Het zwakke licht dat vanuit de gang door de open deur scheen, deed niet veel af aan de lugubere atmosfeer van de donkere bibliotheek; ook het lijk dat in een plas bloed op de grond lag, hielp weinig.
“Kasper, wat...” Sam wou zich omdraaien, maar zijn dwingende toon stopte haar.
“Zet alles op de USB-stick. Snel. Zonder zijn we sowieso verloren.”
Kasper knielde neer naast het lijk en legde de Glock naast zich – het pistool van de dode dat zich tegen hem had gekeerd. Even overwoog hij om het kogelvrije vest van de man aan te trekken, maar hoewel hij niet veel van bijgeloof kende, dacht hij niet dat de bescherming van een lijk veel geluk bracht. Ook het halfautomatische machinepistool liet hij voor wat het was. In zijn zakken zat enkel extra munitie, geen identificatie. Kasper wist echter wel voor wie hij werkte, ook zonder een CEEq-badge.
“Klaar.”
Kasper knikte, zette de veiligheid van het pistool op en stak het in zijn riem. Sam keek met grote ogen naar het lijk, maar ze greep enkel zijn rechterhand stevig vast en zei niets. Ze hadden amper twee stappen buiten de bibliotheek gezet, toen een jonge vrouw in een bloemetjesjurk op hen afstapte.
“Is alles in orde met jullie? Ik dacht dat ik schoten hoorde.”
Kasper en Sam bleven allebei staan, onzeker over wat ze moesten doen.
“Pas op, jongen, links!”
Instinctief trok Kasper het pistool uit zijn broek, zette met zijn duim de veiligheid af en vuurde met zijn linkerhand eenmaal op de man die tussen hen en de uitgang stond. Het schot trof hem midden op zijn romp, maar hoewel hij tegen de grond werd geworpen, vermoedde Kasper dat zijn kogelvrije vest hem tegen het ergste had beschermd.
“Idioten!” riep de vrouw, maar of het naar hen of naar hun belagers was, wist hij niet.
Hij trok Sam mee, terwijl de vrouw in de bloemetjesjurk een grote revolver van achter haar rug haalde. In het voorbijgaan stampte Kasper de kreunende man die hij had neergeschoten in het gezicht. Het lijk dat tegen een van de glazen deuren lag, deed hem even vertragen. Hij werkte hier,' dacht Kasper, hij wou de deuren op slot doen.' Toen een kogel voor hem op het glas afketste, duwde hij Sam er echter snel doorheen.
Er waren nog anderen op de schoten afgekomen, maar allemaal droegen ze dezelfde zwarte gevechtsuitrusting en machinepistolen. Achter elke hoek was er wel iemand die de weg versperde. Kasper nam het pistool in zijn rechterhand en probeerde hun belagers te ontwijken, maar al snel werden ze naar de grootste aula van de campus gedreven. Allebei wisten ze dat ze daar in de val zouden zitten, maar Kasper hoopte dat hij ze lang genoeg zou kunnen ophouden. Iemand anders moest de schoten gehoord hebben.
“Handen omhoog.”
Ze stonden vlak voor de deuren van het gebouw, maar zouden er nooit op tijd binnenraken. De man die hen onder schot hield, stond op twee meter afstand met zijn pistool op Kasper gericht. Langzaam draaiden ze zich naar hem toe. Sam had haar handen al in de lucht gestoken, maar Kasper hield zijn Glock nog steeds tegen zijn dijbeen gedrukt.
“Handen omhoog. Zo gemakkelijk kom je er niet meer vanaf.”
Kasper schoot vanuit de heup, zijn loop naar boven gericht. De keel van de man werd opengereten, zijn hoofd schoot naar boven en zijn pistool viel op de grond. Een straal bloed spoot uit de wonde voor hij eerst op zijn knieën en vervolgens languit op de grond viel. Samantha ging met de rug van haar hand over haar ogen en smeerde zo het bloed uit. Kasper huiverde onwillekeurig en trok haar het gebouw binnen. Ze renden naar de aula zelf. De zware deuren waren vreemd genoeg nog open; Kasper hoopte dat er hier niemand voor gestorven was. Zodra ze binnen waren haastte Sam zich naar het bureau vooraan in de aula; met een druk op de knop deed ze de deuren op slot.
“Hoe...” Ze ademde zwaar en steunde met beide handen op het bureau. “Waar heb je leren schieten?”
Kasper stak het pistool achter zijn broeksriem en liep naar haar toe. Hij voelde zich verrassend goed, zelfzeker.
“Jij hackt computers, ik speel er spelletjes op.”
“Dit is geen spelletje, rund! Je hebt twee mensen vermoord en zij zullen met jou hetzelfde doen als ze de kans krijgen.”
Het besef drong in een flits tot Kasper door, en was toen verdwenen. Als verdoofd keek hij de aula rond, maar hij kon geen zinnige reden bedenken waarom hij daar was. Vorig jaar had hij hier nog les gehad, maar nu moest hij hier niet meer zijn. Het was trouwens vrijdagavond, bijna nacht: moest hij niet op café zitten? Er werd aan de klink van één van de deuren gemorreld en Sam zei zijn naam, maar het kwam allemaal van ver. Iemand, hij wist niet wie, schreeuwde in zijn hoofd, maar hij begreep het niet.
“Verdomme, jongen, dit is niet het moment om de geschokte puber te gaan uithangen!”
“Kasper!”
Het enige dat hij nog echt hoorde was dat nummer, waar het allemaal mee begonnen was. / clowns to the left of me / jokers to the right / here I am, stuck in the middle with you /