Begin van het einde

Kasper; student, drinkebroer, held
20/11/2005
🖋: 

Er was een vaag, onbestemd gevoel dat als een schaduw net buiten zijn bewustzijn zweefde en twee stemmen die zo luid in zijn hoofd schreeuwden dat elke mogelijkheid tot denken op z’n minst beperkt had moeten zijn. Maar het deed hem allemaal niet veel. Het geheel was zodanig absurd, van de pot gerukt, dat het enige waar hij aan kon denken een liedje was, het nummer waar het in zekere zin allemaal mee was begonnnen. Een van de deuren vanachter in de aula werd door een kleine, doelmatige explosie weggeblazen en iemand gilde, maar hij hoorde enkel dat nummer, even duidelijk als toen; clowns to the left of me, jokers to the right / here I am, stuck in the middle with you. Onwillekeurig zochten zijn ogen haar gezicht. Een sprankeltje van verbazing gleed door hem heen en was toen verdwenen. Het krullende, haast witte haar dat altijd met veel zorg om haar hoofd lag, had elke samenhang verloren en haar anders guitige mond was verwrongen door angst en afgrijzen; er zat bloed op haar truitje en haar gezicht. Zij had gegild. Hij wou een zakdoek uit zijn achterzak pakken om het bloed af te vegen, maar zijn hand raakte de kolf van een pistool dat onder zijn jas zat. Plots drong een van de stemmen in zijn hoofd tot hem door en trad het gevoel uit de schaduw naar voor.
“Sta daar niet gewoon, doe iets, rund!” Hij voelde doodsangst.

 

Maar Kasper had momenteel lak aan emoties en gevoelens. Hij greep de kolf vast en trok het pistool uit zijn broek terwijl hij Sam onder het bureau duwde waar ze achter stonden. Het geluid van rennende voetstappen werd hoorbaar, maar Kasper moest niet kijken om te weten wat hij zou zien. Belangrijker dan de binnenstormende privé-militie vond hij haar blik, die sprak van een zeker angstig vertrouwen en zocht naar de ridder op het witte paard; als een konijn dat hoop stelt in de lichtbak. Of was zij juist de lichtbak? Hij checkte het magazijn van zijn pistool. ’Mijn pistool.’ De gedachte was wrang. ’De gekken hebben het gekkenhuis overgenomen.’ Hij staarde even naar het Glock-logo op de kolf en schoof het magazijn terug met een droge klik. ’Veertien, en één in de kamer. Niet dat het zoveel uitmaakt.’ Hij merkte dat haar rok tot boven haar knieën was gekropen en zijn blik werd naar beneden getrokken, maar hij schudde het weg. Nu niet. De stemmen in zijn hoofd kwamen terug in focus.

 

“Alsof iets hem, en óns, nog kan redden!”

 

“Ik heb het volste vertrouwen in die jongen.”

 

“Bah, wedden dat we terug naar de Vergetelheid mogen.”

 

“Goed, het heeft nu lang genoeg geduurd, kinderen.” De stemmen vielen stil. Kasper huiverde bij de zoete stem, honing in het wespennest. Hij kon zich voorstellen hoe ze daar stond, in de middengang van de aula met de soldaten in een halve cirkel rond haar, de witte bloemetjesjurk die haar op een groot kind deed lijken en de naar boven gerichtte revolver, haar elleboog op haar heup, die dat tegensprak. “Als wat wij kwijt zijn nu terugkomt, zullen we nadenken wat we met jullie zullen aanvangen. Anders...” De dreigende stilte die ze liet volgen werd versterkt door het geluid van een haan die overgehaald werd. Kasper kon de halfautomatische machinepistolen die op hen gericht waren haast voelen doorheen het bureau dat plots geen echte bescherming meer leek te bieden. Hij keek naar Sam die haar hoofd schudde met smekend grote ogen en slaagde er nog net in om zijn zucht te onderdrukken en een vastberaden gezicht te tonen.

 

“Vertrouw me.” fluisterde hij en stak zijn hand uit met de palm naar boven. Ze knikte wezenloos en gaf de USB-stick die ze onder haar kleren had gedragen aan hem. Voor hij zelfs maar zijn hand had kunnen sluiten boog ze zich naar hem toe en kuste zijn lippen.

 

“Dat doe ik.” zei ze hees.

 

Met een kleine vingerbeweging zette hij de veiligheid van zijn Glock af. Dit had hij niet verwacht, toen hij haar voor het eerst zag.