Het jobstudentenstatuut

Eigen gelijk eerst
21/09/2008
🖋: 
Auteur extern
Gilles Verschoore en Karel Van Eetvelt

Werken is voor een student geen overbodige luxe. Op die enkelingen na wiens hele leven door hun ouders of suikerfamilie betaald wordt, hebben de meesten van ons het geld dat ze tijdens de vakantie of onder het jaar verdienen hard nodig. Joëlle Milquet, federaal minister van Werk en Gelijke Kansen, heeft een voorstel klaarliggen om de huidige regeling rond jobstudenten te vereenvoudigen en te egaliseren, gebaseerd op een ontwerp van CD&V-kamerlid Stefaan Vercamer. Niet iedereen ziet dit echter als een stap in de goeie richting. dwars nam een kostbare vakantiedag op, verloor prompt het kindergeld, maar zag toch enkele bomen door het bos.

Eenvoudig, transparant én rechtvaardig

Het jobstudentenstatuut is VVS al langer een doorn in het oog. Het is kafkaiaans ingewikkeld en discrimineert net die studenten die het hele jaar moeten werken om hun studie- en/of leefkosten te betalen. Studenten die tijdens het academiejaar meer dan 23 dagen (moeten) werken, ondervinden namelijk dat werkgevers vaak anderen verkiezen die wel nog het gunsttarief genieten. Met sporadisch werkende studenten kunnen werkgevers stevig besparen op loonkosten. Het wetsvoorstel Vercamer lost deze discriminatie op en maakt alles transparanter en eenvoudiger.

Vercamer breidt de twee keer 23 dagen uit naar drie maanden. Tijdens juli, augustus én september kan elke student onbeperkt werken aan een gunstig solidariteitstarief én onbeperkt verdienen terwijl je ten laste blijft van je ouders én je kinderbijslag behoudt. Dat is een sterke vereenvoudiging. Het maakt bovendien een eind aan de ingewikkelde telling van gewerkte dagen en de financiële afstraffing bij overschrijding. Werken tijdens het jaar blijft mogelijk, maar dan voor iedereen aan het gewone sociale tarief van 13,07 procent. Zo maken de studenten die echt moeten werken evenveel kans op een job. Vrezen voor minder loon is niet helemaal terecht. De sociale bijdragen leveren vakantiegeld op en maken het uiteindelijke loonverschil verwaarloosbaar. Met een jobkorting en werkbonus kan je netto zelfs meer overhouden dan wanneer je werkt aan jobstudententarief. Wel moet het voorstel nog worden bijgestuurd zodat ook buitenlandse studenten en studenten ouder dan 25 jaar van het jobstudentenstatuut kunnen genieten. Van alle alternatieven biedt het voorstel Vercamer een oplossing die eenvoudig, transparant én rechtvaardig is. Want een jobstudentenregeling die nadelig is voor die studenten die er het meeste nood aan hebben, is voor VVS onaanvaardbaar.

 

Gilles Verschoore is lid van de Raad van Bestuur van VVS, de Vlaamse Vereniging van Studenten

 

De student, de werkgever én de economie zouden de dupe zijn

Ook buiten de zomermaanden doen kleinhandelaars, bakkers en horeca noodgedwongen een beroep op studentenarbeid. Hun vriendelijk tarief buiten de zomermaanden schrappen, zoals CD&V-kamerlid Stefaan Vercamer voorstelt, schaadt dus de economie. Bovendien is ook de jobstudent de dupe want hij houdt netto minder over. UNIZO stelt voor de jobstudent zelf te laten bijhouden hoeveel dagen hij werkt, met een jaarlijks maximum van vijftig dagen of vierhonderd uren aan het vriendelijke tarief. Alle werkdagen of -uren erboven worden belast aan het normale werknemers- en werkgeverstarief. In het UNIZO-voorstel is de werkgever enkel verantwoordelijk voor die dagen waarop hij de jobstudent tewerkstelt.

Momenteel kan een jobstudent jaarlijks 23 dagen tijdens de zomermaanden werken en nog eens 23 erbuiten. Overschrijdt de student dat aantal, dan draait de werkgever ervoor op. Dat is een onhoudbare situatie. Maar het voorstel-Vercamer is alvast niet de oplossing voor de huidige situatie. Immers, door de goedkopere studentenarbeid buiten de zomermaanden te verbieden, zouden bijvoorbeeld bakkers in het weekend nog moeilijker personeel vinden. Het voorstel ziet ook de personeelsnoden van de kleinhandel en de horeca volledig over het hoofd. Bakkers zouden niet alleen meer moeten betalen voor de zondagse student, ze zouden er ook veel moeilijker vinden: de student in kwestie zal zelf immers minder overhouden.

Ten slotte, kamerlid Vercaemer argumenteert dat jobstudenten nu laaggeschoolden uit de markt zouden prijzen. Dat klopt niet. Veel bedrijven vinden niet genoeg mensen. Bovendien wil kamerlid Vercamer jobstudenten geen 50 dagen maar tot 69 dagen laten werken. Dus nog 19 dagen meer dan in het UNIZO-voorstel. Hoe valt dat te rijmen met zijn vrees dat jobstudenten het werk zouden afnemen van ‘gewone’ werknemers?

 

Karel Van Eetvelt is gedelegeerd bestuurder van UNIZO, de Unie van Zelfstandige Ondernemers