Het jaar 2003 zal in de geschiedenis van de Universiteit Antwerpen voorgoed geboekstaafd staan als het Jaar van de Grote Veranderingen: UFSIA, UIA en RUCA gingen op in de grote UA. Maar naast deze ene mijlpaal in de Antwerpse geschiedenis werd er op een zonnige dinsdag in oktober ook nog, bij een glas goede wijn of dito sinaasappelsap, een gloednieuwe masteropleiding, met de welluidende naam ‘Filmstudies en Beeldcultuur,’ boven de doopvont gehouden.
De genomineerde
Reeds bij de openingsspeech van coördinator prof. Luc Pauwels bleek dat in de opleiding de lat behoorlijk hoog gelegd zou worden. Het zou dus zonder meer een niet te onderschatten richting worden, waarin men zich niet zou beperken tot het bekijken van films om achteraf plechtig te declareren dat men hem ‘aan iedereen kan aanraden’ waarna men moede het hoofd ter tafel gooit om te gaan dagdromen over de tijd dat Hollywooddiva’s die naam nog waardig waren... Neen, de bedoeling van deze unieke opleiding is eerder studenten een confrontatie te bieden met het grote en roemrijke medium ‘film’, gekoppeld aan een niet te onderschatten deel ‘beeldcultuur’. Stromingen, invalshoeken, technieken en methodes, alles wordt behandeld en, waar kan, getoetst aan de realiteit; hetzij door middel van opdrachten, hetzij door middel van filmbeelden.
Want ja, de opleiding bevat een niet te onderschatten hoeveelheid beeldmateriaal. Zo hebben wij, de studenten, het privilege gehad om enkele vrij unieke films in hun originele pelliculevorm te bekijken, zoals ‘Het Kabinet van Dr. Caligari’ van Robert Wiene of ‘Intolerance’ van D.W. Griffith, om het bizarre ‘Un Chien Andalou’ van Luis Buñuel niet te vergeten... En dit is nog maar een kleine greep uit een groot aanbod, want op regelmatige tijdstippen tijdens het eerste semester kregen de studenten een filmvoorstelling voorgeschoteld in het Filmmuseum – een minimum aan jaloezie van uwentwege is hier wel gepast – waarna die films gebruikt werden als extra illustratiemateriaal bij de vakken.
Er is een nijpend tekort aan organisatie en financiële middelen.
De lessen zelf worden gedoceerd op de Stadscampus en in het Filmmuseum, waarbij die eerste locatie vooral de herinnering aan lokaal R.014 oproept, de aula waar de luxe van zitkussentjes gecompenseerd wordt door het schrijnend tekort aan beenruimte.
Colleges vinden enkel plaats op dinsdag, woensdag en donderdag om de mensen die de richting deeltijds volgen (een tiental personen) zoveel mogelijk de mogelijkheid te bieden hun werk met hun studies te combineren, wat pleit voor het open karakter van de richting. Want het is een feit dat mensen van allerlei allooi zich op deze nieuwe studie hebben geworpen.
Het totaal van om en bij de zeventig studenten bestaat uit dokters, ingenieurs, germanisten, vertalers, communicatiewetenschappers en dies meer. Het feit dat deze groep zo heterogeen is zorgt er tevens voor dat de docenten verplicht zijn de basis van het medium zo breed mogelijk te leggen, d.i. te beginnen bij het absolute nulpunt: “Wat is film?” Zonder meer een goede zaak.
Het verdict van de jury
Na een half jaar masteropleiding kan ik nu met de hand op het hart zeggen dat deze richting een erg interessante basis legt voor al wie een passie heeft voor film. De lesgevers zijn goed gekozen, en ook al ontbreekt het sommige jonge docenten aan podiumervaring, ze trekken zich door hun uitgebreide vakkennis aardig uit de slag. Het enige nadeel is het soms nijpende tekort aan organisatie en financiële middelen. Vaak, te vaak, is een dvd-speler als didactisch materiaal een ware luxe en na een half jaar exclusieve filmvoorstellingen op pellicule – u herinnert zich uw jaloezie van enkele paragrafen geleden nog wel – is ook hiervoor de geldbron opgedroogd. Erg jammer, maar niet getreurd. De studenten hebben nu zelf het initiatief genomen om, dvd-gewijs, eigen screenings te organiseren. Kortom, een grote gemotiveerde groep docenten en studenten tesaam, die ondanks enkele kleine en minder kleine kinderziekten binnen de opleiding, blijven proberen er het beste van te maken.