Van mijn dertien kende ik je al. Je raakte toen mijn lippen en ik was direct verloren. Het moest er ooit van komen. Ik kwam je overal tegen en elke keer keek je naar mij. Maar nu na zoveel jaren, voel ik me door jou kleingehouden. Ik wil mijn vrijheid terug. Ben ik man genoeg om mijn eerste grote liefde te kwetsen? Na al die jaren? Maanden kon ik zonder je, ik moest je enkel vermijden. Telkens ik je zag, wilde ik je beminnen. Ik had een ambigu gevoel van afkeer en absolute lust om je terug tegen mijn lippen te drukken en je overal mee te nemen. Je was er ook altijd bij, op alle gebeurtenissen die voor mij van tel waren. In pijn en geluk, je was er zonder al te veel woorden. Telkens ik je tegenkwam in studentenkroegen, op feestjes, op bezoek bij mijn moeder of op de campus moest ik afrekenen met demonen. Je weet me nog steeds te vinden op zwakke momenten, je gebruikt me en laat me telkens gedesillusioneerd achter. Ik haat je, ga weg. Ik hou van je, kom terug. Ik ga je missen als je weg bent. We passen niet bij elkaar en mijn geest is je ontgroeid. Mijn lichaam snakt nog naar je smaak, je vorm, je gaf me lucht in een overbevolkte wereld. Je gaf licht in mijn duisternis. Maar nu is het genoeg, je maakt me ziek. Ik heb je niet meer nodig. Als je me respecteert, blijf dan weg.
Je mag niet meer op de campus komen en daar ben ik blij om. Ik zal me pas echt vrij voelen, als je voorgoed uit mijn leven blijft. Maar ik ga je missen, als je weg bent... mijn teergeliefde sigaret.
zie ook: rookverbod op de UA