Ik had wel eens van ‘plane-spotters’ gehoord, zo van die mensen die uren turen naar voorbijvliegende vliegtuigen, volledig uitgerust met camera, verrekijker en notitieboekje en die hun ervaringen, foto’s en weetjes achteraf via het internet delen. Toen ik echter op een dromerige donderdag richting Berendrechtsluis beende om er mee een schip de haven uit te sturen, ontdekte ik ook ‘ship-spotting’ als een populair verpozen van de op rust gestelde Sinjoor. Gek, dacht ik toen, wat valt er immers aan een schip te zien? Maar neem nu de Evita, de olietanker waarvan we de Antwerpse kade verlosten: 260 meter lang en 46 meter breed met een diepgang van 18,5 meter, al kunnen cijfers me maar matig imponeren. Eerder was het de robijnrode romp die tot zwijgzaam ontzag maande, eerder de gedachte aan de golf van olie in het onderruim. De concentratie bij de negentien Noren op het bovendek, dirigenten van een stuk dat ‘afmeren’ heet; en de zilte zweetdruppels op het voorhoofd van John, de loods met dienst. Echt jammer dat ik zo bang ben van de open zee.
01/04/2004
🖋:
Auteur extern
md