Navel. Laat dit woord van je tong glijden alsof je het nooit eerder uitgesproken hebt. Glissando! Wat een mooi woord – het klinkt haast een beetje Tsjechisch. (Pupek in het Tsjechisch, nombril en ombilic in het Frans, belly button of ook navel in het Engels, Nabel in het Duits en navel in het Zweeds.) Klinkt ook een beetje als 'nevel'. De enige plaats aan de buitenkant van ons lichaam die zo nauw verbonden is met de ingewanden. Het lijkt wel een knopje waarop men kan duwen om toegang tot onze binnenkant te verkrijgen. Een navel is iets esoterisch. We staren er allemaal wel eens naar: dit gevoelige bobbeltje/putje is namelijk het centrum van onze wereld.
Er was ooit een brede meneer die meende dat de navel een overblijfsel was van hoe wij als mensen vroeger waren: heroïsche, sterke wezens die met hun bolvormigheid de perfectie naderden en met verenigde krachten – vier armen en vier benen (wat een suizende snelheid moet me dat geweest zijn) – elk gevaar moeiteloos konden trotseren. Zoals wel vaker voorkomt, sloeg die heroïek op een gegeven moment om in hoogmoed. En Hij zag dat het niet goed was. Hierop nam Hij z’n bliksem ter hand en kliefde ons in tweeën. Het bloed en flegma gutsten uit onze overgesneden aderen, waarop Hij het bevel gaf tot genezen. Onze huidjes werden mooi samengetrokken en als een geldbuidel werd ons velletje bijeen gebonden in een strop, ter hoogte van het midden. We waren genezen, maar de wonden heelden niet. Het verlangen naar onze wederhelft bleef als een helse zeurende fantoompijn achter, een pijn die in de aanblik van de Ander omsloeg in een sprankeltje hoop – hoop groot genoeg om de verliefdheid te voelen in je navel. Onze buik is het centrum waaruit elk verlangen ontspruit, als het spuiende gat van een walvis. Bij het zien van het lichaam van de ander scheurt je navel bijna open en dan denk je: ‘Hoe perfect zouden wij samen niet zijn? Wij tweeën, wij kunnen de wereld aan. Samen sterk! Als twee handen op één buik.’