Gooi een televisietoestel uit het raam van je hotelkamer, draai de volumeknop naar elf en sluit een pact met de duivel. dwars tracht maandelijks ’s werelds meest befaamde artiesten te strikken voor een dialoog over alles en niets. Als ware Rolling Stonejournalisten trokken we 2 oktober naar Muziekcentrum TRIX om daar de zonovergoten blues en doorleefde soul van Rival Sons te ervaren. Met hun nieuwe album Head Down onder de arm, een sigaret in de mond, en hun blik op werelddominantie scheuren ze als rock-'n-roll beesten door de muziekwereld. Tel daar nog de verschroeiende stem van frontman Jay Buchanan bij en we zetten ons al schrap voor de wilde tocht richting Californische zon.
Jullie hebben vorig jaar TRIX al aangedaan. Graspop Metal Meeting en Rock Werchter hadden ook al die eer. Hebben jullie iets met België?
Jay Buchanan Tuurlijk, wij houden van België. Het Belgische publiek is een van de dankbaarste ter wereld. Jullie luisteren eerst voordat alles in een waan van chaos en geschreeuw terechtkomt. Daarbovenop hebben jullie de beste bieren ter wereld (heft zijn Duvelglas op).
Nu, het nieuwe album ‘Head Down’ wordt overstelpt door enthousiaste recensies. Hoe spelen jullie het klaar om zo’n album in drie weken af te werken?
Buchanan Dat is iets wat we altijd al hebben gedaan. Onze EP Before the Fire hebben we in 27 dagen opgenomen. Daarop is duidelijk te horen dat we alles live hebben ingespeeld. Pressure and Time , ons vorige album, hebben we in 20 dagen opgenomen. Nu heeft het 22 dagen geduurd vooraleer het voor ons allemaal perfect klonk. We spelen gewoon, man, en wanneer daar plots iets uit voortvloeit, blijven we spelen. Zo komen we ook gedeeltelijk aan onze sound.
Rival Sons' geluid is daardoor best wel imposant. Het straalt die rauwheid en authenticiteit van de blues uit. Is dat iets wat rock-‘n-roll tegenwoordig mist? Heeft rock-'n-roll zijn roots verloochent?
Buchanan Ja, volgens mij wel. Je kan geen taart maken zonder bloem. Dan is het geen taart, maar een vreemde en smakeloze pastei. Je moet dus wel iets anders maken met de ingrediënten die je hebt. Maar ik moet eerlijk toegeven dat vooraleer ik me bij Rival Sons aansloot, ik nooit echt in een rock-‘n-roll band gezeten had. Desalniettemin heb ik altijd een zwak gehad voor blues. Niet te vergeten soulmuziek. Geef mij Van Morrison, Steve Marriott, The Animals en Scott Walker en ik ben de gelukkigste man ter wereld.
Iedereen uit Rival Sons komt uit verschillende muzikale milieus. Scott (Holiday, gitarist) probeert de British Invasion in de sound te incorporeren. Robin (Everhart, bas) en Mike (Miley, percussie) komen uit de jazz en funk scene. Terwijl jij dan die soul in jullie muziek probeert te leggen. Werkt die combinatie?
Buchanan We zorgen ervoor dat we alert blijven. Live kan zo’n weelde aan invloeden perfect samengebracht worden. We verrassen elkaar waardoor we op creatief vlak ook steeds doorgroeien. Je moet begrijpen dat we elke fucking avond spelen. Dus het is voor ons verfrissend om plots een heel andere melodie aan te nemen, of het ritme compleet te doen verschuiven, om zo een nieuwe weg in te slaan met ons eigen materiaal. Denk je dat Led Zeppelin zich afgestompt voelde door muzikale restricties? No way! Die kerels speelden wat in hun op kwam en lieten zich net daardoor leiden. Dat is iets wat wij ook proberen te doen.
Dat lijkt me ook iets wat andere bands opmerken. Naarmate jullie faam groeit, wordt Rival Sons ook steeds meer gevraagd door bands om in hun voorprogramma te spelen. Het moet toch geweldig zijn om met een band zoals AC/DC op tournee te gaan?
Buchanan We hebben een hele resem bands gehad waar we voorprogramma’s voor gespeeld hebben. Judas Priest, Guns ‘n’ Roses, Queensryche, Alice Cooper,… Dat zijn stuk voor stuk geweldige artiesten. Legendarisch in elk opzicht. Maar ik kan met zekerheid zeggen dat ze me toch niet zoveel doen. Akkoord, Alice Cooper zichzelf zien onthoofden op een podium voor 20.000 uitzinnige fans geeft je wel dat wow-gevoel in zeker mate. Guns ‘N’ Roses is niet meer de Guns ‘N’ Roses van Welcome to the Jungle. Judas Priest is een icoon in de heavy metal scene, toch heb ik er nooit zoveel naar geluisterd. Niets kan AC/DC overklassen in pure, ongebreidelde, en wilde energie. Het moment dat Angus Young naar je toewandelt in zijn schooluniform, met zijn bloedrode Gibson SG rond zijn nek, hyperactief zoals hij altijd is: je pist in je broek van nervositeit. Dan pas weet je hoe het voelt om een ware legende te ontmoeten. Tussen haakjes: iedereen van AC/DC is piepklein. Maar het moment dat ze het podium betreden, al die ongelooflijke nummers op de trommelvliezen van het publiek afvuren, is niets meer wat het lijkt. Ze transformeren in ware monsters van rock-'n-roll. They bust their asses on stage every single night.
Scott gaf vorig jaar een geweldige omschrijving van het vorige album Pressure and Time. Ik quoteer: “It’s like driving a ’71 Challenger really fast, while hitting a ramp, jumping through a ring of fire, when suddenly three ninjas jump on the hood of your car. Finally an enormous tiger swallows you whole. And this all happens on the edge of the blade of a giant katana.” Is Head Down een andere luisterervaring geworden?
Buchanan (lacht) Het is een heel andere ervaring geworden. Waar ons vorige album meer een barrage aan sonisch geweld was, zal ik dit album ook beschrijven aan de hand van zo’n prachtige parabel. Je werkt al jaren in een staalfabriek. Elke dag opnieuw bevind je jezelf in diezelfde verschroeiende hitte. Dit al voor meer dan dertig jaar. Totdat je op een dag naar je auto wandelt en je een zwart koffertje vindt. Je doet het open. Een fel licht verblindt je zowat. Maar naarmate je zicht terugkeert zie je dat het gevuld is met honderden goudstaven. Je schreeuwt het uit van geluk. Je wandelt terug naar de staalfabriek, je dient je ontslag in door je idioot van een baas een slag in zijn gezicht te verkopen, en je verlaat het land. Je koopt een eiland en leeft voor de rest van je leven als een ware koning, omringd door bloedmooie vrouwen.
Een mooi vooruitzicht.