Elke maand bespreekt een dwarsreporter zijn of haar favoriete kunstwerk. In dit nummer: poëzie!
Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.
— Rutger Kopland
Sommige zielen zien het echt in alles. In een mistige einder, een vlezige cactusplant, hun glas wodka dat hen melodramatisch doet verzuchten: “Dat is nu eens poëzie”. Dan vraag ik me af waarom ik zo'n toegankelijke kunsttak via valkuilen aan de lezer probeer te brengen. Waarom ik eerst de verschillende functies der worst wil aantonen, zoals in het gezegde “Het kan me worst wezen dat lyriek u koud laat” om zo listig bij het onderwerp poëzie te stranden. Want worsten zeggen u allicht meer dan hermetisch gebral, rijm en tierlantijn. Ik kan echter niet anders dan over dit gedicht praten. Eerder dan hen analytisch alle warmte te ontnemen, duffel ik de woorden graag in. Zie hoe iemand een picknickdeken uitslaat en voor zijn “liefste” de klanken lipleest. Zelf voel ik steeds de drang een gedicht hardop te citeren. Dan boots ik zo’n diepe, schorre stem na en vul de verzen met een vleugje mij. Deze leesgewoonte stuit vast op een honende lach uwentwege, alsook mijn ambitie geïnterviewd te worden door Humo en bij de rubriek “hoogste intellectuele genot” in extase te vertellen hoe goed het voelt die “liggen liefste…lege plekken” uit te spreken, met dat tongpuntje tegen je zacht tandvlees. Of hoe je stem vanzelf warm wordt door de “a”-klanken in “Ga…maar…gras…was”. Deze mondmagie glipte trouwens als eerste mijn Erasmus-koffer in en prijkt nu aan de deur. Telkens mijn kotgenoten voorbij dat brokje België wandelen, laten ze hun schlager- of raptalent de vrije loop en maken er een multiculturele hit van: “Gay noe mor like in de toin”. Buiten dit democratiseringsprobeersel sta ik ietwat wantrouwig tegenover alles wat poëzie op een podium spiest. Goede gedichten behoeven geen sexy schrijver als steunpilaar, noch een kussensloop, noch een ode van een redactrice. Goede gedichten lees je.