Elk jaar organiseert de faculteit TEW een bedrijfseconomisch seminarie in Goa (India). Dit jaar gingen twaalf studenten mee. Voor het seminarie reisden ze drie weken rond in India. Ondergetekende was bij de gelukkigen.
Er zijn zo van die dingen die je leven kunnen veranderen. Een reis naar India komt daar zeker voor in aanmerking. Ons avontuur begint in Delhi, de immense, vuile, plakkerige, lawaaierige hoofdstad. Zoveel drukte hebben we nog nooit meegemaakt. Er zijn meer dan een miljard Indiërs, waarvan minstens dertien miljoen in Delhi, en het lijkt wel of die allemaal de hele dag onderweg zijn. Het verkeer is hels. Auto- en fietsriksha's, fietsen, scooters, motors, auto's, afgeladen aftandse bussen, overbeladen vrachtwagens, de chaos is compleet. Iedereen lijkt stil te staan en toch gaat het vooruit. Het oorverdovende getoeter heeft daar vermoedelijk veel mee te maken. Overal word je aangeklampt, iedereen wil geld. "I'm a poor student" werkt niet overtuigend, en na een dolgedraaide dag besluiten we de stad te verlaten.
Rajasthan, de in het zuidwesten aan Delhi grenzende staat met bijna de oppervlakte van Frankrijk, is anders. Rustiger. Minder Indiërs, dus je wordt minder lastiggevallen. Op het platteland gapen de mensen je wel aan alsof je een UFO bent, maar ze zijn vriendelijk en gastvrij. We zien veel miserie. Gezinnen die niets hebben en op straat wonen. Mensen die alles zouden doen voor een rupee (nog geen twee eurocent). Het steekt. De omgeving is echter prachtig. Middeleeuwse sprookjessteden brengen ons terug in de tijd. Soldaten dragen een geweer dat recht uit een museum lijkt te komen. Kamelen blijken het vervoermiddel bij uitstek. We zien de zon ondergaan en weer opkomen midden in de woestijn, op 50 kilometer van Pakistan. Alleen een zeldzaam internetcafé, met tergend trage connectie, houdt ons met de voeten op de grond.
Het eten vraagt veel aanpassing. We proberen de plaatselijke specialiteiten, maar uiteindelijk komt het allemaal op hetzelfde neer. Rijst met een pikant sausje. Maagproblemen zijn onvermijdelijk. Eén keer, in Jaipur, de grootste stad met haar drie miljoen inwoners, vinden we een Pizza Hut en een McDonald's. Onbetaalbaar voor de gemiddelde Indiër, maar dat nemen we erbij. Nooit eerder smaakte fastfood zo goed.
We verlaten Rajasthan en reizen verder naar Agra, een plat-toeristische stad die slechts bestaat bij de gratie van één gebouw. Maar wat voor een. De Taj Mahal is adembenemend. Alles wat ik er ooit over hoorde, blijkt waar. Het is de perfecte combinatie van megalomanie, symmetrie en religie. Terwijl ik dit schrijf, besef ik dat er eigenlijk geen woorden voor zijn.
Schoonheid kan dus toch absoluut zijn. Goa is onze eindbestemming. Na drie weken onbezorgdheid wordt het plots menens. Samen met vijf andere handelsingenieurstudenten werk ik aan een consultingproject voor een plaatselijk ziekenhuis. Het Vrundavan Hospital and Research Center – peperduur naar Indische normen, ranzig naar de onze – heeft begin 2004 een nieuwe CT-scanner gekocht en vraagt zich af of het toestel wel iets opbrengt, en hoe ze er meer aan kunnen verdienen. Break-even analyse, marktonderzoek en meer van dat. Eindelijk kunnen we al die bergen theorie in de praktijk brengen. Al snel blijkt dat zaken gedaan krijgen niet evident is. We leggen een hindernissenparcours af, in overvolle bussen met zweterige Indiërs. Maar langzaam sijpelen de resultaten binnen, en op het plaatselijke Goa Institute of Management kunnen we aan degelijke computers werken. Onze paper krijgt vorm, en op 1 oktober, na de presentatie van onze bevindingen, blikken we niet zonder trots terug. Het hospitaal is tevreden, dus wij ook. Absoluut aan te raden.