Bijna tien jaar na datum is Bologna stof voor heel wat discussies en vergaderingen. De verklaring, in 1999 ondertekend door de onderwijsvertegenwoordigers van 29 landen, veroorzaakte een schokgolf in het Europese onderwijslandschap die tot vele hervormingen leidde en nog steeds leidt. BaMa, ECTS, internationalisering en mobiliteit: het Bolognajargon is inmiddels helemaal ingeburgerd.
Toch is de agenda van Bologna nog niet klaar: tegen 2010 zouden de hervormingen moeten voltooid zijn en kunnen we spreken van een Europese hoger onderwijsruimte. Nu de einddatum in zicht is, maken we het bilan op.
Marleen Vanderpoorten, minister van Onderwijs ten tijde van de ondertekening van de Bolognaverklaring in 1999, noemt Bologna alvast een succes. Volgens haar heeft het proces in het hoger onderwijs een “hele nieuwe dynamiek” op gang gebracht. De hervormingen hebben “de horizonten verruimd voor studenten. Er is een soort natuurlijke internationale reflex ontstaan. Niet alleen voor studenten en afgestudeerden overigens, maar voor iedereen die deel uitmaakt van het hoger onderwijs.” Vanderpoorten wijst ook op de verbeteringen inzake kwaliteit: in het structuurdecreet staat bijvoorbeeld gestipuleerd dat een internationaal accreditatie-orgaan nagaat of opleidingen aan bepaalde normen voldoen. De kwaliteit van het hoger onderwijs in internationale context is ook een “blijvend aandachts- en werkpunt” op de ministriële bijeenkomsten. Eén van de grote voordelen is volgens Vanderpoorten de makkelijkere overgang van één opleiding naar een andere. “Bologna heeft het hoger onderwijs in Vlaanderen niet alleen internationaler, maar ook transparanter gemaakt.”
Verdient het Bolognaproces enkel lof? De voorbije jaren werden door heel wat nationale studentenvakbonden en -koepels acties georganiseerd tegen ondermeer de eenzijdige marktlogica die binnen dit proces vaak wordt gehanteerd. Meer en meer sluipt de Lissabonretoriek in de Bolognateksten en lijkt men af te glijden naar een onderwijsmarkt. Nochtans heeft (had?) het Bolognaproces een niet-instrumentele visie op onderwijs. Mede onder invloed van de Lissabondoelstellingen wordt onderwijs gezien als grondstof voor de kenniseconomie. Hierdoor komt de nadruk steeds meer op de onmiddellijke inzetbaarheid van studenten te liggen. Anderzijds worden studenten vaak als klanten beschouwd die voor een diploma betalen aan de onderwijsinstelling. De publieke verantwoordelijkheid en bredere maatschappelijke rol van het hoger onderwijs komen daardoor steeds meer in de verdrukking.
Maar ook het concurrentiedenken in het hoger onderwijs neemt toe. Hoger onderwijsinstellingen worden spelers op een internationale markt waarop ze zich moeten profileren. Dit bedreigt volgens sommigen de samenwerkingsgedachte van het Bolognaproces. Met het marktdenken groeit ook het managementsdenken, dat de nadruk legt op efficiëntie, output en rendement vanuit onderwijs- en financieel perspectief. Uiteraard is het fout om uitsluitend het Bolognaproces met de vinger te wijzen. De vermarkting van het onderwijs wordt vanuit verschillende hoeken gestimuleerd.
In de komende nummers van dwars nemen we de hervormingen onder de loep. Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke geeft deze maand als eerste zijn visie op (bijna) tien jaar Bologna.
Zakwoordenboek Bologna-Nederlands |
---|
Het Bolognaproces zorgde voor een karrenvracht aan nieuwe begrippen.
|