen gemiddeld 24% minder dan mannen (berekend op basis van het bruto jaarloon). Vrouwen zijn dan ook vaker tewerkgesteld in minder betaalde sectoren, nemen meer loopbaanonderbreking, zullen sneller opteren voor deeltijds werk en bekleden minder hoge posities dan hun mannelijke collega’s. De academische wereld is in hetzelfde bedje ziek: vrouwen vormen er een minderheid en naarmate je hoger klimt, zal je er steeds minder ontmoeten.
Nochtans is er geen enkel probleem met de instroom. Hoewel er van studierichting tot studierichting grote verschillen zijn – Taal- en Letterkunde is vooral populair bij vrouwelijke studenten, terwijl die in een richting als Fysica op één hand te tellen zijn – hebben vrouwen niet meer moeite om de weg naar de universiteit te vinden dan mannen. Bovendien presteren vrouwelijke studenten vaak beter dan mannelijke en ook de eerste stapjes naar een carrière aan de universiteit zijn niet onoverkomelijk: in het Assisterend Academisch Personeel (AAP) zijn vrouwen met 45% goed vertegenwoordigd. Onderaan de academische ladder zal zelfs de meest doorwinterde feministe dus niet veel pijnpunten vinden. Het genderschoentje begint echter te wringen bij de doorstroming van AAP naar ZAP (Zelfstandig Academisch Personeel). Uit een onderzoek van SEIN (het Sociaal-Economisch Instituut verbonden aan Universiteit Hasselt) uit 2003 blijkt dat slechts 15% van de ZAP-leden vrouw is. Met andere woorden: vrouwen die willen opklimmen aan de universiteit stoten tegen het zogenaamde ‘glazen plafond’.
Niet toevallig valt de overgang van AAP naar ZAP samen met het moment waarop vele mensen aan kinderen beginnen. En het wordt zo mogelijk nog fraaier. ZAPleden hebben de mogelijkheid om op te klimmen: docentschap is de eerste stap, nadien kunnen ze nog promoveren tot hoofddocent, hoogleraar en ten slotte tot gewoon hoogleraar. Per niveau wordt het aantal vrouwen schaarser; een vrouwelijke gewoon hoogleraar is een vreemde eend in de academische bijt. Pijnlijk als je bedenkt dat enkel gewoon hoogleraren kunnen doorstoten naar de hoogste regionen (rector, decaan...).
Om meer vrouwen zijn universiteit binnen te loodsen, stelde rector Marc Vervenne van de KULeuven begin oktober een heus vrouwvriendelijk masterplan voor. Terecht, want – zo blijkt uit het onderzoek van SEIN – van alle Vlaamse universiteiten is in Leuven het glazen plafond het dikst. Universiteit Antwerpen doet het weliswaar beter dan Leuven en Gent, maar moet de duimen leggen voor de Katholieke en de Vrije Universiteit van Brussel en Universiteit Hasselt. Wij telden het percentage vrouwelijke ZAP-leden per faculteit aan de UA en dit is wat uit de bus kwam.
Sommige vrouwen publiceerden zich echter, los door het glazen plafond heen, een weg naar de academische top – vaak mét gezin en huishouden. Onder het motto 'Behind every great faculty, there has to be a great woman’ zochten wij enkele van deze vrouwen op en vroegen hen hoe zij het rooien in het mannenbastion UA.
Annie Cuyt
Departement Wiskunde – Informatica
Gewoon hoogleraar en moeder van één dochter
Heeft u het moeilijker gehad dan uw mannelijke collega's?
Annie Cuyt Zeker! Over vrouwen worden er voortdurend grapjes gemaakt. Mannen denken dat zij daar het recht toe hebben: ze vinden zichzelf nooit kwetsend, denigrerend of seksistisch. In het begin was ik de enige vrouw verbonden aan ons departement, het is pas sinds er andere vrouwen bijgekomen zijn dat ik besef hoe zeer we als uitzonderingen behandeld worden. Iedere vrouw reageert daar overigens anders op: sommigen beginnen hun charmes uit te spelen, andere vinden dat dan weer volledig beneden hun waardigheid.
Is de mentaliteit in de loop der jaren veranderd?
Cuyt Nauwelijks, vooral aan een departement als het mijne gaat het tergend traag. Het feit dat de universiteit een mannenbastion is, heeft invloed op de manier van denken. Wanneer er vrouwen in raden en commissies zetelen, wordt over veel dingen anders gedacht en wordt er met andere dingen rekening gehouden. Wat me wel opvalt, is dat men een vrouw vaker dan vroeger aan een doctoraat laat beginnen, maar dan wel in de verwachting dan na een vijftal jaar van haar verlost te zijn. Men neemt vrouwen niet ernstig en de verbazing is dan ook groot wanneer een vrouw verkiest om toch te blijven hangen aan de universiteit. Een mannelijke student wordt onmiddellijk geëvalueerd: als hij niet geschikt is voor een wetenschappelijke carrière, zal hij daar sneller attent op worden gemaakt. Als vrouw moet je op je eentje proberen uit te maken of je de goede capaciteiten hebt, want mannen gaan er automatisch van uit dat ze je binnen een aantal jaren kwijt zijn.
Gelooft u dat vrouwen van nature uit minder ambitieus zijn?
Cuyt Nee, zeker niet, veel verschillen tussen de geslachten worden cultureel bepaald. Op zich is het niet erg dat mannen en vrouwen dingen op een andere manier bekijken, zolang een bedrijf of instelling open staat voor beide visies. In hogere echelons blijken mannen hun zaakjes echter het liefst onderling te regelen. Doorgaans zijn ze beter in networking dan vrouwen, zoals ook onze Antwerpse burgemeester beweerde. Als ze in groep mopjes staan te tappen – hoe schunniger, hoe beter – ben je als vrouw simpelweg buitengesloten.
De vrouwvriendelijkheid aan onze universiteit laat met andere woorden te wensen over?
Cuyt Jazeker, in landen als de Verenigde Staten of Canada voert men een veel vrouwvriendelijkere politiek. Ik word al lang au sérieux genomen op internationaal vlak. Hier in huis echter, zullen de mannen altijd eerst proberen elkaar te consulteren alvorens mij erbij te betrekken. Dat terwijl ik uiteindelijk gewoon hoogleraar ben, meedraai in het departement en zetel in verschillende commissies. De UA doet het niet slecht, we hebben twee vrouwelijke vice-rectoren. Maar ik vertel hen liever niet hoe er hier op het departement over hen gegrapt wordt. Het is alleszins zeker niet netjes. Over de mannelijke reacties toen Christine Van Broeckhoven de L'Oréal-Unesco award for women in science 2006 kreeg, zal ik ook maar zwijgen. Ik ben iemand die graag lacht, maar dit vind ik beneden alles, ontoelaatbaar en seksistisch.
Welke maatregelen zouden er dan kunnen worden genomen om de universiteit vrouwvriendelijker te maken?
Cuyt Op zich ben ik geen voorstander van positieve discriminatie. Ik vind niet dat je op een gegeven moment posities moet bemannen of bevrouwen met mensen die misschien minder goed zijn, enkel omdat hun groep ondervertegenwoordigd is. Maar om meer vrouwen in commissies binnen te loodsen, moeten er misschien toch eerst quota komen, zodat men leert om te luisteren naar de verschillende opinies en invalshoeken waar vrouwen voor staan. Dat heeft weinig te maken met een bepaald wetenschappelijk of intellectueel niveau. Maar het begint thuis bij de opvoeding: laat af en toe jongens de vaat doen en meisjes klusjes opknappen, dat zullen ze heus wel overleven. Wat me enorm stoort, is dat het de Cel Gelijke Kansen is die naar een oplossing moet zoeken voor het gebrek aan vrouwen in de hogere regionen van de universiteit. De Cel Gelijke Kansen is er om ervoor te zorgen dat allerlei minderheden in de maatschappij en specifieker aan de universiteit, voldoende vertegenwoordigd worden. Maar vrouwen zijn geen minderheid, integendeel! Het glazen plafond, dat is een heel ander probleem.
Vivian Liska
Departement Taal- en Letterkunde
Hoogleraar en moeder van vier
Was het moeilijk om uw carrière te combineren met uw gezinssituatie?
Vivian Liska Ik heb een ietwat uitzonderlijke weg afgelegd. Toen mijn eerste twee kinderen geboren werden, studeerde ik nog. Gelukkig had ik de mogelijkheid om mijn studies te rekken, zodat een combinatie mogelijk was. Dat neemt niet weg dat ik hard heb moeten zwoegen om hoge resultaten te halen en tegelijk voldoende tijd met mijn kinderen door te brengen, maar ik denk niet dat ze mij hebben moeten missen. Uiteindelijk was ik de dertig al voorbij toen ik mijn licentiaatsdiploma haalde en ik ben aan mijn doctoraatsonderzoek begonnen toen mijn twee jongste kinderen naar de kleutertuin konden.
Er is geen enkele vrouwelijke gewoon hoogleraar in Taal- en Letterkunde, u bent de enige vrouwelijke hoogleraar en in andere departementen is het al niet veel beter. De UA lijkt dus wel te kampen met een dik glazen plafond?
Liska Er zijn inderdaad opvallend weinig vrouwen in hogere regionen. Maar de schuld daarvoor kan je niet zomaar afschuiven op bepaalde proffen of op de universiteit, het probleem schuilt in alle lagen van de maatschappij, gaande van het gezin tot de overheid. Een oplossing vergt werkelijk een hele mentaliteitswijziging.
Gelooft u dat vrouwen van nature uit minder ambitieus zijn?
Liska Nee, ik ben er zeker van dat het om cultureel bepaalde verschillen gaat. Vrouwelijke studenten moeten vaak opboksen tegen vooroordelen. Zelf moest ik als studente harder werken dan een jongen om aan te tonen dat ik mijn studie ernstig opvatte. Ik vermoed dat vooral in een richting als Taal- en Letterkunde meisjes niet voldoende au sérieux worden genomen. Heel onbewust wordt van hen vaker verwacht dat ze wel in het onderwijs zullen stappen en geen academische carrière ambiëren. Dit is natuurlijk een sterke veralgemening, maar ik denk dat vele mensen zich van hun vooroordelen moeten bewust worden. Ik heb mezelf trouwens ook al op zulke vooroordelen betrapt. Toen ik les gaf over feministische theorie, moest ik ervoor opletten dat ik er niet vanuitging dat de jongens meer geïnteresseerd waren in de zuivere theorie en de meisjes eerder in het toepassen van die theorie op zichzelf.
Hoe zou men de ongelijke vertegenwoordiging aan de universiteit concreet moeten aanpakken?
Liska Ik merk al een positieve mentaliteitswijziging. Om een voorbeeld te noemen: bij de aanstelling van een nieuwe assistent zetelde ik in de jury. Uiteindelijk bleven er nog twee kandidaten over, een jongen en een meisje. Beide waren even goed, vonden wij, en uiteindelijk besloten we om het meisje een kans te geven, om op die manier meer vrouwen gelanceerd te krijgen aan de universiteit. Ook de prijs voor de beste doctoranda, waarbij naast haar academische prestaties ook haar gezinssituatie mee in overweging wordt genomen, vind ik een zeer positief initiatief. Van quota ben ik geen voorstander. Integendeel, ik denk dat die een averechts effect kunnen teweegbrengen. Een mentaliteitswijziging verkrijg je eerder door andere – positievere – maatregelen, zoals diegene die ik daarnet noemde.
Ziet de toekomst er voor vrouwen aan de UA rooskleurig uit?
Liska Ik ben alvast tot de zeer aangename vaststelling gekomen dat steeds meer vrouwen aan een doctoraat beginnen en het ook afmaken. Zelf heb ik zes doctorandi onder mijn hoede, waarvan vijf vrouwen. Ik voel me goed als ‘doctormoeder' en ben heel trots op mijn meisjes. Wat doctoren betreft, ziet het er goed uit, maar hoe de situatie zal zijn voor vrouwen nadat ze gedoctoreerd zijn, dat zal de toekomst moeten uitwijzen.
Bea Cantillon
Departement Sociologie
Gewoon hoogleraar en tevens vice-rector, moeder van twee
Vormen kinderen een belemmering om een academische carrière uit te bouwen?
Bea Cantillon Een academische loopbaan is flexibel: intellectuele arbeid hoeft immers niet noodzakelijk tussen negen en vijf plaats te vinden, je kunt ook 's avonds of in het weekend verder werken. Maar als vice-rector en als verantwoordelijke van een onderzoeksgroep van 25 mensen heb ik zeker geen tijd te veel. Gelukkig kom je al heel ver met organisatie, een goede kinderopvang , een moeder op wie je altijd kunt rekenen en het tijdelijk afstand doen van persoonlijke hobby's.
Hebt u een mentaliteitswijziging kunnen vaststellen de voorbije jaren?
Cantillon De mentaliteit is ongetwijfeld veranderd. Hoewel mijn mentor heel belangrijk is geweest voor mijn loopbaan, behoorde hij echt nog tot een oudere generatie. Hij heeft zeer lang aan me getwijfeld, niet alleen aan mijn capaciteiten om een academische carrière uit te bouwen, maar ook aan de zin van een carrière voor een vrouw met kinderen. Ik heb lange tijd moeten bewijzen dat ik het meende. Hoewel ik niet wil veralgemenen is dat vandaag ongetwijfeld anders. Ik zie trouwens jonge vaders vaderschapsverlof opnemen en ze zijn meer betrokken bij hun kinderen dan bij oudere mannen het geval was. De ‘nieuwe man' is in aantocht, dat zie ik bij mijn jonge assistenten.
Gelooft u dat vrouwen van nature uit minder ambitieus zijn?
Cantillon Het feit dat je als vrouw kinderen baart, schept een bijzondere band die mannen niet hebben met hun kroost. Dat neemt niet weg dat ze een goede vader kunnen zijn, maar een vader is toch nog iets anders dan een moeder. Vrouwen voelen een grotere verantwoordelijkheid. Het culturele aspect is natuurlijk ook van enorm belang. Om terug te komen op het voorbeeld van mijn mentor zaliger: hij had een volledig andere kijk op de positie van vrouwen in de samenleving, hoewel hij dat zeker niet kwaad bedoelde.
Hebt u te kampen gehad met positieve en/of negatieve discriminatie?
Cantillon Tegen mannen moet je vaak vechten. Soms wordt je mening als vrouw gewoon genegeerd of weggelachen. Als vrouw moet je leren om te gaan met het haantjesgedrag van sommige mannen: het stemgeluid verheffen en het woord niet zomaar afgeven aan mannen die je onderbreken .Maar wanneer een vrouw haar troeven goed uitspeelt, kan ze ook genieten van voordelen.
Zou een invoering van quota een geschikte oplossing zijn om de ondervertegenwoordiging van vrouwen tegen te gaan?
Cantillon Het probleem is tweeledig: aan de ene kant stoten heel weinig vrouwen door naar de hoogste regionen – vrouwelijke gewoon hoogleraren zijn witte raven – aan de kant zijn ze volledig ondervertegenwoordigd in de verschillende bestuursorganen; op dit ogenblik is er bijvoorbeeld niet één vrouwelijke decaan. Of quota dan een oplossing kunnen bieden is nog maar de vraag. Er zijn immers niet genoeg vrouwen in de hoogste regionen om de plaatsen die voor hen dan zouden opzijgezet worden, op te vullen. Alle vergaderlast zou op de schouders van een heel klein aantal vrouwen terechtkomen. Maar we zouden aan onze universiteit veel meer aandacht moeten hebben voor de vertegenwoordiging van vrouwen in sommige raden en commissies, bv de bevorderingscommissies waar vrouwen totnogtoe ofwel volledig afwezig waren ofwel zwaar ondervertegenwoordigd.
Wat zou de universiteit dan wel kunnen doen om wat vrouwvriendelijker te worden?
Cantillon Universiteit Antwerpen doet het niet zo slecht in vergelijking met andere universiteiten. Met twee vrouwelijke vice-rectoren zijn we op de goede weg. In ben zeer optimistisch over het doorbreken van het glazen plafond. Maar er kan natuurlijk nog aan een aantal dingen gesleuteld worden. Vergaderingen die uitlopen tot in de avond zijn natuurlijk niet meteen bevorderlijk voor een vlotte combinatie van arbeid en gezin. Dit zal echter enkel opgelost geraken door ervoor te zorgen dat er genoeg vrouwen op hoge posities komen.
Zij kunnen het zich veroorloven om te zeggen dat ze naar huis willen gaan, omdat ze nog een verhaal willen vertellen aan hun kinderen voor het slapengaan. Verder blijven er regels en reglementen die vrouwonvriendelijk zijn. Ik denk dan bv aan de voorwaarde om 80% aangesteld te zijn aan de universiteit om beroep te kunnen doen op onderzoekskredieten of de ronduit discriminerende regel die het FWO hanteert om doctoraatsbeurzen toe te kennen: door leeftijdsgrens van 35 jaar is het voor vrouwen die eerst geïnversteerd hebben in kinderen niet langer mogelijk om hun loopbaan later in hun leven te beginnen. In elk geval moeten we vrouwen aanmoedigen om zich kandidaat te stellen voor bestuursmandaten. Mijn faculteit levert straks een vrouwelijke decaan. Dat is een belangrijke vooruitgang !