Gebuisd op medewerking

Over het gebrek aan interactie in colleges
11/09/2009

“Volgens mij is het glas toch halfvol!” roept Will Smith als de frivole Fresh Prince of Bel Air naar zijn professor filosofie. Wie kent ze niet, de Amerikaanse series en films waarin het universitaire leven bol staat van de interactieve lessen van professoren vol wijze witzen? Vijf universitaire jaren en grofweg veertig vakken later moet ik vaststellen dat onze academische wereld weinig voeling heeft met dat Angelsaksische model. Geslaagde interactieve lessen vormen zonder meer een marginale uitzondering. Hoe komt dit en moeten we daar eigenlijk rouwig om zijn?

Onze noorderburen hebben er bijvoorbeeld wel een aardig handje van weg om de aula tot een praatbarak om te toveren. Positief is dat dit leidt tot assertieve en mondige studenten met een streepje voor op de arbeidsmarkt. Minder positief is het feit dat, en ik citeer een Nederlandse gastdocent, “de lessen wel eens blijven steken bij niet ter zake doende debatten.” Jezelf graag horen spreken is dan ook niet hetzelfde als een nuttige bijdrage leveren aan het college. Om meer interactie in onze universiteiten te krijgen, denk ik dus niet dat de slinger volledig in deze taterende richting moet overslaan.

 

De Vlaamse student zou het waarschijnlijk ook niet pikken. Hij is stiekem nog altijd tuk op kennis en blinkt uit in het reproduceren van dikke turven. Op zich een bewonderenswaardige eigenschap, ware het niet dat er op andere vlakken nog veel ruimte voor verbetering is. Een eigen mening formuleren en degelijk communiceren is namelijk geen gemeen goed. Liever dan tijdens een college na te denken over de open vraag van de docent, bestuderen we het vakmanschap van de stukadoor of duiken we weg achter de dichtstbijzijnde cursus. Dat is een spijtige evolutie die echter deels ook aan de docenten en het universitaire systeem zelf te wijten is. Wanneer een leerling uit het secundaire onderwijs komt, is hij of zij namelijk getraind om de eigen mening te ventileren en actief te zijn tijdens de lessen. Deze vaardigheden worden bij jonge universitairen echter vakkundig afgebot. Een overkill aan algemene hoorcolleges in de eerste jaren creëren ongewild een norm van apathie. Vlaamse studenten zijn geconditioneerd om enkel te staren en te noteren. Het mag bijgevolg niet verbazen dat een sporadische open vraag in een college weinig respons oplevert. Wie de norm overtreedt is immers een buitenbeentje. In de latere jaren, wanneer de seminaries in kleinere groepen wél hun intrede doen, is het kwaad dan ook al lang geschied.

 

De oplossing bestaat erin om de gulden middenweg te vinden tussen een inhoudelijk sterk college en een open debatcultuur. Op die manier combineren we de grote troef van ons onderwijs met haar grootste deficit. Geloof me: met stimulerende vragen en uitdagende werkvormen kan je er als professor heus in slagen om een studentenpubliek te activeren. Eerstejaarsstudenten zijn het gewend ettelijke uren per dag actief te zijn! Het zou zonde zijn om hier geen gebruik van te maken.

 

Bovendien is interactie de bakermat van de westerse filosofie. Bij de oude Grieken was Socrates vermaard voor zijn maieutiek. Deze methode – geniaal in haar eenvoud – bestond erin de straat op te trekken en mensen met op het eerste gezicht logische vragen te confronteren. Op die manier trachtte de wijsgeer verborgen kennis en inzichten bij het ondervraagde publiek bloot te leggen. Socrates vulde geen lege vaten, hij haalde er uit wat er eigenlijk al in zat. Kortom: een lichtend voorbeeld voor alle hedendaagse professoren zonder inspiratie. Die gifbeker was uiteindelijk ook niet meer dan een voetnoot in de geschiedenis...