De hofnar van ‘t Stad

01/03/2003
🖋: 
Auteur extern
Carl De Strycker

Van slagerszoon met een brilletje tot stadsdichter van Antwerpen: Tom Lanoye mag in 2003 een heel jaar de hofnar van ’t Stad spelen. Op 29 januari, één dag voor gedichtendag, kreeg hij officieel die taak toebedeeld. Hugo Claus en Leonard Nolens bedankten voor dit karweitje, maar Lanoye zag er wel iets in.

Lanoye zal dit jaar minstens zes gedichten schrijven waarin hij de actualiteit in Antwerpen becommentarieert en krijgt hiervoor de totale artistieke vrijheid. Er valt dus te verwachten dat hij zich met een scherpe blik en natuurlijk een scherpe pen van zijn taak zal kwijten. Wie geïnteresseerd is in de meer zakelijke kant: de schrijver vangt hiervoor het niet onaardige bedrag van 5000 euro.

 

De traditie van het stadsdichterschap gaat terug tot de middeleeuwen. Toen had bijna elke belangrijke stad een poëet in dienst die gelegenheidsverzen schreef bij alle belangrijke gebeurtenissen en luide de lof zong op zijn broodheren. Dat deze traditie anno 2003 springlevend is, bewijst het grote aantal steden dat tegenwoordig een schrijver engageert. De bekendste zijn Groningen, Den Haag, Gent en nu dus ook Antwerpen. Toch is het helemaal niet de bedoeling dat deze dichters propaganda maken voor de stad in kwestie. Ze hebben hun eigen kijk op de gebeurtenissen en net die wordt gewaardeerd. Van Lanoye is al langer geweten dat hij er niet voor spek en bonen blijft bijzitten. Zijn columns getuigen van sociaal engagement en hij was niet te beroerd om kleur te bekennen tijdens de vorige verkiezingen toen hij op de Agalev-lijst stond. Wie zijn Monstertrilogie heeft gelezen met z’n analyse van de Belgische ziekte, weet dat er vuurwerk te verwachten valt. Geen verdroomde liefdesversjes dus, maar poëzie met ballen, waarin kritiek geleverd wordt en gal gespuwd. Bovendien is dit geen initiatief waarbij de literatuur hoog verheven boven de hoofden van de Sinjoren zweeft. Ook de modale inwoner van de stad wordt immers bij dit project betrokken. Aan heel het stadsdichterschap is namelijk ook een wedstrijd gekoppeld. Elke Antwerpenaar mag op de teksten van Lanoye reageren, en wie echt scherp is, krijgt een prijs. Maar het stadsbestuur heeft zich toch ook een beetje ingedekt tegen de kracht van het woord. Cultuurschepen Eric Anthonis heeft met Lanoye de afspraak gemaakt dat de dichter schrijft waar hij zin in heeft, maar dat het stadsbestuur kiest welke gedichten ze op grotere schaal gaan verspreiden.

 

De poëzie kan er maar wel bij varen. Deze keer wordt ze niet op bierkaartjes gekwakt of afgedrukt op vuilniszakken, maar zal ze op publieke plaatsen in heel de stad opduiken. Er wordt gedacht aan grote reclamepanelen, posters in bushokjes en ook op de websites van de stadsdiensten moeten de verzen tevoorschijn floepen. Dit lijkt vooral een fijne waardering voor de mogelijke taak van de schrijver in deze samenleving, maar de vraag blijft of gedichten de wereld zullen kunnen veranderen of redden. Natuurlijk is het antwoord nee, maar de dichter kan wel het klankbord worden van wat leeft bij de bevolking en zo zijn steentje bijdragen tot het terugdringen van de verzuring. Hij kan proberen om frustraties en gevoelens van angst, woede of wanhoop dichterlijk te ventileren. Iemand als Rutger Kopland bijvoorbeeld vindt het goed dat er bij bepaalde gelegenheden iets wordt geschreven “dat precies en tegelijk voor vele mensen toegankelijk is en ook voluit poëtisch”. Andere prominente dichters zoals Stefan Hertmans huiveren dan weer bij de idee dat poëzie wordt ingezet voor allerlei maatschappelijke doeleinden. Het is aan de stadsdichter om een evenwicht te vinden tussen deze twee visies.

 

Benieuwd of Lanoye zwarte tranen zal laten om zijn stad of er eerder boze tongen op zal loslaten. Zijn diagnose voor België klonk een aantal jaren geleden: “Gespleten en bescheten”, hoe het volgens hem ondertussen met Antwerpen gesteld is, daar kijkt iedereen naar uit. Aangezien ze beloofd hebben dat je er niet zal kunnen naast kijken: lees het zelf maar na. Doén!