het M-decreet

de beperkingen van het buitengewoon onderwijs
09/09/2015
🖋: 

Meer dan andere jaren was 1 september 2015 een bijzondere datum voor het onderwijs. Op die dag ging het M-decreet van kracht – met de ‘M’ van maatregelen – voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. In navolging van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, belooft Vlaanderen met dit decreet een inclusief onderwijssysteem te waarborgen. De noodzaak voor afgescheiden scholen en instellingen zal daardoor afnemen. Het decreet kan echter op heel wat tegenkanting rekenen. Leraren in het gewone onderwijssysteem vrezen dat inclusieve trajecten de werkdruk nog zullen verhogen en dat meer diversifiëring ten koste van de sterkste leerlingen zal gaan. Bovendien beschikt het gewone onderwijs (nog) niet over de middelen en expertise waar het buitengewoon onderwijs beroep op kan doen. Bedoeling van het M-decreet is om die stapsgewijs over te hevelen. Toch blijft veel onduidelijkheid over de transitieperiode bestaan.

dwars sprak met Peter Lambreghts, beleidsmedewerker en woordvoerder van de vzw Onafhankelijk Leven. Hij zet zich in voor personen met een beperking en helpt hen een gewoon leven te leiden. Lambreghts is door een spierziekte zelf gebonden aan een rolstoel. Toch hij volgde zijn hele studieloopbaan les in het reguliere onderwijs, lang voor er sprake was van het M-decreet. Nadien studeerde hij enkele jaren Germaanse Talen aan het toenmalige Ufsia (Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen). Dat de overheid zich inspant om het onderwijs inclusiever te maken, kan Lambreghts dus enkel toejuichten. Hij hoopt echter op een eindfase waarin onderwijs zich aanpast aan alle diversiteit. Daarvoor moet echter nog een lange weg worden afgelegd. Zelfs met het M-decreet is het recht op inclusief onderwijs een theoretisch en abstract recht, dat bovendien niet onvoorwaardelijk voor iedere leerling geldt. In de praktijk blijkt dat het succes voornamelijk afhankelijk van de goodwill van de betrokken partijen.

 

de M van mentaliteit

Een van de grootste hindernissen op het pad naar meer inclusie is de bestaande reflex om kinderen met een beperking – welke dan ook – door te verwijzen naar het buitengewoon onderwijs. Dat is geen recente ontwikkeling: de gescheiden sferen worden in stand gehouden door steeds te blijven investeren in afgeschermde instellingen en het buitengewoon onderwijs. Op die manier blijven mensen met een beperking afgezonderd van de samenleving, ook na hun schoolloopbaan. Die afzondering is vaak letterlijk: niet zelden komen kinderen met een beperking terecht in scholen ver weg van huis, omdat er in de buurt geen plek vrij is. De lange wachtlijsten voor zorgfaciliteiten en de leerplicht beknotten zodoende de schoolkeuze en reduceren de kansen om deel uit te maken van de samenleving.

 

Veel kinderen zitten bovendien niet op hun plaats in het buitengewoon onderwijs. Leerachterstanden in het onderwijs worden niet altijd veroorzaakt door een beperking want ook anderstaligheid of kansarmoede zijn factoren die daarbij een rol kunnen spelen. De problemen die dat met zich meebrengt, worden nu liever doorgeschoven dan opgelost. Leerlingen, leerkrachten en ouders in zowel buitengewoon als gewoon onderwijs zijn deze praktijk zodanig gewend dat ze het zich moeilijk anders kunnen voorstellen. "Het systeem is een logge machine geworden die maar moeilijk van koers kan veranderd worden", aldus Lambreghts.

 

De hoognodige koerswijziging is in de eerste plaats een mentaliteitswijziging. Lambreghts benadrukt dat het hele scala aan voorziene ‘problemen’ net zo goed als een uitdaging beschouwd kan worden. Met name door in dialoog te treden met de persoon in kwestie, kan gezocht worden naar de "redelijke aanpassingen" waar het M-decreet op hamert. Omdat de expertise over de eigen handicap erg groot is bij de betrokennen kunnen zij zelf mee op zoek gaan naar mogelijke oplossingen. "Gaandeweg moet zo duidelijk worden dat het hebben van een handicap een minder groot obstakel is dan men in eerste instantie denkt", benadrukt Lambreghts. Hij herinnert zich hoe zijn klasgenoten hem vroeger om beurt de trap op droegen en dat absoluut normaal vonden.

 

Voor de eerste lichting kinderen met een beperking die dit jaar in inclusieve trajecten terechtkomen, is een pioniersrol weggelegd. Ze zullen hun omgeving vertrouwd maken met personen met een beperking en het pad effenen voor wie na hen komt. Sowieso is dit een leerproces voor alle partijen, maar het belangrijkste is dat leerkrachten en medeleerlingen ervaring opbouwen met inclusief onderwijs. Wie van kinds af aan in contact komt met mensen met een beperking zal hen in zijn latere leven niet uit de weg gaan, wat de hele maatschappij sensibiliseert en ten goede komt.

 

de goede richting

Inclusie is niet helemaal nieuw, maar tot nog toe zeldzaam. Wanneer wel verder wordt gekeken dan de voorgekauwde trajecten van het buitengewoon onderwijs, zijn het meestal de betrokkenen zelf die zich hiervoor inspannen. Peter Lambreghts kon thuis opgroeien en naar een gewone school gaan omdat zijn ouders ingingen tegen het advies om hem in een instelling te plaatsen. Dit legt echter een zware druk op het gezinsleven en is ook financieel geen evidentie. Met het M-decreet wil de Vlaamse overheid inclusief onderwijs meer vanzelfsprekend maken, al mag het voor Lambreghts gerust wat verregaander: het liefst ziet hij het buitengewoon onderwijs volledig afgeschaft.

 

Dat expertise en middelen zullen worden overgeheveld van het aparte onderwijscircuit naar inclusieve trajecten is een ding, maar ook los van het onderwijs heeft de overheid een verantwoordelijkheid ten opzichte van personen met een beperking. De laatste decennia ligt de nadruk steeds meer op gelijke rechten, burgerschap en empowerment voor deze mensen. Deze ideeën hebben academisch wel ingang gevonden, maar de regelgeving blijft achter. Er bestaan maatregelen die personen met een beperking meer vrijheid kunnen geven, maar zijn te weinig bekend en vereisen een hoop ingewikkeld papierwerk.. Een voorbeeld van zo’n bestaande maatregel is het Persoonlijk Assistentiebudget (PAB), waarmee iemand met een handicap kan assistentie thuis, op school of op het werk zelf kan organiseren en financieren. Daarvoor krijgt hij een budget toegekend waarover hij wel verantwoording moet afleggen, maar dat hem bovenal toelaat de controle over zijn eigen leven in handen te houden. Peter Lambreghts en de vzw Onafhankelijk Leven zetten sterk in op de manier waarop mensen met een beperking ondersteuning van de overheid kunnen krijgen en beschouwen het PAB daarbij als essentieel. "In de praktijk maakt zelfbeschikking een wezenlijk verschil", merkt Lambreghts op. Hij ziet het Persoonlijke Assistentiebudget als rolmodel voor een nieuw systeem waarnaar we evolueren en waarin deze maatregel substantieel wordt uitgebreid.

 

Peter Lambreghts

 

Het inclusief onderwijs waar de Vlaamse overheid zich met het M-decreet voor engageert, heeft daar baat bij. Inclusieve leerlingen kunnen met een Persoonlijk Assistentiebudget de praktische en mentale ondersteuning waar ze recht op hebben écht afstemmen op hun persoonlijke noden, wat de hele klas ten goede komt. De druk die op gewone scholen ligt wordt kleiner, terwijl inclusieve leerlingen toch adequaat begeleid worden. Op die manier kan een vruchtbare ontmoeting plaatsvinden tussen personen met en zonder beperking; voordien waren beide sferen steeds gescheiden.

 

Voor de toekenning van een Persoonlijk Assistentiebudget bestaan op dit moment nog lange wachtlijsten, op basis van prioriteiten. Onafhankelijk Leven suggereert om het inclusief onderwijs te gebruiken als criterium bij het toekennen van dit budget aan minderjarigen. Wanneer beiden samenkomen, versterken ze elkaar: wie bereid is om inclusief onderwijs te genieten, krijgt voorrang en de financiële middelen die ter beschikking worden gesteld zorgen mee voor succesvol inclusief onderwijs. Het resultaat zijn welopgeleide jongeren met een handicap die als volwaardige participanten middenin de maatschappij staan.

 

inclusief voortstuderen

Het M-decreet geldt in de eerste plaats voor het lager en middelbaar onderwijs. Toch is het ook van belang voor het voortgezet onderwijs, omdat het de kansen creëert om door te stromen naar het hoger onderwijs die het buitengewoon onderwijs niet biedt. Lambreghts’ eigen beslissing om verder te studeren na de middelbare school was een evidente keuze door zijn inclusieve schooltraject. De mensen waar hij zich aan spiegelde waren zijn leraren en medeleerlingen uit Latijn-Grieks. Ook hij wilde, net als zijn zijn studies verderzetten. Dit is illustratief voor de impact en het belang van inclusief onderwijs. Kinderen met een beperking die hun hele leven in het buitengewoon onderwijs doorbrengen, gaan vaak nadien voort in het logische circuit dat daarop volgt, vaak dagcentra en bezigheidstherapie.

 

Inclusief onderwijs is echter geen garantie op een volwaardig diploma: in samenspraak met de betrokkene kan beslist worden om een alternatief diploma of ervaringsattest uit te reiken. Dit wordt steeds gedaan met de beste bedoelingen en kan absoluut een goede oplossing zijn. Toch is het noodzakelijk behoedzaam te blijven: voor het meeste voortgezet onderwijs, maar ook op de reguliere arbeidsmarkt is vaak wel een volwaardig diploma vereist. "Het leven stopt niet na het middelbaar," aldus Lambreghts, "het zou jammer zijn als de mogelijkheden tot verder studeren of werken al op voorhand worden ondermijnd."

 

Je kan je natuurlijk afvragen of het zin heeft om iedereen dezelfde kansen en mogelijkheden te bieden. Het scala aan beperkingen is erg uiteenlopend; de noden van deze personen met een beperking zijn vaak erg specifiek, maar een handicap mag geen a priori reden zijn om iemand uit te sluiten, dan spreek je over discriminatie. Uiteraard zijn er voor sommige opleidingen een aantal startvoorwaarden van toepassing of moet een toegangsproef afgelegd worden. Dat is noodzakelijk om de kwaliteit van het onderwijs te garanderen. Hoger onderwijs is sowieso niet voor iedereen weggelegd, maar iedereen moet wel de kans krijgen om aan een toelatingsproef deel te nemen. Voor iemand met pakweg het syndroom van down is het een vreemde keuze om een rechtenstudie aan te vangen. Maar ook mensen met een beperking hebben het recht om te proberen en te falen.

 

De beste voorbeelden van inclusief onderwijs zijn immers terug te vinden in het voortgezet onderwijs. Universiteiten en hogescholen stellen hun aanbod graag open voor mensen met een beperking en gaan op zoek naar pragmatische oplossingen. "Bijvoorbeeld het voorzien van toegankelijke studentenkamers", zegt Peter Lambreghts. Zij vertrekken sneller vanuit hun verantwoordelijkheid als onderwijsinstelling, die iedereen kansen wil geven. Professoren voelen de druk die leerkrachten in het lager of secundair ervaren veel minder en ook de medestudenten zien weinig graten in een student met een beperking. Eens de initiële schroom is overwonnen spelen zij een heel belangrijke rol in sociaal functioneren binnen het studentenleven. Wie hier al ervaring mee heeft, springt er vlotter mee om, merkt Lambreghts op, wat bevestigt dat inclusief onderwijs ook al op jonge leeftijd een goed idee is.

 

Van zijn eigen studententijd herinnert Peter Lambreghts zich vooral de jaren bij Skald, de voormalige studentenvereniging van de opleiding Germaanse Talen aan het Ufsia. Op de TD’s en cantussen die onmiskenbaar deel uitmaken van het studentenleven, was hij steevast aanwezig, al vonden die vaak plaats in ontoegankelijke feestzalen en zelfs kelders. “Mijn medestudenten droegen me met rolstoel en al de trappen op en af.” Lambreghts schopte het zelfs tot praeses en vermoedt grinnikend dat zijn herkenbaarheid als rolstoelgebruiker in zijn voordeel speelde bij de praesidiumverkiezing.

 

Mits een aantal praktische tegemoetkomingen, behoort verder studeren zeker tot de mogelijkheden voor personen met een beperking. Het voordien afgelegde traject blijft wel ontzettend belangrijk: in de praktijk zien we dat jongeren met een beperking enkel doorstromen naar een hogeschool of universiteit als ze voordien ook inclusief onderwijs hebben gevolgd. Inclusief onderwijs vanaf jonge leeftijd vergroot de kansen op een latere studieloopbaan en een zo normaal mogelijk leven voor personen met een beperking. Het laat hen toe hun plaats te vinden in de samenleving en daar actief aan bij te dragen. De ontmoeting die plaatsvindt tussen de voordien gescheiden werelden vormt een uitdaging, maar vooral een belangrijke levensles voor iedereen, inclusief personen zonder beperking.