De jonge goden van de afgrond

Met Andere Zinnen
07/03/2005

18 februari 2005. Een literaire avond in het Antwerpse. Ondanks de bekende namen op de affiche was de echte blikvanger van deze avond het gloednieuwe tijdschrift voor jong literair talent, ‘Met Andere Zinnen’. Het eerste nummer bundelt de beste inzendingen voor het literaire concours dat de redactie van MAZ organiseerde. De winnaars, allen jongeren uit Vlaanderen en Nederland, lazen voor uit eigen werk. Dit jonge talent bewees die avond dat het zeker niet moet onderdoen voor de gevestigde waarden. De categorie poëzie kende buitengewoon veel inzendingen van superieure kwaliteit, aldus blijkt. Meer pennenvruchten die in de prijzen vielen vind je in het februarinummer van MAZ. Surf naar www.metanderzinnen.com voor meer informatie. Door een mailtje naar maz@metanderezinnen.com te sturen kan je je stem voor de publieksprijs uitbrengen.

Bestemming Bijna Nergens

“Een enkeltje Bijna Nergens, alstublieft.”
“Moment. Lang moment. De vluchten naar Bijna Nergens zijn bijna nergens te vinden in de computerbestanden, maar ik zal het eens proberen aan het einde van het nummertjesapparaat. Gaat u vooral zitten.”
“Dank u.”

 

1. Ik mis je
Lief,
Ik wilde dat je hier kon zijn. Niet dat het hier leuk is, dat niet. Ik wilde ook niet dat
je hier kon zijn. Ik wilde dat
ik bij jou kon zijn. Ik kan hier niet weg, dus daarom.
Zeg maar. We gaan nu niet zeuren over Mohammed's en
bergen, want straks is de kaart vol en dan heb ik je nog
niet gezegd wat belangrijk is om te weten vandaag. Ik
stond op en de maan was er ook. Ik stond verkeerd, te vroeg te
laat, maar wat geeft het ook allemaal. Ik wilde dat je hier
kon zijn zodat je me kon vertellen dat de wekker nog
niet gegaan was en me terug in bed kon trekken. Met
je slaaphoofd. Ja, jouw slaaphoofd, dat nu ergens in een
vreemd hotel... Nog net twee millimeter voor m'n naam,
maar die weet je wel, dus

 

2. Ik denk aan je
Lief, Zijn vliegtuigstoelen geschikt voor overpeinzingen?
Misschien wel. Voor wat-ben-ik-in-hemelsnaam-aanhet-
doen-want-ik-ga-haar-achterlaten-op-een-plaatsdie-
ze-helemaal-niet-leuk-vindt-en-die-nog-minder-leukwordt-
omdat-ik-ook-nog-wegga-wat-doe-ik-verwachtik-
zoveel-moois-dan-van-het-bijna-nergens-waar-is-m'nzwemvest-
kan-ik-er-nog-uit-want-er-zullen-nooit-zulkeleuke-
meisjes-zijn-in-ander-land-hoewel-die-stewardesswel-
erg-lief-lacht-misschien-kan-ik-gewoon-voor-altijdheen-
en-weer-vliegen-blijven-zitten-zodat-ik-nooit-never-
jamais-hoef-te-kiezen-waar-ik-uitstap-ik-maak-meklein-
en-zal-niet-zeuren-over-opwarmeten-en-ooit-metde-
motor-in-onze-buik-en-de-kauwgom-en-de-opgeblazen-
oren-zullen-we-dan-samen ... zulk soort over
peinzingen? Blijkbaar niet, of alleen verkeerde.

 

3. Succes met je nieuwe baan
Lief, Wat doe je. Loop je door de stad en doe je als toerist.
Maak je foto's, heb je foute sportsokken en doe je alsof
je bijna weer naar huis gaat maar nog net even een
kerk/museum/plein mee kunt pikken? Pistache-ijs.
Dat denk ik. En iedere keer weer vergeten om kaarten
te sturen. Dat moet wel. Je komt honderdduizend van
die ronddraairekken met niemand-wil-ons-kopen-wanter-
zijn-honderdduizend-andere-plaatsen-waar-je-bijnadezelfde-
kunt-kopen ansichten. Maar nee. Je hebt het te
druk met zoeken wie je bent. Denk eens logisch na. Hoe
kun je je nou ergens verloren hebben waar je nog nooit
bent geweest? Ik zoek soms voor je, als ik niet te kwaad
op je ben. Dat is soms. Al die andere momenten denk ik
aan jou en wat je doet. En of je nou zelf echt denkt dat
dat zin heeft.

 

4. Het spijt me
Lief, Ik ben niet leuk genoeg. Nu weet ik het zeker. Dan is alles
opgelost. Dan is het altijd nog beter om in een hotelbed
met stinklakens te liggen. Met spijlen, want mensen die
zichzelf niet kunnen vinden maken overal gevangenissen
van. Hoewel, eigenlijk zoek je jezelf dus niet. Je zoekt
een plaats waar je geen last hebt van mij. Ik ben kauwgom
onder je sportschoenen en je foute sportsokken. Dan sta
je misschien op het balkon, met rode wijn en sigaretten.
Steden versierd met avond zijn bijna altijd mooi, zeker
vreemde steden. Je zult dus wel lachen. En terwijl je lacht,
veroorzaak je een echo, een lawine in m'n hoofd. Maar
dat weet je niet. Het geeft ook niet, want je weet mij
bijna al niet meer. In steden wonen meisjes met ik-vindjou-
leuk-ogen en korte rokjes en ze kunnen
altijd goed dansen en charmant cocktails bestellen. Ze kunnen jou
niet helpen vinden, maar wat geeft het. Lekker rustig.

 

5. Veel geluk in je nieuwe woning
Lief,
Vergeet het. Niet mij. Ik vond nog ergens een stukje leuk
ter hoogte van m'n linkerknie. Dan haal ik net de ondergrens
misschien. Laat je wel eens in taxi's een vlokje
van je adem achter? Dat maakt het iets gemakkelijker zie
je. Spoorzoeken. Je kunt ook broodkruimeltjes strooien.
Maar kleine kinderen horen niet in een stad met uitlaatgassen
en metro en daklozen. Doe maar niet. Met je neus
op de grond lopen is gevaarlijk. Straks denken ze nog dat
het niet goed met me gaat. Het gaat uitstekend! Nee, je
adem is genoeg. Dan kan ik je komen zoeken als ik er
voldoende van overtuigd ben dat je niet weggelopen bent
om mij, maar om iets anders, een innerlijk iets of zo, iets
wat van de buitenkant niet echt te zien is, wat ik dus niet
had kunnen weten maar dat wel zo heel erg dringend is
dat je het moet volgen of je wil of niet. Als ik dat niet heel
de dag moet overlezen. Het helpt dat je niet liep maar
vloog, uiteindelijk.

 

Nicole Teunissen, Hoogland °1987
Winnaar 1ste prijs proza, eerste editie literair concours Met Andere Zinnen

 

Afgrond

Wij zijn de jonge goden van de afgrond,
Tussen de rotsen gegooid als naamloos zaad.
Ons graan was voer voor kraaien, in hun
Magen vlogen wij op, zo kenden wij hoogte.

 

Eerst grepen wij ondergronds plaats, een broeinest
Van beloftes, tot een waakvlam in ons insloeg.
Toen groeiden wij met vurige tongen naar buiten,
Braken in anderen in, voegden hun schouders aan de onze
toe.

 

Wij waanden ons vaders van onszelf, stralende
Koortsdansers van de stijgende lijn. Wij wankelden
De maat van de verticale opmars. Het ging ons te boven.
Toen wij genazen, waren wij te mager voor de nacht.

 

We kregen onze wortels niet doorgeknaagd. Zij houden
Ons ook nu nog aan de rand overeind, vastgeregen
Aan de rafels van ons duizelend verzet. Niet te vallen
Is onze enige opgave. Wij geven die diepte niet op.

Kris Lauwereys, Gent °1979
Winnaar 1ste prijs poëzie, eerste editie literair concours Met Andere Zinnen

 

Gaat heen

Niet alles zweemt. Wie stemt, zwijgt toe.
Gezeur van Hollands klinkt om niet.
Niet alles engt. Wie heilig wou,
zal staan voor wat de gek niet deelt.
Ik ben weggegaan, ik houd de mond.

Het botst en sloopt, het zeurt en trekt,
maar niemand zal verwonderen
dat claimcultuur geen ingang noopt.

Hoe zij het ook. Plaats rapper in
de velden en staat om, slaat op.
Wie over schat een rijm verzucht,
gebruikt een zin, maar zinloos is
gewauwel van verblitsing in
een vleugje zonder knoflook.

Vermenigvuldig alstublieft.

 

Derk Walters
Winnaar 3de prijs poëzie

 

Gent

De warme wind blaast door de straten
op deze gelukkige zomernacht
en op hun beurt, de straten blazen
mij door de wegen naar haar hart.

 

Langs de stinkend stromende Leie
de geur van mens en stad.
Die is pittig, ja, ruikt onbehoorlijk,
maar maakt mij zwalken -
dronken van haar liefde, ladderzat.

 

En toch, diezelfde Leie
die mij onpasselijk maakt en zat,
zegt dat haar stad bereid is,
gereed is om op te vrijen
tegen het argeloze been
van mij, de toevallige passant!

 

Zij hoeft mij niet meer te versieren.
Onschuldig, gewillig leg ik mij neer
op de kademuren van haar water,
voel de streling van haar hand.

 

Zoals ik lig, verdwaasd en dronken,
zie ik haar werkelijk’ gezicht.

 

Ze kust me, vriendelijk - ook later
wanneer de herinnering bezonken
is in mijn gedachten, onder het gewicht
van de tijd, zal ik van blijven weggaan
van weggaan blijven maken,
opdat zij met al haar warmte
mij nog weer aan kan raken...

 

Anna de Bruyckere
Winnaar 2de prijs poëzie

 

Fucking heet, tijd om te rusten

Fucking heet, tijd om te rusten
Hartkloppingen, serieus gewed
Blijven uitstellen, neen
Daar iets, een beetje
Verder, steeds stukjes dichter,
Tot ik zie, en er ben
Veel mensen, weg naar zee
Gaat gepaard, mijn teleurstelling
Een trek rond de mond, kleine
Opening, de lippen verhard
Spreidstand, naderend oorlogsgevaar,
Mijn borstkas, het lichaam
Een magere blauwgele olifant,
Naakt in de opwaartse beweging
Twijfel verovert steeds meer
Gebied, wat zit in mij? Niets
Ik heb visioenen gezegend, bang
Voor slecht zicht, een reclamebord en
Een bankje, ze begroeten, een voornemen
Bij hen te zijn aangekomen, even bij te
Praten ik voel nu, de dichter, en ik denk
Aan wie verkracht, ik aarzel
Bij de vooropgestelde liefdadigheid
De weg langer, randdebielen anoniemer
Mijn verkeerd genomen pretentie, opgemerkt
Trager, de benen in een hoek van 180 graden
Nog voor ik er bewust over denk is mijn
Lichaam in rust. In de opening van daarnet
Steekt een juist aangestoken sigaret
Inhalerend uit dwangbuizen, blazend door tijd
Iets oogsten in mijn hoofd, onmogelijk te memoriseren
Nogmaals trachten combineren
Eén zinnetje als verstekeling, die
Ik ben vergeten, slechts een
Dramatische gedachte speelt
Standvastig land, AHA AHA lang
Aanwezig in iedereen, de
Hand reikend, ik vlucht en vlieg
Over een breedte - liggende wind,
Vanwaar ik sta, waar de vingers
Aan de uiteinden van peperbruine ogen
Mij niet raken,
Ik draai nogmaals, verander, groene bomen
Stappen plotseling met schoenen voor een
Zwarte deur, automatisch
Als sleutel van de oplossing in dit complot
Iedereen is alleen aanwezig, hun gelach
Smelt samen tot harde porno spot
En ik kan niet stoppen met denken, ik
Blijf maar denken dat het bijna was gelukt
Achter het werk, voor de televisie klaarkomen

 

Maarten Derre
Winnaar 2de prijs poëzie

 

 

Wil je graag het eerste nummer van MAZ in handen hebben? Surf dan naar www.metanderzinnen.com voor meer informatie. Door een mailtje naar maz@metanderezinnen.com te sturen kan je je stem voor de publieksprijs uitbrengen.