“Kijk maar, het is echt op”, zei sjeik Al-Nafti met klem. Hij ging zijn gasten voor naar de paleisveranda, en daar, aan de rand van de woestijn, schaarden ze zich rond het gouden kraantje dat als een tedere bloem uit het zand gegroeid was. Het gezelschap bestond uit Heertjes die zo belangrijk waren dat ze het zelf niet goed konden bevatten, en daarom hadden ze een speciale knecht die het hen elk uur opnieuw moest uitleggen. De directeur-generaal-admiraal van Exxon was er, en zijn collega van Gazprom, en de adjunct-mandarijnen van Shanghai Samoerai Solutions, en allemaal frutselden ze zenuwachtig aan hun das toen Sjeik Al-Nafti aan het kraantje draaide. Maar in plaats van een pikzwarte straal olie, kwam er enkel een schor gerochel. Het was dus echt op! De sjeik zei: ‘In de keuken staat nog een laatste koffiekopje vol. Maar dat krijgen jullie niet zomaar, dit laatste kopje moet voor iets bijzonders worden gebruikt. Ieder die een idee heeft, mag het in mijn oor komen fluisteren en wie het beste, het nobelste en het slimste plan bedenkt, die krijgt mijn dochter Aisja als bruid.’ Het mooie kind in kwestie slaakte een verrukt gilletje en liet de zwarte kooltjes in haar gezicht fonkelen.
Al gauw meldde zich een zwerm plannenmakers bij de sjeik, ze namen een nummertje en wachtten op hun beurt, anders ging het niet. Er waren er die het kopje wilden gebruiken om een nano-ruimteschip te lanceren met aan boord een beleefde vraag om hulp aan andere beschavingen. Er waren geheime agenten van de Heertjes die de sjeik influisterden dat het kopje geschonken moest worden aan de trouwe klanten van weleer, en dat daar wel een aardig prijsje voor betaald kon worden. Er waren baardige mannetjes die zeiden dat er met het kopje fundamenteel onderzoek kon worden verricht naar de splitsing van de pruimenquark, want dat zou pas energie opleveren! Anderen betoogden dat de traktors moesten worden aangedreven, het gras gemaaid, de paardencarrousel aangezwengeld, het chocolade-ijs gekoeld,...
“Aagh..”, kreunde de sjeik, “allemaal even wijze voorstellen. En hoe zal ik nu kiezen? Weet jij misschien iets allerslimst?” In de zaal stond nog een laatste wijsneus, het was Musti, een jonge knaap met sproeten. “Helemaal niet, O genadige Al-Nafti. Ik denk dat we het laatste kopje gewoon eerlijk moeten verdelen. Het gaat nu eenmaal niet anders” De Sjeik dacht even na en zei toen met een zucht: “Dat is inderdaad het beste, neem het kopje mee en verdeel het, en neem mijn dochter ook ineens mee, want de laatste dagen is er geen huis meer mee te houden.”
Musti rende naar een hoge heuvel en riep daar alle mensen samen. Toen iedereen stil was, zei hij: “Er is meer dan genoeg voor iedereen. Ik geef het kopje door, neem maar wat je nodig hebt.” En hij gaf het kopje aan de traktorchauffeur die er beteuterd in keek, maar zijn buurman, de ijsverkoper, troostte hem: “Ach, ik leen jou wel mijn buffel, als je voor mij zo'n ijskelder wil bouwen. En als het te warm is, dan verkoop ik wel gewoon appel met munt in plaats van ijsjes. Het is wat raar, maar het gaat nu eenmaal niet anders.” Waarop de bejaarde buurman van de buurman eraan toevoegde; “ Nou, nou, als het echt nodig is, mogen jullie ook altijd mijn windmolen gebruiken, dat lelijke ding staat er nu toch. Als iemand maar voor mij boodschappen kon doen, want zonder auto red ik dat niet. “Dat zullen mijn zonen met plezier doen, ze zijn al maanden werkloos. Oh, en kan je hen dan ook ineens zonneboilers leren installeren, daar gaan we een gouden zaakje aan doen!”
Verderop hadden de baardige mannetjes een kring toehoorders rond zich verzameld die maar wat graag wilden weten hoe een pruimenquark smaakte. In ruil voor een heldere uiteenzetting wilden ze wel de quarksplijtmachines met rolfietsen aandrijven. Dat was wel wat onhandig, maar het ging nu eenmaal niet anders. Anderen waren wat dichter bij elkaar gekropen, zodat de verwarming uit kon. Dat rook soms wel muf, maar ja, hoe moest het anders?
Al bij al waren de meesten niet ontevreden. In het kopje zat inderdaad wel genoeg voor iedereen. De enige die echt ongelukkig was geworden door het koffiekopje was ... Aisja. Zij hield niet van sproeten en bovendien werd Musti na zijn succes zo verwaand als een prijshaantje. “Tja, het gaat nu eenmaal niet anders”, suste de sjeik. Maar Aisja vond van wel en ze ging ervandoor met een lieve, berooide oliemagnaat.