In dwars valt nu en dan het begrip ‘wetenschappelijke integriteit’. Maar wat verstaan we daaronder? Wie bewaakt de wetenschappelijke integriteit? En waar kan ik terecht als ik ‘wetenschappelijk niet zo integer’ gedrag vaststel? Vragen genoeg voor Gert Storms en Bert Seghers, respectievelijk de voorzitter en de secretaris van de Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit.
De Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit (verder VCWI) werd in 2013 door de universiteiten, het FWO en twee academies opgericht als Vlaams observatorium voor wetenschappelijke integriteit. De VCWI bestaat uit negen hoogleraren uit de universiteiten in Vlaanderen, met daarbij Bert Seghers als secretaris en een juridisch adviseur. Seghers legt uit: “Onze taak is tweeledig. Enerzijds verstrekken wij algemene adviezen over wetenschappelijke integriteit en anderzijds adviseren wij over concrete klachtendossiers die al behandeld zijn door de CWI van een instelling die aangesloten is bij ons. Dus gesteld dat je niet akkoord bent met het oordeel van de CWI van UAntwerpen, kan je aan ons een tweede advies vragen.”
Een advies klinkt vrijblijvend. Seghers nuanceert: “Het klopt dat de adviezen in principe niet bindend zijn, maar onze adviezen hebben wel een morele autoriteit. De universiteiten en instellingen hebben ons erkend.” Voorzitter van de VCWI Gert Storms vult aan: “Het is zo dat je bij ons nooit rechtstreeks kunt aankloppen. Je zult eerst bij de CWI van je eigen instelling te rade moeten gaan. Wij kunnen geen disciplinaire sancties opleggen. De Orde der Artsen kan iemand schrappen als arts, een Orde der Wetenschappers bestaat vooralsnog niet.”
Zoals de naam al laat raden, houdt de VCWI zich bezig met wetenschappelijke integriteit. Maar hoe dit begrip af te bakenen? Storms verwijst naar de ALLEA-code, de Europese gedragscode voor wetenschappelijke integriteit die ook UAntwerpen onderschrijft. “Het is onmogelijk om in een code alles netjes vast te leggen wat wel en wat niet wetenschappelijk integer is. Vandaar dat de CWI’s aan de verschillende universiteiten en de VCWI bestaan. Er kan veel op ons bord belanden waar je met behulp van de ALLEA-code geen sluitende uitspraak over kunt doen. Dan is het aan de interdisciplinair samengestelde commissies om te oordelen of iets wetenschappelijk integer is of niet. Een schending van wetenschappelijke integriteit zou ik zelf omschrijven als gedrag dat de vooruitgang van de wetenschap belemmert.”
Allemaal mooi en wel, maar om een schending van wetenschappelijke integriteit boven water te krijgen heb je mensen nodig die uit de biecht klappen. Waarom zou ik als personeelslid of student de klok luiden over wetenschappelijk niet-integer gedrag aan de instelling die mijn broodheer is of waar ik wil afstuderen? Het is een bekommernis die Seghers erg bezighoudt. “Ik droom van een wereld waarin universiteiten een dermate open cultuur hebben dat klokkenluiders die onregelmatigheden aan de kaak stellen worden gevierd. In die wereld leven we vandaag niet. Het is door wetenschappelijk onderzoek voldoende gedocumenteerd dat wie uit idealisme een vermeende wantoestand meldt, vaak moet afrekenen met negatieve gevolgen. Denk aan tegenwerkingen in je carrière, zeker als jonge onderzoeker. Daarnaast is er nog veel werk aan de bescherming van klokkenluiders.”
Storms vult aan: “De ontoereikende bescherming en de negatieve gevolgen maken het een netelige zaak om het melden van wantoestanden te verplichten. Iets waarbinnen de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad) wel animo is. De enige reden die ik kan bedenken om misstanden te melden, is dat je zo in elkaar zit en er niet mee kunt leven ze zomaar te laten passeren. Wetenschap die wetenschappelijk wangedrag toelaat, is geen wetenschap. Dat is misschien de beste reden om wangedrag te melden, de mogelijke negatieve gevolgen ten spijt.”
Schendingen van wetenschappelijke integriteit bestaan er in vele soorten en gewichten. Wie een jaarverslag van de CWI van UAntwerpen erbij neemt, zou mogelijk denken dat het zich beperkt tot plagiaat, zelfplagiaat en onderzoekers die zichzelf als voornaamste auteur zien van een publicatie waarin ze nauwelijks twee komma’s hebben verplaatst. Maar ook belangenvermenging en vervalsing van de onderzoeksresultaten behoren hiertoe, kortom alles wat de wetenschappelijke geloofwaardigheid ondermijnt.
Seghers benadrukt de ernst van je mogelijke belangenconflicten aangeven als wetenschapper. “Het moet zelfs niet draaien om een werkelijke belangenverstrengeling, als je in je eigen werk iets tegenkomt wat iemand anders kan interpreteren als mogelijke belangenverstrengeling moet je dat al vermelden. Dat is ook wat de ALLEA-code gebiedt. Op dat vlak is er nog werk aan de winkel, zeker nu er steeds meer samenwerkingen zijn tussen industrie en wetenschappers. Als bepaald onderzoek door een bedrijf is gefinancierd, is het belangrijk dat de financier wordt vermeld. Dat wil niet zeggen dat er iets mis is met het onderzoek, maar de lezer moet wel de kans krijgen om zelf in te schatten hoe betrouwbaar de publicatie is.”
Storms pleit ervoor om alle onderzoek te publiceren. “Als je een contract ondertekent met een externe financier mag die geen clausule bevatten die zegt dat je toestemming moet krijgen als wetenschapper om het onderzoek te publiceren. In Amerika keek onderzoeker Turner naar 74 geregistreerde onderzoeken over antidepressiva waarbij de helft positieve resultaten vond en de andere helft geen effecten. Maar welke onderzoeken verschijnen in de literatuur? Op eentje na worden alle onderzoeken met een positief resultaat gepubliceerd. Van de onderzoeken waarin geen effect werd vastgesteld wordt een derde gepubliceerd alsof het een positief resultaat betreft. De overige studies werden niet gepubliceerd, op een drietal na. Artsen die de literatuur raadplegen zullen denken dat er een overweldigende meerderheid aan studies is met positieve resultaten, terwijl het beeld er een stuk anders uitziet als je naar de originele bronnen kijkt. Dat is een mooie illustratie van hoe belangrijk het is om niet pas te mogen publiceren na toestemming van een financier.”
Commissie Wetenschappelijke Integriteit UAntwerpen
Belangrijk om te onthouden: alvorens terecht te kunnen bij de VCWI, zal wie meent weet te hebben van een schending van wetenschappelijke integriteit moeten aankloppen bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van UAntwerpen, die in 2010 in het leven is geroepen. Ik sprak met voorzitster Em. Professor Diana Phillips en secretaris Marianne De Voecht.
Gesteld, een docent heeft stukken van het internet klakkeloos en zonder bronvermelding in zijn syllabus opgenomen. Ik kan dit natuurlijk niet laten gebeuren en wil rechtvaardigheid doen geschieden. Hoe kan de CWI in deze casus nuttig zijn? “Allereerst is er het onafhankelijk meldpunt in de persoon van professor Willem Lemmens”, vertelt De Voecht. “Hij bekijkt de zaak en oordeelt of de CWI de beste instantie is om het dossier te behandelen. Indien dat het geval is, houdt zijn rol daar ook op. Hij maakt geen deel uit van de CWI.”
“Je moet je als melder goed bewust zijn van het feit dat dit een stevige procedure is”, voegt Phillips toe. “Je ergens kwaad over maken en dit melden is onvoldoende. Je moet een ernstig dossier samenstellen waarop een grondig onderzoek volgt. Een normale case bij ons duurt enkele maanden, er staat dan ook heel wat op het spel. Het is voor een onderzoeker toch wel een zware klap om een blaam te krijgen vanwege een schending van wetenschappelijke integriteit.”
Niet de enige drempel mijns inziens. Ik mag dan dapper een klacht indienen, het is natuurlijk mogelijk dat ik van deze docent later nog les krijg. Dus ja, waarom zou ik me de moeite en de risico’s getroosten hiervan melding te maken? Bert Seghers wees er al op dat klokkenluiders vaak op negatieve persoonlijke gevolgen kunnen rekenen. “Je kunt geen volledig anonieme melding doen”, vertelt De Voecht. “Wat wel kan, is dat je aan het onafhankelijk meldpunt vraagt om anoniem te blijven ten aanzien van de CWI of dat je wel bekend bent voor ons en anoniem blijft voor de persoon tegen wie je dossier is gericht. Het is niet altijd evident om anonimiteit te waarborgen. Soms is het bijvoorbeeld duidelijk dat de melding maar van een handvol personen kan komen, denk aan auteurskwesties.”
Ik laat me in de denkbeeldige case door niets of niemand afschrikken en heb een lijvig dossier ingediend dat na maanden grondig onderzoek een eindpunt kent. Ik ben benieuwd naar de sanctie die de docent in kwestie krijgt. “Net zoals de VCWI zijn we geen tuchtorgaan”, verbetert De Voecht me. “Het is geen juridische procedure. De CWI doet vaststellingen en op basis hiervan formuleert de CWI een advies waarin we ook al vervolgstappen aanbevelen en dat advies maken we over aan de rector. Soms geven we ook een algemeen advies wanneer we binnen een specifieke case ondervinden dat bestaande regels of richtlijnen te onduidelijk zijn. De melder en de betrokkene ontvangen een omstandig rapport van ons advies en kunnen binnen de maand ook nog reageren.”
Ik vraag me ten slotte af of de CWI bekend genoeg is. “Ik zie het aantal cases groeien,” zegt Phillips, “maar we moeten daar zeker aan blijven werken, net zoals we het als onze taak zien om de bewustwording rond wetenschappelijke integriteit aan te wakkeren. Onderzoekers zijn zich niet altijd bewust van wat tot problemen kan leiden. We willen ook een proactieve rol vervullen. Denk aan infosessies en de doctorandidagen waar uitleg over wetenschappelijke integriteit een vaste component is.”
Meer informatie over wetenschappelijke integriteit op UAntwerpen vind je hier.
- Log in to post comments