Proffen kunnen ook buizen

Over de zin en onzin van de nieuwe taaltesten
12/04/2013

Vanaf volgend academiejaar moeten professoren die in het Engels lesgeven, bewijzen dat ze de taal voldoende machtig zijn. Dit wil zeggen dat ze Engels verstaan, spreken en schrijven op C1-niveau. Anderstalige proffen aan onze universiteiten en hogescholen worden onderworpen aan een taaltest Nederlands op B2-niveau en indien ze in het Nederlands doceren, moeten ze eveneens het C1-niveau halen. Buitenlandse docenten die al langer dan drie jaar in het Nederlands les geven, proffen die een taalvak geven en niet-Engelstalige proffen die hun diploma behaalden aan een Engelstalige instelling, zijn vrijgesteld.

Deze regeling staat in het Integratiedecreet, goedgekeurd door de Vlaamse regering in juli 2012. Dit decreet regelt de academisering van enkele hogeschoolrichtingen en voorziet extra ruimte voor anderstalige opleidingsonderdelen. Toen de organisatorische gevolgen van de daarmee samenhangende taalvoorschriften duidelijk werden, vroeg de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) uitstel. De nieuwe vereisten treffen immers zo’n drieduizend professoren; de universiteiten wilden voorbereidingstijd en duidelijkheid over de praktische kant. Een overgangstermijn werd niet gegund dus is Bianca Roseaux, coördinator op het departement Onderwijs aan de Universiteit Antwerpen, in de weer om alles op poten te krijgen voor de 255 proffen die binnen onze instelling ‘kwalificatieplicht’ hebben. Ze doet dit samen met het Departement Personeel en Organisatie en onder leiding van vicerector Johan Meeusen.

 

“Laat ons zeggen dat er een gezonde portie tegenzin heerst aan de faculteiten. We hadden al een kwaliteitszorgsysteem dus het dwingende karakter van deze regeling is wennen. Bovendien vragen we ons af of een taaltest op C1-niveau echt nodig is. Wij zijn eerder te vinden voor een opmaak van de stand van het Engels van onze docenten met daarna ruimte voor een verbeteringstraject. Er wordt door de overheid ook niet gespecificeerd wat er moet gebeuren indien professoren niet slagen. Best wordt hier pragmatisch mee omgegaan”, aldus Roseaux. “Onze taak is docenten te ondersteunen.” (Intussen werd bekend dat wie niet slaagt, geen les meer mag geven in het Engels. Er is dus geen tijd voor bijscholing en dat wordt door alle universiteiten betreurd, nvdr.)

 

 

C1 is het op één na hoogste niveau volgens het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader (ERK).

 

 

Naar buitenlandse normen kwam de toelating meer opleidingsonderdelen in het Engels te organiseren erg laat. Ook de regelgeving omtrent taalnormen binnen onderwijsinstellingen is uniek in Europa. Meestal werken universiteiten autonoom een taalbeleid uit. Volgens Frank van Splunder, taaldocent academisch Engels bij Linguapolis, past deze maatregel binnen de typisch Vlaamse tendens tot ‘taalcontrole’, nog steeds een gevolg van de emancipatiestrijd die Nederlandstaligen in België destijds moesten voeren. In Nederland worden vreemde talen veel minder als bedreigend ervaren. Dit betekent niet dat deze maatregel van de lucht is. “Studenten hebben recht op een docent die goed Engels spreekt”, vervolgt van Splunder. “Een alternatief om op een duidelijke manier aan te geven wie al dan niet het vereiste niveau haalt is er niet echt. Men moet er echter in de eerste plaats voor zorgen dat proffen het C1-niveau halen door specifieke cursussen aan te bieden. Ik merk dat veel docenten wel degelijk bereid zijn hun Engels bij te schaven.”

 

 

Net voor het ter perse gaan werd bekend dat ITACE, Interuniversity Test of Academic English, ontworpen door de talencentra Linguapolis, ILT en UCT onder strenge voorwaarden aanvaard werd door het Kabinet Smet. Na lang wachten kan het testen beginnen.