Het is voor mij reeds lang een dagelijkse gewoonte, het overlaten van mijn zitvlak aan de genade van mijn fietszadel. Op mijn tweewieler zie ik de zaken helderder. Toegegeven, vaak is dat ook lichtjes zwart-wit gekleurd – kort door de bocht, zo je wil. Maar ik bezweer je: in brevitate claritas et splendor, korter is ook helderder! In de snerende koude die dezer dagen mijn wangen tormenteert, maakt mijn daltonisme me immers alerter, maar vooral: zo lichtgeraakt als een rusteloze revolutionair. Ik ben een winterwesp – maar ik steek niet, ik blaf.
Het begon allemaal met mijn tevergeefse zoektocht naar positieve woorden die rijmen op bakfiets, fietsen met een bak. Bloedserieus ben ik wanneer ik zeg dat er prangendere problemen zijn dan de cocaïnehandel in de haven van Antwerpen. De drugsaanpak verbleekt in de schaduw van die logge kratten. Snelheid zit er ook niet in – de Belgische bureaucratie is er niets tegen. Voor de jaïnisten die spontaan steigeren: niet gevreesd! De huisjesslak en andere slijmdieren zet ik steevast aan de kant. Al kan ik mijn kuitspieren soms nog moeilijk intomen.
In gedachten noem ik hen de amorele pretbedervers van mijn midweek... Maar ik houd me in! Oprecht en met het hand op het hart vergeef ik hun het verpesten van mijn schilderachtig ritje op de fietsostrade – anti-kunst is ook kunst. Meer nog, wanneer ik wil voorbijsteken, ben ik niet minder dan uiterst hoofs en ridderlijk beleefd. Do ut des? Do et spes! Maar helaas, ze spreken geen Latijn… Want sneller fietsen kunnen ze, maar doen ze niet. Voorbijsteken wil ik wel, maar kan ik niet. Mijn fietsbel rinkelt wel, maar die gebruik ik niet.
Met twee convergeren we voor het rode neon aan het eerstvolgende kruispunt. Terwijl ik moedeloos de besluiteloze en wispelturige aftellichtjes in de ogen staar, voel ik de bak schuren tegen mijn onderbeen. Koest, kuit, koest. Het doet wat denken aan die corpulente, kleine man die me na afloop van een concert met zijn heupen tegen mijn billen aanmaande tot haast. Alleen viel hier geen vleselijk plezier aan te beleven en verliep het hele procedé zijlings. Steenkoud hout – meester Rudi hamerde tenminste zijn regel frontaal en met passie op mijn knokkels.
Al goed werken mijn retorische remmen feilloos en zonder gepiep. Zo blijft elke opmerking over hun handtastelijkheid en de decadente omvang van hun breedtedimensies uit. Liever spoor ik hen met een pedagogische tik van mijn voorwiel aan tot haast. (Ik deed mezelf wat denken aan de corpulente man na afloop van… Soit.) En prompt word ik voor de civiele rechtbank gedaagd. Stank voor dank. Tegenwoordig hanteer ik een koebel op weg naar mijn les, maar nu loeien ze terug. Rechter, wat moet ik dan?
Eindelijk arriveer ik, na een vurige eindsprint, veilig en wel op de Stadscampus, net voor de les aanvangt. Dat de overdekte stalling tot de nok gevuld is, deert me al niet langer. Mijn fiets laat ik wel proper worden in de zachte miezer die mijn gemoed met succes bedaart. Terug uit de les, tref ik mijn trouwe tweewieler aan onder de duivenkak. Daarnaast: sierlijk als een zwaan en ongeschonden, een fiets met een bak.
- Log in to post comments