Oktober heeft zich aangeboden. Een belletje gaat rinkelen bij elke doopgezinde student. Jaarlijks laten tal van studenten zich tijdens deze periode onderdompelen in de mysterieuze gewoonten van een voor hen nog onbekende studentenvereniging en kiezen reeds gedoopte leden van die vereniging ervoor deze kersverse lading schachten en porren te drillen tot anciënniteit. Voor elk van beide partijen is het een spannende gebeurtenis van begin tot eind. Het begint al met de keuze van je studentenclub.
Onze geliefde Universiteit Antwerpen heeft ervoor gekozen haar rijk te verdelen over een eclectische Stadscampus en een wetenschappelijk gerichte buitencampus. Nu rijst de vraag: in welke mate verschilt het ritueel gedoopt worden op deze campussen? Ben je beter af op de oevers van de Schelde, in de bunkers van Wilrijk, of is het in se één pot nat? Om dit alles op te klaren, is dwars met haar vragen op zoek gegaan naar enkele schachtentemmers en zedenmeesters van clubs op beide campussen.
De meeste verenigingen hebben een schachtentemmer en een zedenmeester. Deze functies zijn ingericht om de nieuwelingen te drillen en in het gareel te houden tijdens de doop en ontgroening. Wanneer er zaken uit de hand dreigen te lopen, is de zedenmeester er om de schachten te ondersteunen waar nodig en eventueel even af te zonderen zodat ze kunnen bekomen.
alles volgens de regels
Sinds enkele jaren is er in Antwerpen een doopcharter, dit is een reglement dat is opgesteld door verschillende instellingen op vraag van het Antwerpse Studentenoverleg (ASO) en moet ieder jaar ondertekend worden door de stad en de dopende studentenclubs. Deze overeenkomst heeft als doel de activiteiten in goede banen te leiden zodat noch de studenten, noch de stad op haar publieke domein hier teveel hinder van ondervinden. De praeses en schachtentemmer tekenen dit contract en er worden ook effectief controles uitgevoerd om te checken of deze regels weldegelijk nageleefd worden. De bedoeling is dus dat de integriteit van het hele gebeuren bewaard wordt en dat de activiteiten niet al te vaak de spuigaten uitlopen. Zo stelt het doopcharter onder andere dat er maar op een aantal op voorhand afgesproken locaties doopactiviteiten mogen plaatsvinden en dat er geen geen gebruik mag worden gemaakt van slachtafval. De clubs die deze regels niet naleven kunnen dan ook gesanctioneerd worden, hierbij kunnen boetes worden opgelegd en de financiële ondersteuning van de stad kan voor het hele academiejaar ontnomen worden. Het doopcharter is voor iedereen die zich wil informeren terug te vinden op het wereldwijde web.
Sommige verenigingen op de Stadscampus trekken tijdens hun doopweek voor bepaalde activiteiten naar de uithoeken van de buitencampussen. De reden hiervoor is dat er meer ruimte en afzondering is, wat hen de mogelijkheid biedt om de schachten zwaardere fysieke proeven te laten uitvoeren. Het is gewoon een changement de décor die voor de nodige afwisseling zorgt om de schachten op creatieve wijze bezig te houden. Wel zijn er minder politiecontroles waardoor de doopmeesters meer hun gang kunnen gaan, zij het binnen de grenzen van wat kan en mag volgens het doopcharter, onder toezicht van hun temmer en zedenmeester. De oorzaak hiervan ligt er waarschijnlijk in dat derden er minder hinder ondervonden door de geïsoleerde locatie. De rivaliteit die soms tussen studentenclubs opduikt, wordt volledig aan de kant geschoven en iedereen kan zo naast elkaar zijn gang gaan.
een beetje afzien kan geen kwaad
Of je nu op een de buitencampussen of de Stadscampus gedoopt wordt, is echt niet de doorslaggevende factor. Wat blijkt, is dat er tussen studentenverenigingen onderling gewoon heel veel verschilt qua doopkarakter, los van de locatie waar de activiteiten plaatsvinden. Zowel in de stad als op de buitencampussen zijn er strengere en minder strenge clubs. Deze verschillen op vele vlakken: de ene club organiseert een schachtenverkoop, een doopweek en later op het jaar een ontgroening om de inwijding te voltooien, terwijl andere clubs kiezen voor een doopdag of doopcantus die de schachten dus minder lang laten afzien. Iedereen kan zo dus kiezen hoe ver hij of zij wilt gaan om zich te laten dopen. Wel is het zo dat de meeste clubs van de Stadscampus met een schachtenverkoop werken, waarbij de nieuwelingen verkocht worden aan reeds gedoopte studenten. Dan verschilt het van de ene vereniging tot de andere of de schachten een week lang intensief gedoopt worden door hun kopers en het praesidium of ze verspreid over een langere periode losse activiteiten toebedeeld krijgen.
hoe meer zielen hoe meer vreugd?
Over het algemeen hebben de studentenverenigingen op de Stadscampus een groter aantal leden, waardoor ook het doopfenomeen logischerwijze een grotere omvang kent. Dit is echter weer relatief aangezien elke campus grotere en kleinere clubs kent. Wanneer er een kleinere groep schachten is, kan het zijn dat er meer individueel gedrild wordt en de doop een persoonlijker karakter krijgt. Terwijl een grote groep vaak voor een meer openbaar karakter zorgt. Zo zal er op de buitencampussen soms meer vuiligheid aan te pas komen (dit laten we volledig aan de verbeelding over), terwijl er op de Stadscampus grootsere activiteiten plaatsvinden waarbij een schacht zich meer bekeken zal voelen door een enorme menigte. Het is wel zo dat je na een doopweek bij een grote studentenclub niet per se iedereen kent, terwijl dit bij een kleinschalige vereniging uiteraard vanzelf gaat.
Beide rituelen hebben hun charme en of je nu met honderd of met tien gedoopt wordt, een intens groepsgevoel zal altijd gevormd worden en het geeft een geweldig gevoel om te beseffen dat je op zo’n korte tijd, zo’n hechte vriendschapsbanden kan creëren door samen door het vuur te gaan. De keuze is dus helemaal aan jou of het dat waard is. Via het doopcharter kan je op voorhand je eigen rechten tijdens het doopfenomeen opzoeken en zo de juiste grenzen stellen.