Maarten Inghels is dichter, schrijver en kroegbezoeker. Elke maand is hij, zoals Brel het ooit bezong, een van de nuttelozen van de nacht en bekijkt hij de bodem van zijn glas in een studentencafé.
Kassa 4 is het café dat moeders – als ze van het bestaan afwisten – met onmiddellijke ingang zouden afschaffen. Zij zetten hun bepuiste zonen en dochters tien jaar geleden nog met een kartonnen koffertje af aan de bushalte om op een kamp van de Christelijke Mutualiteiten te vertrekken, nu zijn het drankduivels die het kruis-of-muntspel spelen met hun lever. Criticasters beschimpen het duistere hol wel eens als een kroeg vol rode broeken, vaste stamgasten betreuren dan weer de groeiende aanwezigheid van studenten tandheelkunde en verloskunde. Bon ton is immers het groot aantal cultureel verantwoorde langharigen en modieus bebrilde muzikanten, dat na een concert of theaterstuk bij biertjes van hoge en lage gisting palavert over het kunstbeleid van de nieuwste onwetende minister en de invloed van Nietzsche of Heidegger op hun laatste artistieke creatie. Ik frequenteer het café meervoudig, meestal wanneer alle andere drankzaken de gordijnen dichtschuiven en er op dat onredelijke uur enkel in Kassa 4 nog een barkruk te bemachtigen is. Iemand uit mijn beperkte maar goedlachse vriendenkring opperde al meermaals een marathon in het doorrookte café uit te zitten, van negen uur in de ochtend bij de eerste koffie tot men merkt dat er nieuw daglicht is gerezen. Zoals het een echte nutteloze van de nacht betaamt.
Daar kwam het op een doordeweekse maandag niet van. Kassa 4 zit aardig vol maar er zijn nog enkele tafels beschikbaar in het speelhol achteraan, een ruimte die officieel rookvrij heet te zijn, maar waar de verbodsbordjes voornamelijk voor de schone schijn hangen. Hoewel men hardnekkig weigert asbakken te plaatsen, wordt er nog naar hartelust gepaft en gelurkt, iets wat pas voor kopzorgen zal zorgen bij de invoering van het onverbiddelijke rookverbod. In een hoek van de achterkamer is er de zitting van een kaartclubje onder leiding van een bebaard manspersoon met een olijk hoedje en een dik kunststoffen brilmontuur zonder glazen. Maar wat een clichébevestigende avond moest zijn, wordt verhinderd door de aankomst van de verdwaalde cast van het Nederlandse zonnebankprogramma ‘Oh Oh Cherso’, iets wat me de barbaarse gedachte ontlokt of ik niet even een zachte tik op het achterhoofd van het meisje moet uitdelen om te zien of haar make-up er dan aan de voorzijde afvalt. Bij enkelen kan je je naam kalligraferen in hun fond de teint. Bij de start van het academiejaar vertrouwde een oppertrotse moeder me toe dat haar zoon Rechten ging studeren en voor aanvang al een fitnessabonnement en een dozijn verticaal gestreepte hemden had aangeschaft, iets wat een verloren zaak is wanneer je nakomeling luttele weken later het betere café aandoet. Op een kater fitnessen is als bergbeklimmen met obesitas.
Enfin, de goudmijn die Kassa 4 is, blijft vooralsnog gespaard van de grote instroom aan fitnessende studentenclubs, hier blijft de toog een hangmat voor pseudofilosofie. Rondom mij ontspint zich alweer een levendige discussie over de immer arrogante vleesindustrie, een slaapverhaaltje ingefluisterd door volksheld Jonathan Safran Foer. In het komende uur ontstaat een verhitte discussie of we nu de koe mogen slachten of niet en of de tofurevolutie dichtbij is, dan wel de falafelopstand. Dronken argumenten ten spijt, na enkele uurtjes knijpen er toch altijd enkele figuren uit je gezelschap er vanonder om naar de dichtsbijzijnde pitatent te hollen. Discussiëren over de dagen zonder vlees is een hobby die niet eeuwig de spanningsboog kan rekken, dus algauw verslapt de aandacht naar een jongen die zijn wenkbrauwen blijkt te kammen met zijn lompe handen en geile blikken werpt in het kleine spiegeltje aan de urinoirs. Onze onverdeelde aandacht hebbend, is hij zich niet bewust van zijn ijdele pogingen en oefeningen in het imponeren. Maar goed, bonobo-aapjes in het wild bestuderen blijft niet eeuwig boeiend.
“The front row is where the magic happens”, gilt iemand en in een café zoals Kassa 4 is dat geheid waarheid. Het donkere zaaltje achteraan mag dan wel rustig heten, in het stoelendansgedeelte vooraan is er toch steevast meer actie te beleven. Al was het maar om met je promillepupillen in gesprek te raken met verloren kunstenaars waarvoor het etiket arty-farty is uitgevonden, maar waarvan de meeste pluimen op de natte vloer dwarrelen.