Het is vrijdagavond en overal in Europa gaan de lichten uit. Wie geen geld heeft om Bokrijk, Parijs of Berlijn te ontvluchten, probeert het zo gezellig mogelijk te maken: wat wijn, een feestje, een nostalgisch gesprek. De high society draait de sleutel in het slot en neemt het vliegtuig, het is tenslotte maar eens per week weekend. Hoog in de lucht nog even wuiven naar Janoekovitsj en Joetsjenko in Kiev, vlakbij en verder weg dan ooit. Ach, wat zijn dat toch voor abstracte beslommeringen, maar daar zijn al de eerste wolken met neonreclame. De aarde zuigt. Welkom, schipbreukelingen van de Oude Wereld, welkom in de Bolshoi Gorod Moskva, welkom in De Stad.
Een kostbare nacht, waaraan wou je die besteden? In de club Dom flitsen de fotocamera's voor het festival van de Noise-muziek: op het podium proest de artiest af en toe in zijn gasmasker, uit de installatie komt bijna-witte ruis, duizend maal versterkt. Op het scherm verschijnen trillende vlakken en vlekken. Vooruit, vooruit, geen enkel moment komt ooit terug!
Een paar kilometer verderop loopt de Nacht van de Anime; tot in de ochtend de avonturen van Arische Japanners met enorme ogen in de dromerige wereld van Lastexile. De grote zaal zit tot de nok vol. Als Klaus Valca zijn Lavie kust, zijn we bij hem en ons gejoel laat Dolby kansloos. Gezien en goedgekeurd, nu snel de straat op, kies een van de vijf wagens die voor jou gestopt zijn. 'Ik ben een kleine Schumacher', de uitzinnige chauffeur slalomt over de brede boulevards.
Spoel aan in de club 'Fabrique'. Een of twee of drie verdiepingen, trapjes op, trapjes af, gapend gat in de vloer, gecapitonneerde wenteltrappen. Escher moet hier nog ergens rondhangen, maar in zijn labyrint is het haast onmogelijk wie dan ook te vinden. Misschien zit hij in een van de privé-suites, afgesloten met rode gordijnen. Op de glazen overloop wentelen meisjes in trance zich in een verenkleed, op de open binnenplaats kan je deze nacht paardrijden. Van aan de bar gaat je blik naar het einde van de danszaal, naar het kleine podium met een viriele danseres, maar bekijk toch ook even de snuisterijen aan weerszijden van de doorgang: rechts de enorme ridder uit steen, links de dansende dwerg op een verlichte ton. (Ja, hij is echt. Nee, hij doet dit niet elke dag, maar wel vaak) Kijk in die tunnel van geoliede, pulserende lichaamsdelen. Kijk goed! Tussen de massa wringen zich oude, gebochelde vrouwtjes die met een bundel twijgjes de vloer kietelen. Het zijn de Baboeschka's, de mythologische moeders van de natie en het fundament van de samenleving; oerdegelijk, niet te verleiden en inzetbaar op alle fronten. Baboeschka's bemannen kantines, ze innen geld op de bus, ze wandelen rond met reclameborden en ze houden met gespreide armen kerels van driemaal hun eigen lengte tegen als die zonder kaartje de metro in willen. 'Vind je dit alles..... Nou ja, vind je dit...goed?' 'Natuurlijk is het goed. Onze jeugd heeft dit nodig', glundert de Baboeschka. Onze Zwitserse vriend wordt het allemaal te machtig; 'Ayayayaaay, je suis une bite sur pattes', hij neemt een aanloop en stort zich op de diepe sofa, gevuld met leer en vrouw. Uitgestoken handpalmen houden hem zwevende en als een verzaligde testicule stuitert hij verder de ochtend in.
Luister, de metro is ontwaakt. In de lange, ronde voetgangerskoker tussen de stations Teatralnaja en Ochotnij Rjad staat een forse vrouw met gegroefd gezicht en lang, zwart, schriel haar, de handen voor haar middel gevouwen, met een handtas en een plastieken zak. In geen enkele concertzaal kunnen haar aria's mooier klinken dan hier tussen de verguldsels op het plafond, de lusters, de mozaieken. De messias is gekomen in de gedaante van een Baboeschka. Volg haar op de roltrap, volg haar vol vertrouwen, ooit kom je boven waar de koude je zal zuiveren. Volg haar want het is de weg naar het licht.