De Antwerpse voetbalploegen Antwerp en Beerschot kennen een rijke historie. Vroeger dongen beide clubs mee om de landstitel, speelden ze al eens een bekerfinale en gooiden ze zelfs op internationaal vlak hoge ogen. Vroeger, want ondertussen speelt Antwerp zijn elfde seizoen in tweede klasse, terwijl Beerschot zich uit vierde klasse probeert op te werken. Maar de vete tussen de supporters van Antwerp en Beerschot is er daarom niet minder op geworden. Nog steeds kunnen ze elkaars gezangen niet aanhoren, elkaars kleuren niet zien en een derby zou gegarandeerd in rellen uitmonden.
Ook op de redactie van dwars heerst die rivaliteit: Benjamin is namelijk Beerschotsupporter in hart en nieren, terwijl Stijn een ware Antwerpfan is. Voor één speeldag draaiden de redacteuren de rollen om: Benjamin bezocht de hel van Deurne-Noord, Stijn zette koers richting het Kiel. Kijken naar hun favoriete sport deed hen nog nooit zoveel pijn.
rood en wit, de liefdevolle kleuren
Zaterdagavond, iets na zes uur. Een berichtje van mijn Beerschot-vrienden: “Veel sterkte op den Bosuil subiet hè, en vergeet geen helm mee te nemen, het schijnt dat het stadion op instorten staat.” De toon is gezet. Ik zucht en begin met fameuze tegenzin aan een calvarietocht richting het stadion van Royal Antwerp FC, de oudste ploeg van België. Hoe dichter de tram bij Deurne komt, hoe meer Antwerpsupporters er opstappen. Als er een struise gast vol tattoos van The Great Old naast mij komt staan, ben ik er bijna zeker van: hij ruikt dat ik voor den Beerschot supporter. Dat gaat hij luidkeels verkondigen en ik ga hardhandig van de tram gegooid worden, nageroepen met “Vuile rat!” Maar plots is daar de halte 'Bosuilstadion', en iedereen stapt gewoon af. Geluk gehad, denk ik bij mezelf.
Ik volg de mensenmassa richting stadion en arriveer aan de ingang van de beruchte ‘tribune 2’, waar de harde kern altijd zit. Na grondig te zijn gefouilleerd en een vluchtige controle van mijn toegangsbewijs, betreed ik het stadion. Op regelmatige afstand van elkaar staan er tegen de achterkant van de tribune dixies. Stromend water moet hier nog uitgevonden worden blijkbaar. Ik bestel een typische platte stadionpint en neem plaats op de tribune. Aan het begin van de wedstrijd valt er mij meteen iets op: het verschil tussen een ploeg die in een positieve vibe zit (Beerschot Wilrijk) en een ploeg die met ontelbare problemen kampt (Antwerp): een overname in het slop, licentieperikelen, een rotseizoen dat er al op zat voor het goed en wel begonnen was… Het enthousiasme van de in België fel geroemde achterban van Antwerp staat dan ook op een laag pitje.
De match eindigt op 1-1, na een penaltygoal voor Antwerp en een goal uit hoekschop voor tegenstander Roeselare. Hiervoor had ik voor het begin van de wedstrijd het meeste angst: “Hoe ga ik in godsnaam reageren bij een doelpunt?” en “Wat gaan de supporters wel denken als ze mij niet zien juichen?” Ongegrond blijkt achteraf: bij het doelpunt van Antwerp applaudisseer ik netjes mee en niemand krijgt argwaan. Na het fluitsignaal lopen de tribunes in een sneltempo leeg. Het is niets te warm en ook de supporters blijken liever snel huiswaarts (of caféwaarts) te keren. In de schaduw van de Bosuil moet ik denken aan de duizenden Antwerpsupporters en hun ploeg. Ik hoop dat ze snel weer trots kunnen zijn op The Great Old. Want Beerschot en Antwerp, die hebben elkaar nodig.
Beerschot! Vooruit ten strijd!
Met pijn in het hart spendeer ik dit voetbalweekend niet op den Bosuil, maar ben ik genoodzaakt de tram te nemen richting het Kiel. Daar staat het Olympisch Stadion: een stinkend rattennest en dus thuisbasis van Germinal Beerschot. Of nee, excuseer, Beerschot AC. Wat zegt u, KFCO Beerschot Wilrijk ondertussen? Met stamnummer hoeveel? Ik gok dat zelfs de fans het niet eens meer weten. Faillissementen en fusies hebben de Beren vermaakt tot een samenraapsel van clubs en supporters. Tegenwoordig spelen ze om de knikkers in vierde klasse, tegen ploegen als Bree, Lyra en Spouwen-Mopertingen. What’s in a name?
Vanavond staat Esperanza Pelt op het menu, de tweede in de rangschikking. Beerschot Wilrijk doet tegenwoordig niets anders dan winnen – een gewoonte die me totaal niet aanstaat – en is zo tot de top van het klassement geklommen. De match is dan ook uitverkocht en ik sta onwennig tussen een zee van mauve-wit supporters. Met 11.500 zijn ze, voor een wedstrijd op dit niveau is zo’n aantal uitermate indrukwekkend. Wie hier dan ook te kennen geeft ne Roden Hond te zijn of flaneert met een rood kledingstuk, keert niet levend huiswaarts. Ik hou me wijselijk gedeisd.
Het stadion kolkt, zelfs het vak van de uitsupporters is volzet. Stoïcijns probeer ik de match te ondergaan, de beschimpende gezangen over Antwerp negerend. Maar ik zou liegen moest ik zeggen dat het op ’t Kiel aan sfeer ontbreekt. De tifo’s, vlaggen en confettikanonnen, de samenzang van zovelen én bovenal een ploeg die scoort, maken van deze avond een feest voor al wie voor paars-wit supportert. En dan mag je hart nog zodanig rood-wit gekleurd zijn, indrukwekkend is het zeker wel.
Beerschot Wilrijk wint overtuigend de wedstrijd met 4-0, en ietwat beschaamd geef ik toe geapplaudisseerd te hebben. Niet voor de behaalde zege of het feit dat deze ploeg dit seizoen kampioen gaat spelen, maar wel voor de fantastische rivaliteit die heerst tussen den Beerschot en den Antwerp. Want hoewel het voetbal in Antwerpen sportief gezien al jaren aanmoddert, leeft de sport hier meer dan elders. En Antwerp mag dan wel de ploeg van ’t stad zijn, die Kielse ratten doen ook serieus hun best.