De Olympische Spelen in Peking waren voor de Belgische delegatie een ramp: slechts twee medailles. Nu is het vooruit kijken naar Londen 2012. Hoe kan de Universiteit Antwerpen bijdragen tot een succes op de Spelen over vier jaar? We polsten bij David Van den Bosch, coördinator ‘Interuniversitaire Sport en Topsport’, en lieten twee topsporters aan het woord.
In oktober werd het damesteam van de UA tweede op de interuniversitaire wereldkampioenschappen voetbal in Boedapest. Dit is het eerste succesje van de nieuwe topsportcoördinator David Van den Bosch, maar er is nog veel werk aan de winkel. Binnen vier tot vijf jaar wil hij niet alleen een goed systeem voor topsporters uitwerken, maar ook de communicatie rond sport op de UA verbeteren.
Meer en meer topatleten willen sport combineren met universitaire studies. Onder hen Kimberly Buys, studente Biochemie met een zwemcarrière, en Annick Sevenans, rolstoeltennisster en masterstudente Vergelijkende en Europese Politiek.
De jongedames kunnen een indrukwekkend palmares voorleggen: Annick staat in de top 10 van de Internationale Tennisfederatie en haalde afgelopen zomer op de Paralympics in Peking de achtste finale. Kimberly bereikte verschillende halve finales op Europese en wereldkampioenschappen en heeft meerdere Belgische records op de vlinderslag achter haar naam staan.
Mijn personal trainer
Daarvoor staan ze uren op de gravelpiste of in hun badpak. Veel tijd voor hun studies blijft er niet over. De UA biedt aan topsportstudenten gelukkig een speciaal statuut waaraan enkele bijzondere faciliteiten verbonden zijn: ze mogen lessen en practica missen en verzetten. Voorts voorziet het examenreglement dat alle studenten met dit statuut recht hebben op inhaalcolleges en hun examens mogen verplaatsen.
Het topsportstatuut staat nog lang niet op punt. Aan de VUB, bijvoorbeeld, kunnen topsportstudenten over een kinesist, een psycholoog en een trainer beschikken. “Onze universiteit beschikt niet over zulke mensen, maar mochten studenten met zo'n vragen naar ons komen, zal er altijd naar een oplossing gezocht worden”, zegt David Van den Bosch.
Ben ik een topsporter?
Jezelf inschrijven in de sportclub en dan ook om zo’n topsportstatuut solliciteren: zo eenvoudig is het niet. In tegenstelling tot andere universiteiten hanteert de UA geen vaste criteria. Iedereen die op de topsportlijst van het Bloso staat en alle leden van het ‘Be Gold’-programma van het BOIC komen in aanmerking voor een topsportstatuut. Andere atleten kunnen in samenspraak met de sportfederatie, de sportclub en de coach een topsportstatuut krijgen. Eens een student dit statuut heeft, volstaat het om ieder academiejaar het statuut te verlengen, op voorwaarde dat ze op hetzelfde niveau hun sport beoefenen. Niet slagen voor een bepaald jaar is dus geen reden om niet meer te voldoen aan het topsportstatuut.
Ook aan Annick en Kimberly werd een topsportstatuut verleend. Annick: “Ik heb binnen het rolstoeltennis een Elite-A statuut, wat mij toelaat om binnen de universiteit een topsportstatuut aan te vragen. Dit Elite-A statuut krijg ik maar van de Vlaamse Liga Gehandicaptensport als ik binnen de top 24 van de wereldranglijst sta.” Kimberly is één van de dertien gegadigden die een Bloso-topsportstatuut heeft. Hiervoor komen enkel elitesporters in aanmerking die topresultaten behalen op internationale wedstrijden. “Aan dat Bloso-topsportstatuut hangt wel meer vast. Ik krijg maandelijks een bedrag van Bloso. Naast mijn trainingskosten kan ik daar bijvoorbeeld ook mijn studio mee betalen.”
Een beetje blokbeest ook
Toch maken de meisjes weinig gebruik van al die voordelen. Kimberly heeft haar jaar in twee gesplitst. “Daarom heb ik nog niet zoveel gebruik moeten maken van mijn statuut om mijn examens te verzetten en lessen te missen. En de keren dat ik er gebruik van moest maken is dat allemaal vrij vlot verlopen.” Annick is niet fulltime met sport bezig en schikt zich zoveel mogelijk naar de universiteit. “In mijn discipline zijn er vier super series toernooien (de grandslams van het rolstoeltennis nvdr.): in Australië, Engeland, Amerika en Japan. Ik neem enkel deel aan het Engelse. De andere vallen tijdens de examenperiodes, waardoor ik deze aan me voorbij laat gaan. De studie gaat voor.”
Maar zijn alle topsporters zo’n ijverige studenten? De slaagkans bij topsportstudenten ligt 10 procent hoger dan bij gewone studenten. “Dit is niet omdat professoren topsporters milder beoordelen. Deze studenten hebben over het algemeen meer zelfdiscipline en een beter timemanagament dan hun medestudenten”, zegt David Van den Bosch. Angst dat topsporters naar de universiteit komen om zich enkel te focussen op hun sport, heeft Van den Bosch niet. De topsporters die aan de universiteit studeren zijn immers gemotiveerd om een diploma te halen: “Niet iedereen kan na zijn of haar sportcarrière in de sportwereld terecht. Zo belanden studenten die bewegingswetenschappen studeren meestal in het onderwijs.” Daarom wil Van den Bosch alle topsportstudenten regelmatig bij elkaar brengen om op die manier ervaringen te delen en de mogelijkheden na hun topsportcarrière te vergelijken.
Topsport en beurzen
Voorlopig doet de Universiteit nog geen financiële toegift aan de topsportstudenten. Er is namelijk geen afzonderlijk budget voor hen. Dat zit nog steeds onder het ‘Algemeen Werkbudget van het Commissariaat voor de Sport van de Universiteit Antwerpen’. Er zijn wel plannen om in de toekomst een beurssysteem uit te werken. Maar eerst moet er een goed topsportklimaat aan de UA zijn. In Nederland, dé sportnatie bij uitstek, zijn er beurzen, al zijn deze niet om achterover te vallen. Veelal gaat het om een aanmoedigingsbeurs. Aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, bijvoorbeeld, krijgen de beste topsportstudenten een beurs van 350 euro.
De scholarships die in de VS bestaan, lijken de topsportcoördinator geen goed idee. Daar ligt de nadruk op het sportieve, terwijl het doel van de UA en andere Belgische universiteiten in de eerste plaats is om studenten te laten studeren. “In de VS wordt er te vaak met diploma’s gegoocheld om topatleten aan te trekken, terwijl wij topsporters een kans geven een diploma te halen”, aldus Van den Bosch.
Liever Antwerpen dan Amerika
Ondanks enkele voorstellen voelt Kimberly zich niet echt geroepen om naar de Verenigde Staten te trekken: “In het buitenland staan ze misschien wat verder in het combineren van studeren en topsport. Toch krijg ik in Antwerpen alle mogelijkheden om mezelf verder te ontwikkelen als zwemmer. Mijn kot bevindt zich op vijf minuutjes fietsen van het Wezembergzwembad en daar kan ik ook trainen met Ronald Gaastra, toch een grote naam in de zwemwereld.” Voor Annick mag het wel wat verder: “Antwerpen is mijn favoriete stad, want er is altijd wel wat te doen. Toch wil ik elders ook topsport beoefenen. Tot nu toe was tennis vooral ondergeschikt aan het studeren. De meeste toernooien speel ik dan ook in de zomermaanden. Als ik na dit jaar mijn diploma op zak heb, wil ik graag nog gaan bijstuderen. Ik weet nog niet precies wat en waar, maar zeker iets waarbij het tennis echt in de studie verweven is.”
Londen lonkt
Peking 2008 was voor de twee sportvrouwen een kleine teleurstelling. Kimberly strandde op enkele hondersten van de kwalificatielimiet en werd niet geselecteerd door het BOIC. Kimberly: “Ik heb de spelen maar net gemist en dat was een echte domper. Maar ach, ik heb me er al min of meer bij neergelegd. Ook mijn coach zei me gewoon vier jaar verder te kijken. Het was de bedoeling om in Peking ervaring op te doen en dan in Londen de halve finale of misschien zelfs een finaleplaats te halen. Nu zal ik dat allemaal in één stap moeten doen. (lacht)”
Annick haalde de Paralympics, maar sneuvelde in de achtste finale. “De spelen waren een unieke en onvergetelijke ervaring. Toch ben ik een beetje ontgoocheld. Ik had verder kunnen geraken dan die achtste finale. Het was de eerste keer dat ik op een centre court speelde, voor de ogen van zoveel mensen. Dat bezorgde me te veel stress. We werken nu met een vierjarenplan om zo in Londen een mooie prestatie neer te zetten.”
Studentenleven
Wanneer andere studenten zich na een avondje stappen waggelend naar hun bed begeven, staat Kimberly alweer klaar op de startblokken voor een nieuwe ochtendlijke zwemtraining. En tegen de tijd dat de eerste pintjes zijn leeggedronken zit Annick in de tennisclub om haar slagenarsenaal bij te schaven. Blijft er dan nog ergens in die drukke trainingsschema’s tijd over om te proeven van het ‘echte’ studentenleven?
Annick: “Niet echt. Je moet een keuze maken. Kies je voor topsport, dan moet je daar ook volledig voor gaan en dan betekent dat ook dat het echte studentenleven op een laag pitje wordt gezet.” En ook Kimberly laat het studentenleven aan zich voorbijgaan: “Omdat ik elke morgen om 6 uur in het zwembad moet liggen, probeer ik ten laatste tegen 22 uur te gaan slapen. Ik heb nog niet geproefd van het studentenleven en weet dus ook niet wat ik mis. Toch denk ik dat dat gemiste studentenleven niet opweegt tegen die onvergetelijke momenten die je als topsporter kan beleven, zoals je land vertegenwoordigen op de Spelen of op wereldkampioenschappen.”