De Koninklijke Academie van Schone kunsten in Antwerpen werd gesticht in 1663 en viert dit jaar haar 350-jarig bestaan. Ter opluistering van deze mijlpaal zijn er verschillende tentoonstellingen georganiseerd. Er is onder andere een fraaie overzichtstentoonstelling in het MAS. Naast beroemde oude meesters, exposeren er ook de tenoren van de hedendaagse Antwerpse kunst. dwars interviewde Katharina Van Cauteren, een van de drie curatoren van de tentoonstelling in het MAS, en de invloedrijke hedendaagse Antwerpse kunstenaar, schilder en graficus Fred Bervoets, over hun ervaring met de Academie.
Wat is de opbouw van de tentoonstelling en hoe is deze juist tot stand gekomen?
Van Cauteren De expositie is het resultaat van de samenwerking tussen drie curatoren. Het gaat om Paul Huvenne, directeur van het KMSKA, modeontwerper Walter Van Beirendonck en ikzelf. Walter is onder andere het brein achter de unieke scenografie die je in het MAS kunt zien. De tentoonstelling is niet zomaar een droge opsomming van feiten uit de geschiedenis van de Academie. In plaats daarvan worden enkele grote vragen gesteld: is kunst vooral handwerk, of toch eerder iets wat je doet met je hersenen? Moet kunst mooi zijn? Is er zoiets als 'Antwerpse kunst'? Kwesties die kunstenaars doorheen de eeuwen altijd hebben beziggehouden.
Kent u een interessante anekdote uit het 350-jarig bestaan van de Academie?
Van Cauteren De meest mythische leerling van de Antwerpse Academie is ongetwijfeld Vincent Van Gogh, ook al volgde hij er maar enkele weken les. Het verhaal wil dat hij door zijn leerkrachten werd gebuisd of zelfs van school gestuurd, maar de werkelijkheid is iets prozaïscher. Om te beginnen schreef Van Gogh zich vooral in aan de Academie omdat tekenles volgen goedkoper was dan zelf modellen inhuren. Maar naar de negentiende-eeuwse normen kon Van Gogh eigenlijk helemaal niet zo goed tekenen. Hij werd dus verwezen naar een lagere klas. Voor het zo ver kwam, kreeg Vincent de kans om naar Parijs, hét kunstencentrum van de latere negentiende eeuw, te vertrekken. Geen wonder dus dat hij onmiddellijk de benen nam.
Wat voor indruk heeft Fred Bervoets nagelaten op de Academie?
Van Cauteren Fred is een icoon, die een bijzonder fundamentele invloed heeft gehad op heel wat van zijn leerlingen. Zijn studenten kunnen je verhalen vertellen over de legendarische onderonsjes die ze met Fred hadden in de les of op café. Daar kon Fred pas écht doordringen tot de ziel van zijn pupillen. Het mooiste verhaal dat ik in die zin ken, komt van Tom Liekens. Hij beschreef me hoe hij op een avond samen zat met Fred, toen er een dame naar hen toe kwam. Zij zei tegen hem: "Ik heb uw nieuwste werk gezien en het trekt echt op niks!" Waarop Fred doodgewoon antwoordde: "Het trekt misschien op niks, maar het trekt ook op niks anders!" Met dat soort uitspraken liet hij zijn leerlingen natuurlijk begrijpen waar het voor hem daadwerkelijk om gaat: het vinden van een eigen weg. Maar zo'n uitspraak toont ook aan hoe groot het contrast is met de opvattingen van de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw: Toen ging men ervan uit dat er één universeel schoonheidsideaal was en je precies dát ideaal moest leren beheersen in de Academie. Sindsdien is er veel veranderd.
Wat kunst precies inhoudt weet ik nog altijd niet.
De impuls in de Antwerpse kunst is sinds 1663 dus nog niet gestopt. Zeker niet als het aan kunstenaars als Fred Bervoets ligt. Dat ook zijn werk in het MAS hangt, is dus niet verbazend. We vroegen de 72-jarige kunstenaar in Galerij de Zwarte Panter naar zijn tijd op de academie.
We bellen aan bij de Zwarte Panter, een prachtig pand dat vroeger een hospitaal was. De galeriehouder, gestoken in een trui met pantermotief, doet open en stelt zich voor als Adriaan Raemdonck. Hij brengt ons naar een ruimte waar schilder Fred Bervoets kiest welk werk hij er nog zal ophangen. Bervoets gaat ons voor naar de vroegere kapel van het hospitaal waar eveneens monumentaal werk van hem hangt. In de sacristie van de kapel is een bar gevestigd. "Wacht, wacht, voor we gaan spreken moet ik eerst nodig iets drinken," maant de schilder. Hij duikt achter de bar, haalt een grote fles Bols tevoorschijn, giet zijn glas meer dan halfvol en schenkt er een klein scheutje cola bij. "Ik drink altijd Bols, je moet je lichaam wel onderhouden natuurlijk. Jullie ook een druppelke?" Met de Bols in de hand en zwaaiend met een sigaret steekt Bervoets van wal. Hij vertelt dat Antwerpen een grote invloed heeft gehad op zijn leven en werk. "Al van jongs af aan wilde ik naar de stad, want in de stad leven de kunstenaars. Antwerpen was voor mij één grote academie, ik móést erheen want ik wilde schilderen. Ik woonde in Burcht en leerde mezelf schilderen in de kerktoren van het dorp met uitzicht op Antwerpen. De stad was een 'kunstmekka': kunstenaars van over de hele wereld kwamen hier naartoe. We zochten elkaar op en zaten samen veel op café. Je mocht immers niets missen en in artiestencafés ontmoette je belangrijke mensen. Vroeger had ik mijn atelier op de hoek in de oude stal van de Natiepaarden, maar artiesten moeten veel verhuizen, anders ben je gezien en komen de toeristen," vertelt Bervoets. Nu schildert hij thuis, in een herenhuis dat hij heeft gekocht in de Dambruggestraat. Enkel zijn drukatelier is in de Zwarte Panter gevestigd.
Bervoets is in 1957 begonnen aan de Academie. De opleiding duurde toen zes jaar en aansluitend volgden vijf jaar Hoger Instituut. Bervoets zelf legde de opleiding in slechts drie jaar af. "Ik was de man, van jongs af aan scheidde ik me af. Ik heb altijd al geschilderd en vanaf mijn vijftiende ben ik in de open lucht gaan schilderen. Ik heb er hard voor gewerkt en daarom hebben mijn ouders me naar de Academie gestuurd. Daar heb ik veel geluk mee gehad, want mijn vader was dokwerker. Ik wilde alle dagen schilderen." De schilder neemt een slok van zijn glas cola-Bols, steekt een nieuwe sigaret op en vertelt over de verschillen tussen de Academie zoals hij haar kende en zoals ze nu is. "Toen ik er studeerde, was de Academie nog elitair. De professoren doceerden in het Frans en ook zeer rijke mensen volgden er een opleiding tot kunstenaar." Het 350-jarig bestaan van de Academie is volgens de schilder van invloed op het instituut. De oude opleiding aan de Academie, zoals hij die gevolgd heeft, is een overblijfsel van de klassieke zeventiende-eeuwse opleiding. "In de eerste jaren moesten we gipsen beelden van hoofden en torso’s overwerken. Daarna werden oude meesters nagevolgd en stillevens geschilderd. In het laatste jaar schilderden we naaktmodellen. Mijn model moest dan een sjaal breien, want vrij schilderen was voor mij belangrijker," lacht Bervoets. "Op het Hoger Instituut schetste je dan eindelijk je eigen wereld. Nu is kunst opener en breder geworden en de Academie is flink veranderd. De nadruk ligt veel minder op de klassieke component van de opleiding, maar is dezer dagen eerder gebaseerd op talent en eigen insteek. Dat kwam in mijn tijd pas later aan bod. Bovendien is de opleiding nu theoretischer. Tegenwoordig is alles volledig geregeld. Wij begonnen gewoon lukraak te schilderen. Daarnaast is de computer een grote verandering: internet opent hele werelden, dat is veel beter dan in je eentje op een zolderkamertje aanmodderen."
Ik woonde in Burcht en leerde mezelf schilderen in de kerktoren van het dorp, met uitzicht op Antwerpen.
Als afgestudeerde was Bervoets al getrouwd en met enkele prijzen op zak kreeg hij een contract aangeboden bij een groot Brussels verzamelaar. "Ik heb nooit een andere job kunnen doen dan schilderen en zo kon ik toch rondkomen," zegt hij. Bervoets was echter de uitzondering: veel kunstenaars gingen aan de slag als barman, klusjesman of wijnverkoper. "Dan is het voorbij met het talent, het zijn de keikoppen die volhouden. Immers, wanneer je aan een andere job begint, wil je die job goed uitvoeren en komt kunst op de tweede plaats. Nu zijn de tijden veranderd en kun je doceren met je diploma." Naast les volgen, heeft Bervoets vijftien jaar lesgegeven aan de Academie waar hij op 'naam en faam' werd benoemd. Hij was een onconventionele professor: Bervoets ging met zijn studenten op café en liet hen werken wanneer ze wilden. "Vrijgevochten," noemt hij het zelf. "Ik heb wel duizend mooie herinneringen aan die tijd. De beste heb ik aan de collega’s en vrienden. Maar het was ook een tijd van schommelingen tussen droeve en vrolijke periodes."
Even blijft het stil en lijken we gevangen in de melancholie van het moment. Dan wordt de draad van het interview hervat. "Iedere kunstenaar heeft een eigen boodschap en elke toeschouwer maakt daarin zelf zijn keuze. Mijn boodschap is voor mijzelf, sommigen zien het, anderen niet. In totaal zijn er talloze boodschappen. Wat kunst zelf is, weet ik niet meer. Daar is al duizenden keren antwoord op gegeven, zo vaak dat niemand het meer weet. Voor mij is kunst een noodzaak. Ik heb het elke dag sinds mijn veertiende beleefd en heb al op jonge leeftijd musea platgelopen. Die begeestering is gebleven. Als ik een paar dagen niet geschilderd heb, voel ik me helemaal leeglopen. Wat kunst precies inhoudt, weet ik echter nog altijd niet. Ga naar grote collecties, lees boeken en ontdek kunst. Als je naar een museum gaat, hangt er kunst aan de muur, maar 500 meter verderop, in een groezelig zolderkamertje zit wellicht een eenzame jongeman die niemand kent en misschien is ook hij bezig met grote kunst. Wat in de boekjes staat is kunst. Wat erbuiten is ook. Kunst is iets ongrijpbaars."