Podiumervaring te over en een kwartfinaleplaats op het Leids Cabaretfestival. Toch wil ze niet té veel aandacht. “Ik kom toch niet arrogant over? Schrijf maar dat ik ondertussen aan de tafel aan het pulken was.” Line Mertens, 21 jaar oud, studeert Taal- en Letterkunde aan onze universiteit en was in februari bij de laatste acht in Leiden. Het festival biedt een podium/springplank aan cabarettalent van de Lage Landen. Zie de carrières van oud-winnaars Roy Aernouts en Alex Agnew. Mertens verdiende haar strepen in het amateurtoneel, won Frappant TXT in 2012 en stond zichzelf te wezen naast culturo’s op het Antwerps Felix Poetry Festival. Na haar doortocht bij onze Noorderburen, had dwars een gesprek met haar. Met genoegen, overigens.
“Het was heel spannend om mee te doen, het was veel groter dan wat ik tot nu toe heb gedaan. Ook vreemd om tussen allemaal mensen te staan die daar al heel lang en vrij professioneel mee bezig zijn. Onder de kandidaten hing een goede sfeer, helemaal geen wedstrijdgevoel. Meer van "we gaan gewoon samen optreden" en we gunden het elkaar. Tot op het moment van de bekendmaking natuurlijk, dan is iedereen nerveus. Wel geen intimidatie genre “ej, als gij wint, ga ik u afrossen achter de kerk.” Toen ik echt moest spelen was ik super zenuwachtig; nog nooit zoveel gezweet en op het toilet gezeten als die dag. Maar het was heel fijn. Voor die zaal staan en merken dat iets lukt: zot. Ik heb het gevoel dat ik gedaan heb wat ik wilde doen. Het juryrapport was echter heel hard, ze lezen het die 450 toeschouwers voor en jij staat in de coulissen. Toch heb ik daar op een of andere manier net zekerheid uit gehaald. Het was duidelijk dat wat ik deed, niet voor heel de zaal was. Ik heb gewoon op voorhand de toegankelijkheid van wat ik doe verkeerd ingeschat. Maar zo beoordeeld worden geeft wel een beter beeld van wat je doet.”
Stand-up wat?
“Ik weet niet echt wat mijn genre is, maar mijn werk benoemen vind ik zelf niet zo belangrijk. Het is een kwestie van er een plaats voor te vinden in het commerciële landschap. Ik las een interview met Laura Van Dolron en die heeft haar werk ‘stand-up philosophy’ genoemd, om van de discussie af te zijn. Als je mijn teksten vergelijkt dan is het makkelijk te zeggen, dat is allemaal door jou geschreven, hetzelfde waarden- en beeldensysteem. De manier waarop ik schrijf bepaalt veel, maar ik heb me niet op één bepaald moment gerealiseerd: nu ga ik iets schrijven, dáár wil ik het over hebben. In wat ik nu heb gemaakt zit heel veel eenzaamheid. Hunkeren naar liefde op verschillende manieren. Koppels die bij elkaar blijven zonder dat er echt liefde is, gewoon vanwege de schrik alleen te zijn. Natuurlijk steek je daar een deel van je eigen gevoelens in, maar je giet dat in fictie, in een verhaal dat je zelf mooi en interessant vindt. Ik weet niet wat voor mij de noodzaak is om het podium op te zoeken, maar die thema’s raken mij. Het begint gemakkelijk en zoetsappig maar wordt wat getormenteerder naarmate ik verder ga. Het is een fijn gevoel als iedereen met me meegaat in dat verhaal. Het is niet mijn bedoeling om mensen heel hard te doen nadenken en het is ook niet moraliserend bedoeld. Ik vind het leuk als mensen achteraf zeggen dat ze het mooi vonden. Dat ze het grappig vonden, dat merk je aan gelach, op het moment zelf. Maar mensen raken, dat is het toch. Niet dat ik wil dat ze wenen, dat hoeft ook weer niet.”
“Voor gewoon sociaal contact ben ik veel zenuwachtiger. In Leiden, bijvoorbeeld, was ik wel echt het kneusje van de wedstrijd. Tijdens het workshopweekend moet je samenwerken met allemaal mensen die er veel van afweten. Je kent die niet echt en dan vind ik het heel moeilijk om op mijn gemak te zijn. Als ik op een podium ga staan, heb ik iets gemaakt dat ik wil laten zien en dan ben ik er blij om dat ik dat mag laten zien. Als je echt met mensen interageert, valt er op een manier heel veel van die zekerheid weg. Dat is veel kwetsbaarder, omdat je rechtstreeks dingen terug krijgt. Ik ben ook ongemakkelijk en laat veel dingen vallen. Ik ben echt helemaal niet vlot met mensen, maar dat kan ik net gebruiken in wat ik doe. Voor ik op moest in de Leidse Schouwburg was ik zenuwachtig, maar mijn tekst gaat over iemand die komt zeggen: “Ik zie u graag”, dus dan kun je dat gebruiken in hoe je speelt, het wordt er echter van."
"Het vereist discipline iets te maken tot iets dat goed genoeg is. Het leuk tokkelen op je eentje is één ding, het kost moeite tegen jezelf te zeggen van “oké, maak er iets van”. In een vorm gieten, structureren, dingen eruit halen zonder aan de essentie te raken en toffe dingen overboord te gooien. Mijn vriend studeert aan het RITS (School of Arts Hogeschool in Brussel waar je tal van opleidingen in de audiovisuele sector kan volgen, nvdr.) en die kent er ook wel wat van. Ik vind het heel fijn om met hem te werken want hij kent me, ik ben bij hem op mijn gemak. Aan mijn mama en papa kan ik ook iets laten lezen maar zij vinden alles briljant, daar heb je weinig aan. Vrienden weten wel hoe ze mij kritiek kunnen geven waar ik iets mee kan. Maar ik ben echt een bleiter. Het raakt en toch heb ik liever dat ze het zeggen. Hoewel ik daar dan wel om moet wenen hè, maar dat is gezond. Wenen is gezond. Want als je niks te vertellen hebt, moet je het ook niet doen. Ga niet op een podium staan omdat je het fijn vindt dat mensen applaudisseren, of schrijven omdat het tof lijkt om schrijver te zijn. Dat applaus komt erbij; ik vind het ook fijn als mensen klappen, maar dat is niet de essentie.”
Dichtmachine
“In het eerste leerjaar had ik een dichtbundel gemaakt: ‘Line dichtmachine’, allemaal versjes van vier regels. In het middelbaar had ik leerkrachten die mij erg aanmoedigden. Toch heb ik heel het middelbaar lang gedacht: fijn dat ik dat als hobby kan doen maar laat ons eerlijk zijn, ver gaan we daar niet mee geraken, ik zal wel leerkracht Nederlands worden. Vanaf mijn twaalfde ben ik naar amateurtoneellessen gegaan. Tijdens improvisaties op de Schoolbond (haar toneelvereniging in Lier, nvdr.) was het fijn te beseffen dat ik ad rem kon zijn, dat ik grappen scoorde. Ik ben graag grappig en kom uit een omgeving waarin veel mensen een gevoel voor humor hebben. Bovendien heb ik nogal vertrouwen in hoe ik schrijf. Als je nog maar pas iets geschreven hebt, dan is het echt Tolstoj. De week erna denk je, dat kon Tolstoj misschien beter. Ik laat het meestal wat liggen en laat anderen slechts stukjes lezen. Als ik mijn tekst goed vind, dan moet ik er heel hard aan werken om dat ook goed te spelen, want dan wil ik daar ook recht aan doen.”
“Ik ben me er van bewust dat een meisje zijn in zekere zin in mijn voordeel werkt. Ik kan daar mee spelen, ik vind dat een heel gemakkelijke positie. Als je een man bent met een groot bakkes, en je doet het dan niet goed, heeft niemand je graag. Als ik het niet goed doe, hebben ze een beetje medelijden met mij, zo van: “Oh, hier is wat eten.” Iemand naar wie ik opkijk is Joke van Leeuwen. Het is zo mooi wat zij maakt, hoewel ze niet altijd een groot publiek heeft. Ik heb ook literaire helden, tegenwoordig veel Engelstalig. Jonathan Safran Foer en Jennifer Egan. In Vlaanderen valt het qua voorbeelden van grappige vrouwen op het podium wat tegen. Je hebt heel wat grappige actrices, neem nu Sien Eggers of Tania Van der Sanden, maar die spelen niet hun eigen teksten. Anderzijds heb je An Nelissen en Els de Schepper, maar die vind ik helemaal niet grappig. Spijtig genoeg zijn dat dan de boegbeelden van Vlaams vrouwelijk cabaret. Leuke Nederlandse vrouwen in cabaret, die wel op de zelfde hoogte staan als de populaire mannelijke cabaretiers, zijn voor mij bijvoorbeeld Brigitte Kaandorp en Katinka Polderman.”
“Ik ben blij dat ik heb meegedaan aan het Leids Cabaret Festival en met waar ik ben geraakt. Echter, als je in de finale komt, kan je op tournee en begint alles vanzelf te rollen. Anderzijds kan ik nu gewoon verder studeren. Voor mij waren er nooit financiële consequenties. Ik heb niet zulke grote ambities of een duidelijke visie. Van mensen die heel doelgericht naar een toekomstplan toewerken word ik heel onzeker, dan heb je toch heel weinig vrijheid? Over pakweg vijf jaar hoop ik gewoon niet arm te zijn en in het bezit te zijn van een rijbewijs. O, en géén labrador. Ook zeker niet rijk, want rijke mensen vind ik decadent. Voorlopig wil ik gewoon dingen maken die ik op een of andere manier waardevol vind. Ik zit graag achter mijn laptop te tokkelen, grapjes te bedenken en daar zelf om te gniffelen. Vervolgens wil je ook dat mensen dat lezen of zien en zoek ik wel een manier om het te kunnen tonen. Dat commerciële gedoe en netwerken om binnenweggetjes te vinden, ik ben daar echt ruk in. Het is nu onduidelijk wat ik verder ga doen, ik ben niet zo goed in carrièreplanning. Taal- en letterkunde is op dat vlak ook niet de beste zet. Veel mensen die hier afstuderen, hebben geen idee wat ze gaan doen. Dat is niet per se problematisch, ze zullen wel zien waar ze terecht komen. Het is een goede houding om te proberen wat je leuk vindt.”
De finalisten van het Leids Cabaret Festival Kiki Schippers, Jan Beuving en de Partizanen – comedyduo van Merijn Scholten en Thomas Gast, dat de publieks- en juryprijs won – gaan nu op tour door België en Nederland. Op 3 april 2013 kan je hen voor 10 euro of een cultuurcheque aan het werk zien in cultuurcentrum Berchem.