A Day in the Forest

met Herman van Veen
23/02/2015
🖋: 

Het Herman van Veen Arts Center bevindt zich op landgoed De Platz in Utrecht. Het is een uitgestrekt terrein midden in de Den Dolderse bossen. Centraal staat een kapitale roze villa. Hier houdt Herman eens in de twee weken ‘afsprakendagen’: de hele dag is hij in zijn Arts Center en voor elk uur is een afspraak gepland. Om half twaalf is het aan mij.

Een brede mahoniehouten tafel staat tussen ons in, het plafond is vier meter hoog en aan de muren hangen schilderijen van zijn hand. “Afdrukken van de ziel”, noemt Herman ze. De lijsten hangen als lijfwachten om hem heen. Zijn Arts Center is hier sinds anderhalf jaar gevestigd. “Ik ben gefascineerd door de natuur en dit is de ideale plek om kunst en natuur te combineren. Hier organiseren we lezingen, wandelingen en eenmaal per jaar het festival ‘A Day in the Forest’. Dit evenement focust op jongeren: we willen een plek creëren waar we de kunsten van jonge mensen met bijzondere begaafdheden een podium kunnen bieden. ”

 

U bent veelzijdig: u schreef 70 boeken, maakte 175 cd’s, 21 dvd’s, u zingt, schildert en bespeelt meerdere instrumenten. U zei in 2010 over uzelf “ik ben een eenstemmig karakter”. Wat bedoelt u daarmee?

“Eenstemmig is terug te leiden naar mijn viool; een eenstemmig instrument. De kracht is dat je in je eentje bent, een einzelgänger, een wandelaar die de ruimte zoekt. Maar die ene kan niet zonder die groep, je doet altijd iets met anderen, je kunt niet zonder ‘samen’. Als je harp of piano speelt, bespeel je een meerstemmig instrument. Dat past bij iemands karakter. Een pianist heeft de meerstemmigheid in zijn handen. Orkestmuzikanten zijn volstrekt anders, die maken de harmonie met elkaar. Ik ben een orkestmuzikant: een groep die het met elkaar creëert, op een eenstemmig instrument.”

 

U vertelde in oktober 2011 in Kunststof TV dat u vroeger clown wilde worden en u had iemand horen uitleggen dat “de echte kunst van een clown is, dat hij nooit mag laten zien wat hij kan. Je moet alleen een vermoeden hebben van wat hij kan.” Bent u in dat opzicht een clown?

“Ja, dat werkt nog steeds zo. Charlie Chaplin viel bijvoorbeeld in zijn film, maar had om te vallen in de film wel heel zorgvuldig zelf die banaan daar neer laten leggen.” Herman lacht. “Dat is wat we doen: wij organiseren het toeval. Maar ik houd niet zo van clowns, ik ben een beetje bang voor ze. Ik denk dat dat de reden is dat ik het in sommige opzichten ben: dan ben ik er minder bang voor. Je weet dat er iemand onder zit, maar je kon het niet zien. Dat heeft iets engs. Maar ik bedien me ook van die angst, al ben ik geen gemaskerde clown. Je blijft mij zien. Het is een metamorfose. Je laat een ander aspect van jezelf zien. Je doet alsof. Dan doe je ook enge dingen, die zitten dichtbij een clown.”

 

U zei ooit: “Er is sprake van een verbijsterend aanbod dat leven heet en dat door verschrikkelijk veel mensen niet herkend wordt als iets buitengewoon schoons.”

“Als je niet hebt leren kijken naar de natuur, is een boom maar een boom. Omdat je hem niet goed kent, is het makkelijk weg te halen. Als de boom betekenis krijgt omdat het de plek was waar je onder schuilde of wiens schaduw je gebruikte, wordt het des te moeilijker de boom te kappen. Nu is er naar mijn idee onbewust iets gaande dat ertoe leidt dat mensen zich niet hoeven te verdiepen. Hoe meer je van het vreemde weet, hoe meer respect je voor het andere én voor jezelf krijgt. Het is de kennis die bruggen slaat. Ik heb het gevoel dat vervreemding en het weghouden van kennis bedreigender is dan mensen zich realiseren. Op het moment dat je een vraag stelt, is de bedoeling van het antwoord dat je een nieuwe vraag hebt. Je komt in een ander besef en daardoor is de volgende vraag pas mogelijk. Dat is waarom ik het leven zo fascinerend vind: bij een nieuw uitzicht ontstaat er weer een nieuw uitzicht. Daar ligt de drang van mensen om achter de horizon te kijken. Die horizon rent voor je uit, er is altijd weer een nieuwe vraag of een nieuwe verte. Dat maakt het leven zo fascinerend.”

 

U zei dat zoveel mensen het mooie niet zien. Hoe komt dat volgens u?

“Je ziet, zeker op mijn leeftijd en ik ben nu 68, dat veel mensen toeleefden naar hun pensioen. Dat blijkt volstrekt anders te zijn dan ze hadden gedacht. Ze gingen over een weg, leiden die en dachten: later, dán heb ik tijd.”

 

Leiden of lijden mensen die weg?

“Beiden. Mensen, ook ikzelf, zijn opgevoed met ‘later’. ‘Later als’, ‘en dan ga ik’… Dat ‘later’ is maar de vraag. Mensen zijn voorzichtig. Ik denk dat daar een door de economie ingegeven onderwijssysteem onder zit. Dat zie je nu nog. Mensen zeggen: ‘piano spelen is leuk, maar word dokter en doe pianospelen als hobby.”
 

 

In het lied ‘Dromer in de Bocht’ zingt u: “Wat is er geworden, van de dromer in de bocht? Die dacht dat alles kon, tot hij merkte dat niets mocht”. Is er volgens u te weinig aandacht of ruimte voor creativiteit?

“Ja, maar dit is een wat oudere tekst, ik zocht naar woorden en zou dat nu anders zeggen. Op mijn twintigste was ik heel jong en al een soort wereldberoemd in Nederland. Ik was economisch interessant voor platenmaatschappijen. Die voerden een druk op me uit: misschien moet je dát niet en dát wel doen. Ik zag in mijn omgeving mensen buigen voor die druk. Dan stuur je als liedjes vermomde brieven naar je omgeving. Het zijn gezongen mails: ‘kies dat nou niet, blijf nou toch schilder’, ‘wat is er geworden van de jongen die je was, want we zouden… we gingen toch…’” Herman valt stil. “Velen zijn niet gegaan, hebben keuzes gemaakt die niet mijn keuzes waren. Dan probeer ik in een boek, lied of gedicht signalen uit te sturen om mensen aan het denken te zetten. Ik schrijf nu nog zo. Ik begrijp mensen wel en heb er respect voor, maar je mag iemand best op zijn schouder tikken en vragen: goh, zou je dat wel doen. Dat is wat mijn repertoire uitdraagt.”
Een medewerker komt langs. “Ik wil wel een cappuccino”, geeft Herman aan. “Ik ben heel zwak.”

Herman vervolgt. “Mensen met bepaalde talenten kiezen toch voor zekerheden. Dat is wellicht verstandig, daar hebben we niets over te zeggen, maar in zekere zin wordt de waarde ontnomen die kunst in de geschiedenis had. Die Rembrandt is er nu ook, hij wordt alleen nog niet herkend. Maar hij is er nu en hij verdient meer rechten dan dat hij in deze samenleving krijgt. Onderwijs, kunst en gezondheidszorg zijn de echte prioriteiten in mijn beleving. Maar ik ben niet content over hoe de maatschappij met kunst omgaat.”

 

Er is een zekere miskenning van kunst naar uw idee?

“Onderwijs moet grenzeloos geholpen worden en dat geldt ook voor de kunstopleidingen en voor de gezondheidszorg. Die aspecten maken een maatschappij in essentie mogelijk. Dat is de hoogste prioriteit en geeft het niveau van een beschaving aan. Kunstenaars en zeker jonge mensen dienen veel beter ondersteund te worden. Dan komt er een break- even moment waarin ze zelfstandig kunnen zijn. Maar ze moeten wel de kans krijgen hun begaafdheden optimaal te ontwikkelen. De cultuursector in het geheel dient fenomenaal ondersteund te worden. Het gaat namelijk om diegene die ‘het andere’ zegt. Kunst biedt een ander zicht op de werkelijkheid. Dat is ongekend belangrijk voor de samenleving; een variatie op wat men algemeen als waarheid beschouwt. Door die andere visie biedt kunst je een keuze. Veelzijdigheid is in mijn beleving bijna een mensenrecht. ‘Goh, zo heb ik het nog nooit gezien’. Dat is wat kunst doet.”
 

 

U zet zich al vanaf uw 17de in voor Unicef en strijdt met vier goede doelen voor de rechten van het kind. Is het soms lastig de wereld als ‘buitengewoon schoon’ te blijven zien als u het leed ziet dat u met die organisaties probeert te voorkomen?

“Het aanbod zoals het er ligt is een verbluffend cadeau. Hoe wij ermee omgaan, is iets anders. Wij hebben na de Tweede Wereldoorlog de VN opgericht en daarin zijn kinderrechten gearticuleerd. Kinderen hebben daardoor wereldwijd erkende rechten. Vervolgens is het zo dat alle landen autonoom zijn en zelf de rechter zijn over hoe die waarden worden nageleefd. Daar kan een internationale organisatie niet op ingrijpen. Dat schiet niet op. Ik geloof heilig dat wanneer de rechten van het kind worden nageleefd, oorlog onmogelijk is. Dan zou je redeneren dat je een bom niet kunt gooien, omdat je dan de veilighied van het kind schaadt. Maar de prioriteit is niet het kind. Dat is wat ik als jongeman al snel zag. Het jonge leven moet beschermd worden. Maar we zijn opportunistisch. Dit is de exploitatie van de onwetendheid. Het is geen kwestie van oogkleppen, er zit geen complot achter. Het zijn gewoon miljarden celletjes die voor zichzelf zorgen met te weinig compassie voor anderen.”

 

Heeft u, als u dit constateert soms moeite met het genieten van het “verbijsterende aanbod dat leven heet”?

“Nee, want met het aanbod zelf is niets mis. De schoonheid wordt echter niet collectief waargenomen omdat het ego, het eigenbelang, altijd groter blijkt te zijn dan het collectieve belang. Daardoor vernietig je mede het individuele belang van kinderen. Dat weten mensen op het moment dat het ze zelf overkomt. Ook met Europa: Europa is een noodzaak, geen luxe. Kijk in de geschiedenis: oorlog was er vroeger in veelvoud van wat het nu is. Geschiedenisonderwijs is ongelooflijk belangrijk om te begrijpen op welke signalen je dient te reageren om oorlog te voorkomen. In de geschiedenis zie je een herhalend patroon. ‘Het komt me bekend voor’, maar ‘je dacht dat het zo’n vaart niet zou lopen’. Het wordt vanuit het thuisgevoel opgelost. Het denken dat nu gehanteerd wordt heeft een historische ervaring en het is die ervaring waar we de werkelijkheid op baseren. Als je iets wilt voorkomen, moet je een fenomenaal historisch besef hebben.
Er moet veel meer geweten zijn om te begrijpen wat er nu gebeurt. Wij kúnnen weten dat er een fenomenale ecologische problematiek komt die wij niet aankunnen. Maar de samenleving is onvoorstelbaar opportunistisch. Ten opzichte van kinderen, maar vooral ten opzichte van wat men als ‘natuur’ ziet. Het lijkt wel alsof de natuur volgens ons iets anders is dan wijzelf, alsof de natuur er voor ons gebruik is. Dat is helemaal niet zo.

 

Heeft u het gevoel dat we afkoersen op een grote ramp?

“Ik geloof wel dat de mens een houdbaarheidsdatum heeft. Interessant in dit verband zijn natuurrampen: wanneer spreek je van een natuurramp? Mensen willen altijd de goedkoopste grond. In Indonesië is dat net onder de kraterrand. Daar wonen verbluffend veel mensen. Op een gegeven moment krijgt die krater een ‘verkoudheid’. Is dat een natuurramp? Hetzelfde geldt voor tsunami’s: als jij een vijfsterrenhotel plaatst bij een strand aan de oceaan en je weet dat er de afgelopen 2000 jaar onvoorspelbare tsunami’s waren… Dat is opportunisme, daar kun je de zee niet de schuld van geven. Maar dat noemen wij een natuurramp. Ik begrijp wat er bedoeld wordt, maar het is geen natuurramp. Het is economisch opportunisme. Een kerncentrale bouwen op aardbevinggevoelig gebied, dat is economisch opportunisme. Ik vind dat fascinerend en ben zeker niet pessimistisch, maar als ik naar mijn eigen leven kijk, vraag ik me af hoe ikzelf in die Apocalyps sta. Ik wil mensen op bepaalde zaken wijzen. Ik vind dat ik bepaalde dingen moet zeggen.”

Herman staat op, het volgende gesprek van deze afsprakendag is aan de beurt. Hij loopt mee naar de deur, vertelt en beweegt alsof hij in het theater staat: bij het begin van een zin doet hij een pas opzij, halverwege een stap naar achter, armen open, handen gevouwen. Hij spreekt alsof hij danst. Bij de deur geeft hij een ferme handdruk. “Blijf gezond!”