Duizend bloemen en granaten

05/05/2008
🖋: 

Mei '68, die bizarre maand waarin de Franse Communistische Partij van leer trok tegen "linkse provocateurs", terwijl bij ons vanuit het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV) werd opgeroepen tot "omverwerping van de bourgeoisie". Wat blijft er veertig jaar na datum van over en waarom zouden we er ons vandaag nog iets van moeten aantrekken?

Dat er in de jaren zestig veel te protesteren en te contesteren viel, zal de lezer ondertussen genoegzaam bekend zijn. De tijdsgeest werd niet enkel getekend door de intrede van een televisie in elke huiskamer en de doorbraak van de popmuziek, maar ook door de dekolonisatiegolf in de derde wereld, het protest tegen de uitzichtloze Vietnamoorlog en de strijd van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging tegen apartheid.

 

Het brede palet aan protestbewegingen uit die tijd wordt vandaag gemakshalve ondergebracht onder de verzamelterm mei ’68, waarbij nogal snel een amalgaam gemaakt wordt van het studentenprotest in Parijs en de Summer of Love in San Francisco. Nochtans hadden de netjes geknipte studentenleiders als Dutschke of Cohn-Bendit op het eerste zicht niet veel gemeen met de kleurrijk uitgedoste figuren die in Londen en aan de Amerikaanse Westkust het mooie weer maakten. Deze laatsten haalden hun inspiratie vooral bij de Amsterdamse provo’s en ook wel bij LSD en marihuana. Tijdens een gesprek in de Franse talkshow ‘Ce soir (ou jamais!)’ in januari dit jaar vertelt de legendarische producer Joe Boyd – die ondermeer Pink Floyd lanceerde – daarover: “En Angleterre mai ’68 n’était pas sĂ©rieux, c’était une rĂ©volution de style [
] On disait: ‘quand la mode de musique change, les murs de la ville tremblent.’ On a vraiment cru ça.” De betogende studenten in Duitsland, Frankrijk en ook BelgiĂ« hadden ondertussen minder interesse voor de ‘mode de musique’, maar des te meer voor de ‘mode de production’. Zij gingen hun inspiratie zoeken bij ongure types als Marx, Mao, Marcuse, Sartre en Guevara.

 

Er waren natuurlijk wel overeenkomsten tussen de predikers van de vrije liefde en die van de dictatuur van het proletariaat. Zo geeft oud-studentenleider Kris Merckx vandaag toe dat “het beschikbaar worden van ‘de pil’ in 1965 meer hielp om ons te bevrijden van wat ze ons op colleges hadden verboden of wijsgemaakt dan de lectuur van grote politieke of filosofische geschriften.” Ook in Frankrijk kwam het protest op gang met de bezetting van het meisjesstudentenhome in Nanterre door de mannelijke studenten. Het was de repressie die volgde op deze actie tegen de heersende seksuele moraal, die de vonk in de pan deed slaan en begin mei ’68 resulteerde in de bezetting van de Sorbonne en het Quartier Latin.

 

Een week later volgde la nuit des barricades, die de Franse hoofdstad omtoverde in oorlogsgebied. Ondertussen brak overal in het land een algemene staking uit met op haar hoogtepunt meer dan tien miljoen stakende arbeiders. Wekenlang werden bedrijven bezet en directies opgesloten in hun kantoren. Resultaat van dit alles? Enerzijds een klinkende verkiezingsoverwinning voor zittend president De Gaulle in juni, maar anderzijds ook een verhoging van het minimumloon met 25%, een algemene loonsverhoging van 10%, een vierde week betaald verlof en de oprichting van een syndicale vertegenwoordiging op bedrijven. Waarschijnlijk doelde de tweemaal gescheiden Franse president Sarkozy eerder hierop, toen hij vorig jaar in Bercy zijn bevolking opriep “de rompre rĂ©ellement avec l’esprit, avec les comportements, avec les idĂ©es de mai 68”.

 

Ook in Vlaanderen stonden de studenten op straat. Oorspronkelijk was dat voor de eisen van de ook toen al enigszins dementerende Vlaamse Beweging. Hun eis voor de splitsing van de unitaire Leuvense universiteit stuitte op het stugge ‘nee’ van de Belgische bisschoppen. Tijdens de vierdaagse revolte van mei ’66 moet "Walen Buiten!" echter al gauw plaats ruimen voor slogans tegen Kerk en Kapitaal. Op 11 november 1965 voelde Karel Dillen de bui al hangen: “Wat is er in dat Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond nog katholiek en nog Vlaams?”, jammert de peetvader van Vlaams extreem-rechts in ’t Pallieterke. In hun gedicht '11 juli ’68' dienen Hugo Claus en Walter De Bock hem van antwoord:

 

“[...] VLAMINGEN, uw ‘eigen aard’, uw ‘kultuur’, het beveiligen van uw bloed en bodem zijn onbelangrijk geleuter vergeleken bij de ware ontvoogding die moet doorgevoerd worden en die de Vlaamse afhankelijkheid van het kapitaalmonopolie moet doorbreken [...].”

 

De studenten eisen inspraak over het universitaire beleid en de lesinhoud. Vanaf 1962 al beslist de Vereniging van Vlaamse Studenten (VVS) het studentensyndicalisme te gaan belijden. In 1964 komt daar de eis voor democratisering van het onderwijs bij, een jaar later die van de erkenning van de student als ‘intellectuele arbeider’ en dus van het recht op een studieloon. Vooral het ex-cathedraonderwijs en de vaak wereldvreemde cursussen zijn de kop van jut. In januari 1968 zit het er dan echt dik tegen, wanneer de Leuvense universiteit drie weken davert onder het studentenprotest. In maart 1969 is het de beurt aan Gent waar de studenten op straat komen voor vrije meningsuiting na het verbod van een debat over pornografie. In Antwerpen blijft het rustig omdat de jezuïeten van het UFSIA het op een akkoordje gooien met de studenten en zelf (beperkte) inspraakorganen oprichten.

 

Het moet toegegeven dat de (gedeeltelijke) democratisering van het onderwijs, de studenteninspraak, het verdwijnen van een aartsconservatieve moraal en een minder wereldvreemd curriculum positieve verworvenheden zijn van mei ’68. Toch is er ook een vaak onderbelichte schaduwzijde aan deze woelige meimaand: het op geregelde tijdstippen weerkerende gezeik over de passiviteit en de politieke desinteresse van de huidige studentengeneratie, misschien het beste verwoord door deze oudere broer van een bekend hoofdredacteur:

 

“Het is voor niemand nog een geheim dat de Vlaamse student [...] voor niets meer warm te krijgen is, tenzij voor dansavondjes, kroeglopen [...] en zo nu en dan wat studentikoze folklore [...] En nu mag het verbond vandaag extreem-links zijn, morgen ultra-rechts en overmorgen hopeloos conservatief, het raakt allemaal hun koude kleren niet [...] Zij worden hoe langer hoe meer een troep van deftige burgermannetjes, kruideniertjes, die slechts Ă©Ă©n doel hebben: een diplomaatje te halen, een bemiddeld vrouwtje trouwen, een paar kindjes kopen en wegzakken in een gestyleerd salon. De grote massa ontbreekt het aan de elementairste interesse voor hun eigen universitaire problemen.” (Wilfried Van Cauwelaert in Het Volk, 30 – 31 oktober 1965)