Amber Peeters & Fien Pauwels
Afgelopen academiejaar heb ik mezelf uitgenodigd voor een praatje bij enkele tientallen professoren aan UAntwerpen die ondanks hun nakende burn-out ruim de tijd namen mij in te wijden in het leven achter de universiteitsmuren. Zonder hun inzichten en ervaringen zou ik nooit dit stuk, waarin ik zo pretentieus ben de universiteit enkele aanbevelingen te doen, hebben kunnen schrijven.
Om te beginnen een soort van verantwoording. Als student loop je wel door de gangen van de universiteitsgebouwen, maar gaandeweg daagde het me dat ik maar weinig notie heb van wat er zich achter de muren van de talloze kantoortjes en lokalen afspeelt. Oké, ik hoorde en las weleens iets over publicatiedruk, maar nooit vond ik het de moeite waard om me er iets concreets bij proberen voor te stellen, laat staan dat ik vertrouwd was met de mechanismen erachter. Ik kon opiniestukken, nieuwsberichten en rapporten blijven lezen, maar om echt meer te weten te komen over het universitaire leven moest ik de visie en indrukken horen van mensen die dag na dag de universiteit bevolken. Men noemt ze ook wel eens proffen. ‘t Is te zeggen, tegenwoordig moet ik het hebben over ‘zelfstandig academisch personeel’, maar ik houd het in dit stuk bij proffen. En dus besloot ik zoveel mogelijk proffen te mailen uit alle faculteiten en vakgebieden. En jawel, een mooi aantal proffen stond erop flink de tijd te nemen mij te woord te staan en me een blik te verschaffen onder de motorkap van de universiteit. Dankzij hun openheid kan ik me nu een stukje meer voorstellen bij het universitaire leven. Niet alles wat verteld is, kan hier aan bod komen: sommige ideeën zullen in een afzonderlijk artikel de revue passeren, andere waardevolle inzichten vallen buiten de boot. Deze gesprekken zijn voornamelijk een inspiratiebron voor dit stuk waarin ik zo pretentieus ben om verschillende persoonlijke aanbevelingen te doen voor de universiteit van de toekomst, die evenwel stuk voor stuk niet los gezien kunnen worden van de concluderende slotaanbeveling. Instellingen als universiteiten die kritisch naar de wereld kijken, kunnen het zich niet veroorloven niet kritisch naar zichzelf te kijken. Voor wie is de universiteit er? Laat dit stuk een bescheiden aanzet zijn om het debat hierover aan te zwengelen. Niet in de cenakels van de universiteit, maar een krachtige publieke discussie. Als het ergens moet kunnen, dan wel aan een universiteit.
1. zet extra in op niet-competitieve funding
Als student sta je er niet dagelijks bij stil dat academici behalve naar briljante theorieën en revolutionaire inzichten ook voortdurend op zoek zijn naar geld. Er zijn verschillende kanalen om fondsen te verwerven. Denk aan het FWO (financiering door de Vlaamse regering), maar er zijn ook interne (zoals het Bijzonder Onderzoeksfonds), federale en Europese financieringsprogramma’s. Mogelijk ziet u nu de geldbriefjes uit de lucht dwarrelen, de realiteit is een stuk prozaïscher. Het uitschrijven van onderzoeksprojecten is in de regel een fulltimekarweitje van enkele weken tot maanden. De voldoening is dan toch des te groter wanneer de aanvraag wordt ingewilligd? Zo eenvoudig is het niet. Afhankelijk van het soort financieringsprogramma varieert de kans tot afwijzing van reëel tot vrijwel honderd procent. Het is maar de vraag of deze wijze van werken in verhouding staat tot de kosten. Er gaat heel wat tijd verloren die niet te besteden valt aan onderwijs of onderzoek, toch geen onbelangrijke pijlers van een universiteit, aangezien proffen het leeuwendeel van dit werk voor hun rekening moeten nemen. Als de prijs van geld zo hoog ligt, hoeft het niet te verwonderen dat er tussen de verschillende departementen wrevel ontstaat over de financiering en ondersteuning door de universiteit zelf. Aan de kant van de humane wetenschappen hoorde ik dat de criteria voor de verdeling van onderzoeksgelden afgestemd zijn op de exacte wetenschappen. Publicaties in nationale bladen worden veel minder gewaardeerd, hetzelfde geldt voor het schrijven van boeken. Aan de kant van de exacte wetenschappen luidt de kritiek dat zij binnen de universiteit voor de meeste externe financiering zorgen en dat hier wat tegenover mag staan, te meer omdat onderzoek er per definitie een stevig prijskaartje heeft, denk aan het draaiende houden van laboratoria.
Ook het aanstippen waard is dat beter presteren als faculteit dan het jaar voordien geen garantie is op meer middelen verwerven. Presteert een faculteit beter, maar doet een andere faculteit het nog beter, dan zal de eerste faculteit de broeksriem moeten aanhalen. Onder beter presteren valt te verstaan: o.a. meer publiceren, meer studenten aantrekken, meer doctoraten, meer diploma’s uitreiken en meer externe financiering verwerven. Ontegenzeggelijk criteria van kwantitatieve aard, hierover meer in puntje 5, maar ook binnen de faculteiten zelf moet het geld worden verdeeld en heerst er onherroepelijk een soort van competitie waarvan het maar de vraag is of ze kwalitatief voor veel heil zorgt. Onderzoeksgroepen stellen alles in het werk om hun financiering rond te krijgen, alleen is het twijfelachtig of de rekker nog veel flexibiliteit vertoont. Hoe kun je als onderzoeksgroep én onderzoek doen én publiceren én financiering binnenrijven én dit tempo jaar na jaar blijven opvoeren aangezien de middelen almaar schaarser worden en de eisen alleen maar verhogen? Het zal vast niet raar klinken dat proffen meermaals de woorden ‘stress’, ‘ratrace’ en ‘druk’ lieten vallen.
Enkele van hen begonnen spontaan over basisfinanciering. Onder basisfinanciering wordt verstaan dat elke onderzoeker middelen krijgt zonder hiervoor projectaanvragen uit te moeten schrijven. De proffen die ik sprak laten het idee van competitieve funding niet varen, maar stellen voor om deels te werken met basisfinanciering en deels te werken met competitieve funding. Dat zou meerdere voordelen opleveren. Er is meer ademruimte om aan onderzoek te doen, terwijl er minder tijd, energie en dus ook geld moet gaan naar het schrijven van onderzoeksprojecten om geld te verwerven om überhaupt onderzoek te kunnen doen. Ook kan zo innoverend wetenschappelijk onderzoek worden gestimuleerd. In het huidige systeem is het verleidelijk het ingeslagen pad te blijven bewandelen, daar je kunt terugvallen op je eerder opgebouwde expertise en publicaties, wat de publicatiebereidheid verhoogt. Basisfinanciering kan ervoor zorgen dat academici sneller de sprong wagen om onderzoek te doen waarvan de resultaten onzeker zijn, nu ze hun geldbronnen niet automatisch zien verdampen. In het algemeen kan basisfinanciering onderzoekers ook houvast geven wanneer een jaar vol pech hen treft.
2. bouw een middenkader uit
Wie aan een prof denkt, denkt mogelijk aan verstrooide types die zo opgeslokt zijn door hun onderzoek dat ze hun les uit het oog verliezen en net binnen het academisch kwartiertje de aula komen binnengewaaid of -gestrompeld, afhankelijk van hun persoonlijke fitheid, hun les doceren en de rest van de dag en nacht zich toeleggen op hun onderzoek. Op papier klinkt het dat proffen hun dagen vullen met het vervullen van drie basisopdrachten: onderwijs, onderzoek en dienstverlening. De vierde doch niet de geringste taak wordt gemakkelijk over het hoofd gezien: administratieve rompslomp. Klachten over het papierwerk kwamen in vele vormen, maten en kleuren terug, waarbij volgens de proffen die ik sprak de continue stroom aan mails, evaluaties en zaken die afleiden van daadwerkelijk onderzoek voeren alleen maar toeneemt. Een prof die een tijd aan een buitenlandse universiteit werkte, zegt dat het niet noodzakelijk zo hoeft te gaan en dat universiteiten er het hun rol achten om ervoor te zorgen dat proffen geen excuus hebben om niet aan onderzoek te doen en dat proffen er al hun administratieve besognes kunnen doorschuiven naar de universiteit. De prof voegde eraan toe dat UAntwerpen een mijlenstap vooruit zou zetten, mocht dit aan onze universiteit de basishouding worden. Een andere prof pleit ervoor om de administratie af te bouwen: “De centrale administratie schuift werk naar ons door, eerder dan dat zij het werk doen. Ik heb ook de indruk dat ze met te veel zijn en dat men van alles en nog wat uitvindt om de administratie levendig te houden. De afbouw van de administratie kan zorgen voor de groei van het middenkader, wat absoluut nodig is om de taken van professoren te ondersteunen.”
Om het stijgend aantal studenten, de publicatiedruk en de versplintering van onderzoek het hoofd te bieden, zou het voor proffen een nuttige steun zijn om meer postdoctorale medewerkers te hebben die een deel van de onderwijs- en onderzoekstaken op zich kunnen nemen, net zoals extra administratieve krachten nuttig zijn. Het zou niet alleen de werkdruk verlichten (zodat professoren de tijd hebben om door mij te worden geïnterviewd), het zou hun ook de ademruimte geven om creatief te denken en tijd te nemen om de gedachten de vrije loop te laten, wat noodzakelijk is om kwalitatief hoogstaand onderzoek te verrichten. Het ontbreken van een goed gestoffeerd middenkader versterkt ook de concurrentie op de werkvloer. De plaatsjes zijn duur en veel doctoraatsstudenten moeten het schip verlaten. Doodzonde voor een kennisinstituut als de universiteit. De opgebouwde expertise mag dan te voet komen, ze verdwijnt te paard.
3. vergeet het onderwijs niet
In een interne welzijnsenquête (2014) bij proffen aan UAntwerpen werd gevraagd naar de belangrijkste stressbron. Niet tijdsdruk, werkbelasting of lesgeven blijkt op de eerste plaats te staan in het lijstje van 47 potentiële stressbronnen, wel het vinden van financiële bronnen voor onderzoek. Het valt nog te zien wat de meest recente welzijnsenquête zal zeggen, maar de gesprekken die ik voerde met proffen laten verstaan dat de zoektocht naar financiële middelen niet aan belang heeft verloren, veeleer integendeel. Dat leidt ertoe dat het verleidelijk is strategisch te denken in plaats van ten bate van de publieke zaak. De vraag verschuift van hoe nuttig en maatschappelijk relevant onderzoek voeren naar hoe zoveel mogelijk middelen verwerven om onderzoek te kunnen doen. Maar ook de balans onderzoek-onderwijs-dienstverlening raakt verstoord. Door de financiële belangen die aan onderzoek verbonden zijn, dreigt het onderwijs het kind van de rekening te worden. Verschillende proffen uitten hierover hun zorgen. Waarom zou je als academicus nog uren investeren in de voorbereiding van je colleges als je nagenoeg wordt afgerekend op de financiële middelen die je al dan niet verwerft? Proffen die een rist vakken doceren, weigeren om cursusvoorleesuurtjes te houden en werk maken van een kwalitatieve syllabus, hebben logischerwijs minder tijd te besteden aan onderzoek. Maar doen zij minder nuttig werk dan proffen die onderwijs als nevenzaak beschouwen, maar door hun vorige publicaties te herkauwen financiële middelen vergaren?
Sommige proffen suggereerden om onderwijs en onderzoek te ontkoppelen van elkaar. Het principe van onderzoeksprofessoren, professoren die een beperkte tijd vrijgesteld zijn van onderwijs en dienstverlening om zich volledig toe te leggen op hun onderzoek, bestaat nu al. Naar analogie van onderzoeksprofessoren bestaan onderwijsprofessoren (nog?) niet. Een prof opperde het idee om in de bachelorjaren proffen aan te stellen die zich weinig tot niet moeten bezighouden met onderzoek en in de masterjaren onderzoeksgericht onderwijs te geven. Andere proffen huiveren bij dit idee en wijzen op de complementariteit van onderwijs en onderzoek. Hoe het ook zij, de zorg dat het onderwijs een centrale plaats kan behouden aan de universiteit is breed gedeeld.
4. laat noch bedrijven noch overheden bepalen of onderzoek gepubliceerd mag worden
De gepast trouwe dwars-lezer weet inmiddels dat academisch onderzoek niet alleen via publieke middelen wordt gefinancierd, maar dat ook bedrijven en overheden hun gul hart kunnen tonen. Wanneer de middelen almaar schaarser worden, worden deze externe financiers met almaar meer egards ontvangen. Of anders gezegd: universiteiten worden afhankelijker van externe financiers. De Nederlandse krant NRC hield in 2018 een bevraging onder 2651 academici. 62% van hen duidden de groeiende afhankelijkheid van externe financiers als een slechte ontwikkeling aan. 555 respondenten erkenden al te maken hebben gehad met ongewenste beïnvloeding van externe financiers. Dat gaat dan over externe financiers die de opzet of de resultaten van het onderzoek willen veranderen, maar ook over externe financiers die eisen dat onderzoeksresultaten niet of pas later gepubliceerd worden. Uit mijn gesprekken met proffen blijkt dat laatste geen zeldzame praktijk. Voorafgaand aan het onderzoek wordt een onderzoekscontract opgesteld waarin de externe financier en de onderzoekers voorwaarden vastleggen. De externe financier kan contractueel eisen dat de onderzoekers toestemming moeten vragen om resultaten te mogen publiceren. Niet alleen wanneer het om kwesties van intellectueel eigendom gaat, maar ook wanneer bedrijven of zelfs overheden de resultaten liever aan het daglicht onttrekken.
Gert Storms, voorzitter van de Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit, voert verderop in deze dwars een pleidooi om zulke contracten niet te ondertekenen. De ALLEA-code, de Europese Gedragscode voor Wetenschappelijke Integriteit, die UAntwerpen, net als de andere Vlaamse universiteiten, heeft onderschreven, meldt dat praktijken die de rapportage van de resultaten in gevaar brengen de integriteit van het onderzoeksproces en het onderzoek aantasten. Je kunt je in die optiek afvragen of contracten die stipuleren dat de toestemming van externe financiers vereist is om resultaten te mogen publiceren überhaupt conform de ALLEA-code zijn. De verspreiding van kennis en de particuliere belangen van bedrijven en overheden botsen hier met elkaar. De groeiende afhankelijkheid van externe financiers zorgt ervoor dat onderzoekers moeilijker ‘nee’ kunnen zeggen tegen de wensen van externe financiers. Een onderzoekscontract niet ondertekenen omdat de externe financier de verspreiding van onderzoeksresultaten wil tegenhouden zal niet worden beloond. Integendeel, door wetenschappelijk integer te willen handelen zetten onderzoekers hun academische toekomst op het spel omdat ze worden afgerekend op de financiële middelen die ze binnenrijven.
Het beste middel om academici te beschermen tegen dergelijke afhankelijkheid is radicale openheid. Nu zijn onderzoekers alleen nog maar verplicht in hun publicaties de financiers te vermelden. Op de site van UAntwerpen hebben proffen een eigen pagina die chronologisch de onderzoeken weergeeft die ze voeren. Vermeld ook hier publiekelijk wie de financiers zijn bij elk onderzoek. Er zijn vast uitzonderlijke situaties te bedenken waarin niet publiceren verdedigbaar kan zijn. Verantwoord in deze gevallen waarom dit onmogelijk is. Mogelijk brengt het externe financiers ertoe om onderzoekers minder vlug publicatierestricties op te leggen en iedereen kan zich op de hoogte stellen van niet-gepubliceerde onderzoeken en de redenen hiervoor. Een universiteit kan elk extra beetje wetenschappelijke transparantie alleen maar toejuichen.
5. laat de filosofie achter de universiteitsrankings de filosofie van de universiteit niet bepalen
Tenzij u een managementfunctie bekleedt aan een universiteit, is de kans klein dat u wakker ligt van universiteitsrankings. De ShanghaiRanking is wellicht de meest prestigieuze. Ergens in augustus berichten nieuwssites jaarlijks hoeveel plaatsen de Belgische universiteiten in deze ranking zijn gezakt of gestegen. De rectoren van de verschillende universiteiten krijgen dan de kans om toe te lichten waarom hun eigen universiteit zo goed bezig is. Toch handig dat de kwaliteit van universiteiten gewoon in een lekker overzichtelijke ranking te vatten valt. Zou het? Tal van stemmen aan onze universiteit waarschuwen ervoor dat de filosofie achter deze rankings doorwerkt in de dagelijkse werking van de universiteit en dat universiteiten denken in functie van deze rankings. De meeste van deze rankings focussen zich op kwantitatief meetbare output zoals het aantal publicaties, het aantal doctoraatsstudenten en de reputatie bij collega’s van buitenlandse universiteiten waarbij academici aan elkaar een hoge score geven in ruil voor een hoge score. Hoe meet je de kwaliteit van onderwijs? Hoe meet je de maatschappelijke inbedding van een universiteit in een stad? Het aantal studenten tellen is eenvoudig, maar hoe meet je hoe er met studenten wordt omgegaan? En is een universiteit met een sterke onderwijstraditie en enkele sterke faculteiten in de geesteswetenschappen een slechte universiteit, niettegenstaande ze op deze rankings geen hoge positie zal bekleden? Een groot stuk over universiteitsrankings verschijnt in de volgende dwars. Dit is een cliffhanger.
5+1. bewaak en versterk je onafhankelijkheid
De grootste misvatting over wetenschappelijke integriteit moet zijn dat het een individuele verantwoordelijkheid is. Hoe meer mensen ik sprak, hoe meer ik las, hoe zekerder ik werd dat wetenschappelijke integriteit geen zaak van individuen is. Sterker nog, ik ben inmiddels overtuigd dat door wetenschappelijke integriteit als een individuele verantwoordelijkheid voor te stellen universiteiten aan wetenschappelijke integriteit inboeten. Het is misschien gemakkelijk gezegd om geen onderzoekscontract te ondertekenen met een clausule die de verspreiding van wetenschappelijke kennis in de weg zit, maar zo loop je middelen mis om onderzoek te voeren en zet je de job van mensen die afhankelijk zijn van dit onderzoek op de helling. Onderzoekers zouden nooit voor dit dilemma mogen komen te staan. De focus leggen op de verantwoordelijkheid van het individu is een excuus om de omstandigheden ongemoeid te laten waardoor mensen zich gedwongen voelen te handelen tegen hun morele waarden.
De rode draad in deze aanbevelingen is niet voor niets wetenschappelijke onafhankelijkheid. Door extra in te zetten op non-competitieve funding zullen onderzoekers minder afhankelijk zijn van de wil en verwachtingen van externe geldschieters. Een stevig middenkader zal professoren meer zeggenschap geven over hun tijdsbesteding. Door het belang van het verwerven van externe middelen te verkleinen, kan het onderwijs weer ten volle bloeien. Deze grotere onafhankelijkheid zal wetenschappers in staat stellen makkelijker ‘nee’ te zeggen tegen externe agenda’s en hen beschermen tegen situaties van belangenverstrengeling, wat belangrijke academische waarden als openheid en kennisdeling ten goede komt. In plaats van betalers te laten bepalen wat wordt onderzocht, en dus ook wat niet wordt onderzocht, kunnen wetenschappers onderzoeken wat ze zelf maatschappelijk relevant vinden, maar nu niet onderzoeken omdat externe financiers er geen interesse in hebben. En door niet te worden beoordeeld op output die nu eenmaal kwantitatief lekker meetbaar is, herwinnen academici de vrijheid om zich te richten op de kwaliteit van hun onderzoek én onderwijs.
wetenschappelijke (niet zo) onafhankelijkheid in de praktijk: vicerector duikt op in INEOS-advertentie
Het debat rond wetenschappelijke onafhankelijkheid kende aan onze universiteit eind vorig academiejaar een opstoot toen vicerector Silvia Lenaerts figureerde in een advertentie van INEOS waarin de chemiereus reclame maakte voor Project One, de nieuwe omstreden fabriek in de haven van Antwerpen. Het duurde een tweetal weken eer drie UAntwerpen-academici een opiniestuk in De Standaard publiceerden waarin ze niet alleen de advertentie hekelden, maar ook de band tussen de chemiesector en vicerector Lenaerts. Ook werd er een petitie gelanceerd voor meer wetenschappelijke onafhankelijkheid, die enerzijds de vicerector opriep om zich ondubbelzinnig te distantiëren van deze advertentie en anderzijds transparantiemechanismen op poten te zetten om belangenverstrengeling in de toekomst aan het licht te brengen en te vermijden.
Rector Herman Van Goethem vond dit een goede gelegenheid om de volgende dag een opiniestuk in De Standaard te publiceren onder de titel ‘Waar de universiteit en de industrie elkaar vinden’ waarin hij stelt veel meer op te hebben gekeken van het opiniestuk van de drie academici dan van de advertentie zelf, om vervolgens in de rest van zijn opiniestuk de lof te zingen van de Vlaamse chemiesector. De rector weet ook te melden dat vicerector Lenaerts is misleid door een journalist. Van academici die gecontacteerd worden door een reclamebureau dat in opdracht van INEOS de advertentie maakte met de naam Ads & Data mag extra alertheid worden verwacht. Over het feit dat INEOS de wetenschappelijke onafhankelijkheid van een vicerector door het slijk haalt geen kwaad woord. In het opiniestuk vermelden de drie academici dat Lenaerts bestuurslid is van Catalisti, ‘de speerpuntcluster Chemie en Kunststoffen die in de eerste plaats de bedrijven zal dienen en vanuit deze visie partnerschappen zal aangaan met kennisinstellingen, federaties en overheden’, aldus de website van Catalisti. Ze vergeten erbij te melden dat Lenaerts houdster is van een leerstoel gefinancierd door Mensura en Essenscia. Het gaat hier over de Master Veiligheidswetenschappen die wordt ingericht als leerstoel en dus wordt betaald door de voornoemde externe financiers. Mensura is het externe orgaan dat UAntwerpen inschakelt in gevallen van grensoverschrijdend gedrag. Opmerkelijker in deze context is de financiering van Lenaerts’ leerstoel door Essenscia. Essenscia is de belangenorganisatie van de Belgische chemische bedrijven en omschrijft zichzelf als spreekbuis voor de sector in de media en belangenbehartiger op alle politieke niveaus. De voorzitter van Essenscia is toevalligerwijs een CEO van INEOS.
Hoewel leerstoelen idealiter drieledig worden ingevuld (onderwijs, onderzoek en dienstverlening, zie dwars 139 over leerstoelen), richt de Master Veiligheidswetenschappen zich volledig op onderwijs en worden de docenten betaald door externe financiers. Een van de proffen die in deze door Essenscia gesponsorde master twee vakken doceert en er in drie commissies zetelt, is een werknemer van Essenscia. De pagina van deze prof op de UAntwerpen-site meldt niets over zijn werk aldaar. Dat brengt onherroepelijk een rist vragen voort over wetenschappelijke onafhankelijkheid. In hoeverre kunnen bedrijven zich aan een universiteit inkopen? Voor wiens kar rijden mensen die betaald worden door hun werkgever om aan universiteiten academisch werk te verrichten? Gaan ze publieke belangen altijd zwaarder laten doorwegen dan de belangen van hun broodheer? En is het net niet de taak van een universiteit om de wetenschappelijke onafhankelijkheid van academici te garanderen? Nu zijn academici verplicht om jaarlijks aan te geven aan de universiteit wat hun betaalde nevenactiviteiten zijn. Er is daartoe geen inzage mogelijk. Is dat voldoende? Het getuigt van een gezonde academische hygiëne dat proffen hun bezoldigde nevenactiviteiten publiek kenbaar maken, een niet minder noodzakelijke eis is dat ze transparant zijn over wie hen betaalt voor hun werk aan de universiteit. Transparantie over potentiële persoonlijke belangen is onontbeerlijk om iemands onafhankelijkheid te kunnen beoordelen. Daar is nog flink wat marge tot verbetering, zowel op het vlak van de financiële stromen als op het vlak van nevenfuncties van proffen.
- Log in to post comments