Flaticon.com
Twaalf. Dat is het aantal voetbalvelden aan open ruimte dat er in Vlaanderen dagelijks verdwijnt. Aan dit tempo wordt op minder dan 3 maanden tijd een nieuwe stad met de oppervlakte van Leuven toegevoegd aan Vlaanderen. Van de bouwshift tot het Vlaams kampioenschap tegelwippen dat van 21 maart tot 31 oktober plaatsvindt, schoorvoetend wordt erkend dat de open ruimte te gulzig wordt aangesneden. Ik sprak met Tom Coppens, hoogleraar aan UAntwerpen en medeauteur van het boek Met voorbedachten rade. De ondertitel ‘de sluipmoord op de open ruimte’ kan niet verbergen dat bij de Vlaamse ruimtelijke ordening meer dan een paar voetnoten horen.
De kans is groot dat een groot percentage van de lezers al afhaakt bij het lezen van de woordcombinatie ‘ruimtelijke ordening’. Ikzelf pleitte tot enige tijd geleden ook schuldig, tot het boekje van Coppens me inpeperde dat het beschermen van openbare ruimte de sleutel is om belangrijke maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Hij somt er enkele op: “Denk aan mobiliteit. Hoe verspreider je woont, hoe hoger de maatschappelijke kosten oplopen. Je hebt extra wegen en extra nutsvoorzieningen nodig en de mobiliteitsvraag zal groter zijn. Mensen die niet in een stads- of dorpskern wonen, zijn erg autoafhankelijk en dus ook heel afhankelijk van fossiele energie.”
“Maar denk ook aan klimaatadaptatie- en mitigatie. Jaarlijks overstromen er woningen door hevige regenval. We hebben de natuur en het water te weinig ruimte gegeven. Aan de andere kant is er de droogte. We hebben te veel verhard in infiltratiegebieden, waardoor het peil van het grondwater niet meer kan worden aangevuld. We nemen in landelijke gebieden veel ruimte in voor verstedelijkte functies die bijvoorbeeld kunnen worden gebruikt voor voedselproductie. Ook staan we voor een biodiversiteitscrisis: in Vlaanderen is slechts tien procent op de gewestplannen ingekleurd als natuur. Je hebt veel meer energie nodig om een verspreide ruimtelijke structuur te doen draaien dan een compacte structuur. Het kost enorm veel geld om lintbebouwing en afgelegen huizen te ontsluiten. Veel huizen in lintbebouwing hebben vandaag nog altijd geen riolering. Ruimte is kostbaar en als je kwistig met ruimte omspringt, kom je maatschappelijk in de problemen. Moeten we nu echt zo’n groot deel van onze welvaart spenderen aan het rechttrekken van wat we op het vlak van ruimtelijke ordening fout doen?”
een geschiedenis van ruimtelijke wanorde
En toch, waarheen men gaat langs Vlaamse wegen komt men afgelegen en niettemin met water, elektriciteit en gas uitgeruste fermettes tegen. Hoe is het zover kunnen komen? Coppens start zijn verhaal in de middeleeuwen. “Vlaanderen is een van de meest verstedelijkte regio’s van Europa. Die verstedelijking begon al in de middeleeuwen en kwam in een zware stroomversnelling in de negentiende eeuw toen het een bewuste politiek was om de steden niet te groot te laten worden en arbeiders te huisvesten op het platteland. Zij konden dan pendelen via goedkope spoorabonnementen. Een van de voordelen was dat je sociale onlusten gemakkelijker kon beheersen door arbeiders onder de kerktoren te huisvesten. De gronden buiten de stad waren bovendien goedkoper. In de twintigste eeuw kwam daar de wagen bij, waardoor mensen zich gemakkelijker konden verplaatsen en nog meer gronden werden aangesneden. Men heeft dan de facto het land verkaveld op maat van de wagen.”
We kunnen het niet hebben over ruimtelijke ordening zonder de gewestplannen aan te halen. Dat zijn plannen die gebieden een bepaalde bestemming geven, zoals woongebied, recreatiegebied of natuurgebied. “De opmaak van de gewestplannen werd in de wet van 1962 vastgelegd. Je moet weten dat er in de jaren zestig een heel optimistische blik op de toekomst was. Er waren geen grenzen aan de groei en de bevolking zwol sterk aan. Men dacht dat men veel bouwgronden en industriegronden nodig zou hebben. Hoewel de behoefteraming slechts tot 1980 liep, hebben we het gecreëerde aanbod aan bouwgronden in de gewestplannen vandaag nog steeds niet kunnen invullen. Binnen dat aanbod zijn naar schatting nog een miljoen nieuwe woningen mogelijk. De gewestplannen zouden eigenlijk herzien moeten worden na een periode van 10 jaar, maar het duurde bijna 10 jaar om ze op te stellen, waardoor er na de goedkeuring van het laatste gewestplan in 1980 niet veel animo meer was om opnieuw te beginnen.”
“Een kapitale fout die we in de jaren zeventig hebben gemaakt. Andere landen hebben de ruimte pas bestemd wanneer ze die nodig hadden om te ontwikkelen. Zolang de ruimte niet was bestemd, kon je er niets doen. Wij hebben alle ruimte bestemd tot in de eeuwigheid om ons woonmodel dat gebaseerd is op individueel eigendom te ondersteunen.”
gezocht: politieke moed
Wie het boek van Coppens en zijn medeauteurs leest, zal niet met de indruk achterblijven dat politici de laatste halve eeuw veel competentie aan de dag hebben gelegd om de open ruimte te beschermen. En toen het wel gebeurde, krabbelden politici snel terug onder druk van de publieke opinie. Toen Vlaanderen ruimtelijke ordening tijdens een periode in de jaren negentig wel serieus nam en er niet voor terugdeinsde zonevreemde woningen met de grond gelijk te maken, stuitte dat op veel protest.
“De misdrijfplegers werden in de beeldvorming de slachtoffers. Politici voelden natuurlijk de weerstand tegen de ruimtelijke ordeningsplannen aan. De liberaal Patrick Dewael had het over de dictatuur van de planologen. De Vlaamse regeringen die zouden volgen, begonnen alles weer toe te laten. Op de bestemmingsplannen zijn er gekmakend veel afwijkingen die casuïstisch tot stand zijn gekomen en er louter toe dienen het eigendomsrecht te beschermen en niet de goede ruimtelijke ordening. Vanuit politiek oogpunt is het ergens begrijpelijk. De baten van een goede ruimtelijke ordening zijn abstract, diffuus en liggen ver in de toekomst. Een politicus die mensen verbiedt te bouwen, stelt mensen teleur. Het is altijd makkelijker om toe te geven aan het individuele probleem dan te werken op lange termijn. Je hebt politici nodig die durven op de nagel te blijven kloppen, wat goed is op lange termijn. Als je continu hamert op de individuele vastgoedbelangen, dan sneeuwt het langetermijnperspectief onder.”
In de veelbesproken bouwshift zoals die nu voorligt, ziet Coppens weinig heil. “Met de bouwshift zegt Vlaanderen dat er na 2040 geen bijkomende ruimte meer mag worden aangesneden. De Vlaamse regering trekt tegelijk wel de factuur op door hogere vergoedingen te beloven aan eigenaars wier bouwgrond moet worden herbestemd. Nu bedraagt deze vergoeding tachtig procent van de geïndexeerde aankoopwaarde, als de grond aan een uitgeruste weg ligt en dit geldt voor 50 meter in de diepte. De Vlaamse regering wil nu de hele grond vergoeden aan de actuele marktwaarde.”
“Ja, je hebt recht op de vergoeding voor de geleden schade. Maar op speculatie? Je hebt grond tien of twintig jaar geleden gekocht. Moeten we dan aan de waarde van de markt vergoeden? De waarde van het land hangt af van hoe de grond wordt bestemd. Daar heeft een eigenaar geen enkele verdienste aan. Puur door het bezit van land word je rijker. Ik zie niet in hoe dit maatschappelijk valt te verantwoorden.”
wat nu?
Wat moet er dan wel gebeuren? Ik laat Coppens enkele voorstellen doen. “Ik hoop dat er een verkavelingsverbod komt. Er staan genoeg woningen, alleen worden die nu schandalig onderbenut. Dat betekent niet dat er niet meer gebouwd zal worden, er zal nog veel bouwactiviteit zijn. We moeten naar een ander soort bouwen en wat al is gebouwd, beter benutten. In plaats van grote woningen energieneutraal te maken, zouden we ze vaak beter slopen en vervangen door twee of drie kleinere woningen op hetzelfde perceel indien dat perceel goed gelegen is nabij de kernen. Aan kavels met grote vrijstaande woningen is er een totaal overaanbod. Door de kleiner wordende gezinnen is er vooral een vraag naar kleinere woningen.”
Dat Vlamingen hun gewoonten niet zomaar aan de kant schuiven, beseft ook Coppens. Dat houdt hem niet tegen een ideële situatie te schetsen. “De Vlaming is heel honkvast. Idealiter is er meer beweging op de vastgoedmarkt. Dat bewoners van grote oude woningen verhuizen naar een kleinere woning wanneer de kinderen uit huis zijn, zodat deze woningen op de markt komen voor jonge gezinnen. Zo maak je de woningen betaalbaarder. Nu worden twintigers op de woningmarkt weggeconcurreerd door vijftigplussers met een flinke spaarpot.”
En voor beleidsmakers heeft Coppens nog één slotaanbeveling: “Zorg ervoor dat het logisch wordt om in stads- en dorpskernen te wonen. Creëer verkeersveilige omgevingen, zorg voor genoeg gemeenschapsvoorzieningen en plant voldoende groen aan. Door te investeren in de steden en dorpskernen spaar je niet alleen de open ruimte, maar creëer je ook een betere leefomgeving. Daar wordt iedereen alleen maar beter van.”
- Log in to post comments