dit kan niet waar zijn

de menselijke benadering van de bankier
11/05/2015
🖋: 

De Nederlandse journalist Joris Luyendijk deed begin april Universiteit Antwerpen aan om te spreken over zijn laatste boek, én bestseller, Dit kan niet waar zijn. Na jarenlang gewerkt te hebben in de Arabische wereld – hij vergaarde brede bekendheid met publicaties als Een goede man slaat soms zijn vrouw en Het zijn net mensen – en een boek over Nederlandse politieke verslaggeving, begon hij in 2011 voor de Britse krant The Guardian een column te schrijven over de Londense financiële sector. Het boek dat Luyendijk, antropoloog van opleiding, dit jaar publiceerde in het kader van deze opdracht, biedt een nauwgezette analyse van de verborgen wereld van de bankiers in de City.

Schurkerige types die zich schuldig maken aan elk van de hoofdzonden, waar hebzucht en hoogmoed de grootste drijfveren zijn. Zeker sinds de financiële crisis van 2008 is er amper een goed woord over voor bankiers. Kort nadat hij zich met zijn gezin in de Britse hoofdstad had gevestigd, kwam Luyendijk echter tot een opmerkelijk inzicht wat betreft de motieven van mensen die binnen de financiële sector werken. Bij het zoeken naar een school voor zijn kinderen, zag hij dat het grootste gedeelte van de middenklasse hun kinderen naar dure privéscholen stuurt, vanwege het erbarmelijk lage niveau van de staatsscholen. Om de torenhoge toelage te kunnen ophoesten, moeten ouders een manier zien te vinden om veel geld te verdienen. Luyendijk realiseerde zich dat veel mensen de bankenwereld niet uit hebzucht betreden, maar uit angst hun kinderen geen goede toekomst te kunnen bieden. Het is deze menselijke benadering van de bankier die in Dit kan niet waar zijn de boventoon voert.

 

Het merendeel van de mensen dat in de City werkt ziet hun job als een manier om de financiële onafhankelijkheid te bereiken die toegang biedt tot het najagen van hun échte dromen. Uiteindelijk zijn er echter maar weinigen die de sector daadwerkelijk om die redenen verlaten. Wie eenmaal de arena betreedt, ondergaat al snel een groeiende kloof met de samenleving, want de gemoeide salarissen liggen vele malen hoger dan gemiddeld, de kinderen gaan naar duurdere scholen en de werkdruk is zo intens dat men uiteindelijk alleen vriendschappen kan onderhouden in de sector zelf. Bovendien verwacht de baas dat iedere werknemer handelt als master of the universe en niets minder voor ogen heeft dan de absolute top. De aandacht kan op geen enkel moment verslappen, want een misstap kan je met een vingerknip op straat zetten.

 

Op het eerste gezicht leek het een onmogelijke taak om als buitenstaander, laat staan als journalist, een 'kijkje in de keuken' te krijgen. Binnen de grote banken geldt een zogenaamde code of silence; de algemene consensus is dat alles wat gezegd wordt tegen een buitenstaander tegen je gebruikt kan worden. Luyendijk speelde initieel vooral in op het heersende vooroordeel over Nederlanders - kind hearted but stupid - om een blik te kunnen werpen op de werkvloer. Een 'Nederlands journalistje met domme vragen' wordt er door niemand serieus genomen. Uiteindelijk leverde een simpele oproep in zijn column vrijwel direct een volle mailbox op en bracht Luyendijk in de gelegenheid zo'n 200 interviews af te leggen met medewerkers. De meesten van hen wilden het imago van de financiële sector bijstellen. Ze gingen gebukt onder de minachtende houding die buitenwerld heeft ten opzichte van hun job, terwijl de meesten vonden dat ze zelf geen schuld hadden aan de crisis. Luyendijk merkt op dat ze zich niet identificeren met immorele types als Gordon Gekko, maar dat er een amorele houding overheerst. Zolang er je geen regels overtreedt, doe je niets verkeerd.

 

Het was dezelfde licht autistische houding die ervoor zorgde dat bestuursleden geen idee hadden waarom het niet echt tof was om een bonus alsnog uit te keren nadat hun bank was gevallen. Want zolang er binnen de lijntjes wordt gekleurd, anything goes, toch? Het is schokkend dat Luyendijk moest constateren dat de echt hoge piefen na de crisis nog altijd weinig een idee hebben van de werkelijke gang van zaken op de werkvloer en de overheid als een soort vangnet wordt benaderd. Het is een houding die zou moeten veranderen volgens Luyendijk; is een bank te groot om te managen, dan is hij te groot om te bestaan.

 

Maar wat is er nodig, vraagt Luyendijk zich af, voordat de grens is bereikt? Want sinds de crisis weten insiders dat outsiders werkelijk alles pikken. Nederland kwam massaal in opstand tegen het Koningslied, maar miljarden om een bank te redden is een saai verhaal. En dat terwijl die sector schade kan aanrichten waarvan terroristen alleen maar kunnen dromen. Luyendijk wist zijn bezoek in Antwerpen nog wel met een positieve noot af te sluiten. Hij heeft vertrouwen in een ommekeer in de financiële wereld en wijst naar het einde van rassensegregatie en homo- en vrouwenemancipatie in de vorige eeuw als voorbeelden waarbij schijnbaar onaantastbare systemen voorgoed veranderden. Hopelijk kunnen we binnen afzienbare tijd ook afkeurend schudden wanneer we denken aan de huidige situatie in de bankenwereld.

 

 

Dit kan niet waar zijn. Joris Luyendijk onder bankiers. Atlas Contact, 2015.