“De bazaar van de onbewezen reputaties”

Minister Frank Vandenbroucke over de toekomst van Bologna
21/09/2008

De hervormingen in het hoger onderwijs kennen geen grenzen: de twintigste internationale conferentie van de EAIE (European Association for International Education) leidde half september ruim drieduizend specialisten uit meer dan duizend verschillende hogeronderwijsinstellingen naar de Stadscampus. De EAIE heeft als doelstelling het stimuleren en verder ontwikkelen van de internationalisering in Europa.

 

Eén van de blikvangers van de conferentie was de uiteenzetting van minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke, die zijn visie op de krachtlijnen van het hoger onderwijs na 2010 gaf. Dat was een voorsmaakje van de ministeriële conferentie in Leuven/Louvain-la-Neuve in 2009; dit interview is een verdere reflectie over zijn toespraak. Minister Vandenbroucke over Bologna, haar doelstellingen en valkuilen.

Bologna zorgt ondermeer voor een verhoogde mobiliteit in het Europese onderwijsveld. Toch zijn er punten die tekortschieten: de sociale dimensie is nog vaag en te vrijblijvend. U profileert zich als de minister van de gelijke kansen. Hoe gaat u dit sociale engagement proberen door te trekken in het proces?

Frank Vandenbroucke We hebben inderdaad nog bijzonder veel huiswerk te doen als het gaat over de sociale dimensie van Bologna. Waar we tot nog toe in geslaagd zijn, in goed overleg met de Europese studenten, waaronder VVS (de Vlaamse Vereniging van Studenten, nvdr.), is dat punt op de agenda te krijgen. Maar de volgende stap die we moeten zetten, is het debat harder maken. Zoals altijd geldt “meten is weten” en als je weet, kan je vergelijken en een geweten scheppen. We moeten de sociale dimensie van het Bolognaproces en van het hoger onderwijs kunnen verifiëren aan de hand van concrete gegevens over het profiel van de studenten en over de toegankelijkheid en diversiteit van de universiteit. Momenteel gebeurt daar werk rond onder leiding van het wetenschappelijk team van Bea Cantillon (prof sociologie aan de UA, nvdr.). Na het produceren van algemene teksten met mooie woorden is die datacollectie een belangrijke stap, want dan moet iedereen in de spiegel kijken. En ik denk dat we daar in Leuven toe zullen komen.

 

Er is een duidelijke tendens tot hogere inschrijvingsgelden in Europa. Onderwijs wordt vaak gezien als instrument om de economie aan te zwengelen, maar de investering moet wel van het individu komen.

Vandenbroucke De Europese tendens tot hogere inschrijvingsgelden hangt natuurlijk ook voor een deel samen met het gegeven dat het onderwijs nog meer geld nodig heeft – en dat valt niet te ontkennen. In een aantal landen wordt er dan gekozen om de studenten meer te laten investeren. Die evolutie is niet te verdedigen en moet, net als het sociale profiel van instellingen, in kaart gebracht worden. Ik heb in Vlaanderen met het nieuwe financieringsmodel wel degelijk iets geïntroduceerd waarbij we de instellingen laten concurreren op sociaal vlak, en niet alleen qua (inter)nationale aantrekkelijkheid. We geven aan instellingen met veel beursstudenten namelijk een forse premie. Maar op Europees vlak is ons model niet zomaar te transplanteren, want onderwijsfinanciering is een nationale bevoegdheid.

 

Onder het mom van Bologna klinkt er in Vlaanderen een roep naar een veralgemening van de tweejarige masters. Nochtans is die verlenging, met de extra studiekosten die ze meebrengt, niet per se sociaal te noemen.

Vandenbroucke Ik vind dat we daar inderdaad behoedzaam mee moeten omgaan. Louter de studieduur verlengen omdat dit de índruk geeft bekwame diploma’s af te leveren, is een reden die tekort schiet. Langs de andere kant, als je in bepaalde opleidingen effectief een master van 120 punten nodig hebt om aan de Europese maat te voldoen, moet je er ook niet radicaal tegen zijn. Daarom wil ik objectief verifiëren waar de verlenging aangewezen is. Ik heb een procedure opgesteld waarin we aan instellingen vragen of ze bekwaam zijn om de opleiding te omkaderen en zinvol in te vullen. Bovendien moeten die voorstellen tot tweejarige masters stroken met de beweging naar een doorzichtige, rationele organisatie van het onderwijslandschap, zonder zinloze overlapping en zotte concurrentie tussen instellingen.

 

Wordt er dan ook extra financiering voorzien? Want daar draait het bij de Humane Wetenschappen natuurlijk ook om.

Vandenbroucke De financiering zal er maar geleidelijk komen, zodanig dat wie een langere studieduur plant zelf ook een kortstondige financiële inspanning moet voorzien. Maar de lange termijn van ons financieringsmodel is van die aard dat we meer financieren voor meer studiepunten in een opleiding. Een belangrijke voetnoet hierbij is wel dat ons financieringssysteem gebaseerd is op een globale enveloppe; het is dus niet omdat bepaalde opleidingen meer studiepunten omvatten dat het budget zomaar stijgt. Er ontstaat eerder een herverdeling voor de instellingen: wat de ene wint, verliest de andere, tenzij de enveloppe groeit. Het brengt dus een eigen verantwoordelijkheid mee.

 

De verlenging van de master is een maatregel die ook voor meer harmonisering moet zorgen. Hoe balanceer je harmonisering en mobiliteit op Europees niveau, met bijvoorbeeld de onderwijstaal in Vlaanderen?

Vandenbroucke Het is moeilijk om dat evenwicht te vinden. We moeten verschillende bekommernissen naast elkaar leggen, voor mij altijd vanuit de sociale bekommernis dat ik alle studenten in Vlaanderen de kans wil geven om hier uitstekend onderwijs te lopen. Maar uitstekend onderwijs is niet parochiaal: er moeten kansen zijn om ook elders van onderwijs te proeven en bovendien moeten onze faculteiten open zijn voor buitenlandse studenten. Vandaar dat meertaligheid een belangrijk punt is in mijn beleid, en dit als sleutel voor gelijke kansen. Ik denk dat we soepeler moeten omgaan met ons talenbeleid in het hoger onderwijs, maar evenwichtiger en meer genuanceerd dan in Nederland. Academisch Nederlands moet zeker een rol blijven spelen. Nu moet elke Engelstalige opleiding een equivalent hebben in het Nederlands. Dat dubbel aanbod kan misschien geografisch versoepeld worden: niet per se per campus maar via samenwerkingsverbanden. Daar moeten we nog over debatteren. Buiten het taalbeleid, wil ik ook de mobiliteit bevorderen door de beurzen te verbeteren. De Erasmusbeurzen stijgen met honderd euro. Dat is nog niet genoeg, maar het is wel een signaal. Er zijn natuurlijk ook hinderpalen van een andere aard, zoals de duur van de opleiding. Voor hogeschoolstudenten en docenten kan de mobiliteit nog beter.

 

U wil de sociale dimensie op de agenda zetten in het Bolognaproces. Waar gaat u verder de focus op leggen tijdens de ministeriële conferentie in april?

Vandenbroucke Ik denk dat we in Leuven een heel brede uitdaging hebben, want we moeten ons afvragen of we verder willen met iets als het Bolognaproces en, als we daar weer tien jaar voor gaan uittrekken, waar we dan willen zijn in 2020. Ik denk dat je meer moet doen dan de agenda afwerken, ook al is daar nog heel wat werk aan. Als je echt wil mobiliseren en vooruitgang boeken, ook in de sociale dimensie, dan moet je nieuwe ambities formuleren, bijvoorbeeld om met het Europese Hoger Onderwijs aantrekkelijk te zijn voor de hele wereld. Niet vanuit een enggeestige opvatting over competiviteit maar in de betekenis dat het Europees onderwijs iets bij te dragen heeft aan de vooruitgang van de wereld. Denken we maar aan onderzoek over demografische evoluties, conflictbeheersing en de opwarming van de wereld.

 

De nadruk in Bologna ligt wel erg hard op bruikbaar onderzoek en de arbeidsmarkt-inzetbaarheid van studenten. Is dit geen beperkte visie op onderwijs, dat toch vooral een maatschappijkritische rol heeft?

Vandenbroucke Een instelling mag niet zomaar de dienstmaagd zijn van de arbeidsmarkt, maar langs de andere kant moet een universiteit die een kritische rol wil spelen ook opleidingen aanbieden die mensen wapenen voor de arbeidsmarkt en op die manier gelijke kansen stimuleren. Wil dat zeggen dat elke studiekeuze louter gericht moet zijn op de arbeidsmarkt? Helemaal niet. Ik heb zelf Algemene Economie gestudeerd, dus ik ben wel erg slecht geplaatst om zo’n uitspraak te doen.

 

De retoriek van de Lissabondoelstellingen, die een instrumentele onderwijsvisie formuleren, sluipt meer en meer binnen in de Bolognaverklaringen. We lijken af te glijden naar een onderwijsmarkt. Hoe staat u daar tegenover?

Vandenbroucke Dat wil ik toch even nuanceren: het goede aan Bologna is dat ze publiek vastgelegde maatstaven heeft meegegeven voor wat degelijk georganiseerd onderwijs is. Het is belangrijk die maatstaven te verankeren in afspraken tussen regeringen, want anders is het alternatief louter de markt van reputaties en van poen om reputaties mee te kopen. We bieden met de kwaliteitsgaranties een alternatief voor de vrije commerciële markt, die ik in mijn toespraak de “bazaar van onbewezen reputaties” noem. We structureren ons onderwijs met afspraken die niet gekocht maar bewezen moeten worden en niet op basis van de vraag hoeveel farmaceutische bedrijven een leerstoel zullen sponsoren in je opleiding. Door het naar voren brengen van de sociale dimensie wil ik dat tegengas handhaven. Ik wil niet meegaan in een harde economische concurrentielogica – hoe betalen wij onze professoren het meest? Hoe snoepen wij brains af? – maar wel in een visie op aantrekkelijkheid die positief geformuleerd is. De aantrekkelijkheid van Europese instellingen moet zitten in hun werk rond globale vaardigheden die je nodig hebt in een diverse, open wereld.

 

Rankings als de Shangai Ranking en de Times Higher Education Ranking kunnen de opdeling tussen elite-instellingen en instellingen voor de massa toch in de hand werken?

Vandenbroucke Dat kan inderdaad het risico zijn. Nu zijn we overgeleverd aan rankings die anderen maken en totaal oncontroleerbaar zijn, maar wel de voorpagina’s halen en onder de hoofdkussens liggen van het onderwijsbestuur. Vandaar dat we moeten nadenken over een eventueel tegengif door zelf objectieve, heldere rankings te ontwikkelen, waarmee studenten bijvoorbeeld op basis van hun profiel en behoeften kunnen vaststellen waar ze naartoe kunnen. Een open vraag die voor mij moet meegaan in de voorbereiding van Bologna 2020 is of je een objectieve classificatie tot stand kan brengen van het soort van de instellingen waartussen studenten kunnen kiezen. Zo zou je een onderscheid kunnen maken tussen een masteropleiding die onderzoeksgericht is en een andere die innovatief is wat het onderwijsproces betreft. Als de vaststelling echter is dat we enkel betwistbare rankings kunnen creëren, dan moeten we ons daar niet aan wagen.

 

De Europese studentenvertegenwoordigster pleitte in haar speech voor studenteninspraak bij het bepalen van de filters die gebruikt worden bij het opstellen van de rankings.

Vandenbroucke Dat is een legitiem punt, vind ik. De transparantie moet de studenten dienen. We hebben er zeker baat bij om te weten wat studenten vinden van het onderwijs en haar hervormingen.

 

Studenten werden wel niet betrokken bij het opstellen van de Bolognaverklaring.

Vandenbroucke Aan de participatie wordt gewerkt. We proberen nu studenten structureel te betrekken bij het Bolognaproces en goed met VVS en ESU, de koepelorganisatie van de studenten, samen te werken bij de voorbereidingen. Ik wil er ook voor zorgen dat op Europees niveau ESU mee impact heeft op het proces.