Ik geef het toe: tot voor kort had ik geen idee wie of wat Kaleo was. Enkel een aha-erlebnis na het horen van Way Down We Go kon mijn reputatie als muziekkenner redden. Na een uitnodiging van een goede vriend om samen naar hun concert te gaan, besloot ik Kaleo’s nieuwste en blijkbaar ook enige album eens grondig te beluisteren. Nadat ik enkele nummers van A/B door mijn trommelvliezen joeg, bleef slechts één antwoordoptie open: natuurlijk zou ik meegaan.
Op het afgesproken tijdstip kwamen vier muzikanten het podium opgewandeld. Ze grepen rustig hun instrumenten en brachten samen een rustgevende harmonie teweeg op basis van subtiele gitaarmelodieën, diepe basnoten, zachte cymbaalaanslagen en improvisaties op de mondharmonica. Ik waande me bijna in een western wanneer plots de Scandinavische zanger ten tonele verscheen en de harmonie doorbrak met zijn diepe stem. A capella vulde hij de hele zaal met warmte en veroorzaakte hij het spontaan openvallen van menig monden, waaronder ook de mijne. De kwetsbaarheid in zijn stem ging door merg en been en vanaf de eerste minuut zat ik al met kiekenvlees.
Kaleo weet een perfecte balans te vinden tussen melancholische blues enerzijds en scheurende gitaarriffs anderzijds. Het B-deel van zijn album zou ik daarom omschrijven met het woord bezield. Nummers als Can’t Go On Without You en Vor í Vaglaskógi snijden doorheen je ziel. De donkerte van de tekst, de melancholische melodieën, de zielroerende mondharmonica en de zware basaccenten nemen je mee en doen je quasi vergeten dat je op een ongemakkelijk stoeltje in de Lotto Arena zit. De band slaagt erin om de hele zaal muisstil te krijgen. Ik ga zelfs zo op in de muziek dat ik bijna vergeet te applaudisseren aan het eind en geloof me, dat is een compliment. Het A-gedeelte van zijn album zou ik dan weer bevatten in het woord allegro, een Italiaanse muziekterm dat verwijst naar de levendigheid en het snelle tempo. Nummers als No Good en Hot Blood boden een welkome afwisseling en haalden de massa uit haar hogere oorden. Met de ogen toe, achteruit leunend luisteren maakte dan ook snel plaats voor agressief geheadbang.
JJ Julius Son, de frontman van Kaleo, is een man van weinig woorden, letterlijk dan. Hij zette het ene nummer in na het andere en sprak ons tussendoor met een gemiddelde van vijf woorden toe. Ik onthoud vooral hoe amazing hij ons vond en hoe dankbaar hij was. Begrijp me niet verkeerd, ik hou van muzikanten van weinig woorden. Geen gezever, laat de muziek gewoon spreken. En als je nummers zoals deze IJslanders kan schrijven, dan heb je het recht, wat zeg ik, de plicht om ze te laten spreken en zelf je klep te houden.
- Log in to post comments