De voorbije maanden stond Duitsland centraal in het nieuws. Als economische motor van Europa heeft het land veel gewicht in de schaal te werpen en op de Europese bijeenkomsten doet Angela Merkel zich gelden. De publieke opinie kijkt met argwaan hoe Duitsland doet bewegen, maar vergeet de blik te verruimen. Op uitnodiging van de Duitse ambassade kreeg dwars de gelegenheid om die argwaan te laten voor wat het is en mee te reizen naar Frankfurt am Main, ‘s lands financiële centrum. Die uitstap maakte deel uit van het Duitslandjaar dat in samenwerking met de Universiteit Antwerpen wordt georganiseerd. Het project durft echter ook de economische paden te verlaten, en wegens succes werd het nu al met een jaar verlengd.
Economic governance is het nieuwe modewoord en bail-out behoort niet langer uitsluitend tot het gevangenisjargon. Dat Europa het ten gevolge van een economische en financiële crisis maar moeilijk onder de markt kreeg, is ondertussen algemeen geweten. Bij momenten dreigden de schulden in zwakkere economieën afgewenteld te worden op de hele eurozone. In Frankfurt volgde men in de Europese Centrale Bank (ECB) nauwgezet de zaken en wil men de financiële integratie verdiepen.
Duitsland dirigeert
In maart kwamen de Europese leiders samen om de problematiek te bespreken. Aan daadkracht toen alvast geen gebrek. Men bereikte een akkoord over wat we in België ‘het Competitiviteitspact’ noemen. De inhoud ervan is vrij te consulteren op de webstek van de Europese Raad – www.consilium.europa.eu – en omvat een duidelijk werkkader. De lidstaten krijgen ruimte om een eigen beleidsinvulling uit te tekenen, maar die zal steeds moeten voldoen aan de richtlijnen in een vooropgesteld Europees kader. Het pact is bindend omdat er strafmaatregelen voorzien zijn. De kredietverschaffers houden zo een vinger op de knip en kunnen bail-out-operaties verantwoorden.
De invulling is neoliberaal geïnspireerd. Marc Reynebeau beschouwde in De Standaard (2011, 12 maart) reeds mogelijke gevolgen voor ons land. Alle nuances terzijde zullen mensen langer moeten werken, en dit voor een lager loon. De staat zal saneren en moet het pensioenstelsel hervormen om betaalbaar te blijven. Om verdere besparingen mogelijk te maken zal men ook de sociale sector deels privatiseren. Deregulering wordt opnieuw de norm. Andere economieën worden zo hertaald naar het Duitse succesmodel. Deze berichtgeving paste in een reeks publicaties die waarschuwden voor de nieuwe weg die men insloeg. Die heet ‘asociaal’ te zijn. Europa heeft zonet een nieuwe toon gezet, en het is Duitsland dat dirigeert.
Europa, een excuustruus
In tegenstelling tot wat deze nogal vranke uitspraak doet vermoeden, heeft Duitsland vooralsnog geen monopolie in ook maar één van de Europese instellingen. Politieke partijen vergeten namelijk nogal snel dat eigen afgevaardigden in het Europese Parlement zetelen. Zodoende kunnen ze zich makkelijk distantiëren van impopulaire maatregelen. Hendrik Vos, Europadeskundige aan de Universiteit Gent, stelde in De Morgen (2010, 15 november) reeds voor dat in plaats van simpelweg meer Europese Unie te bepleiten, men de vraag dient te stellen welke invulling Europa juist moet krijgen. De Belgische politici wisten dan ook niet goed wat hen overkwam en werden met het pact voor een voldongen feit gesteld. Dit laatste mag toch merkwaardig genoemd worden.
Het competitiviteitspact toont de pijnpunten in onze politieke instellingen. In een nationaal parlement liggen grote hervormingen waarmee men op lange termijn wil denken en een duurzaam perspectief beoogt doorgaans zeer moeilijk. Op korte termijn ziet men meer kosten dan baten. De lange termijn loont met andere woorden electoraal niet. In Europa liggen de zaken anders. In de Europese Centrale Bank verzekerde men het ons alvast: “Wij zijn een technocratische instelling, helemaal anders dan een democratische.” Hoewel er Europese verkiezingen zijn en men via internet Europa dichter bij de mensen wil brengen, geldt toch vooral dat de besluitvorming vaak technisch en te complex is voor leken. Het is voor de meeste kiezers niet duidelijk wat iedereen er nu net doet. Laat het die aspecten zijn die impopulaire, doch noodzakelijke hervormingen sneller mogelijk maken. Europa lijkt zo wel een excuustruus voor nationale politici, maar dan wel één met ballen aan haar lijf.
Stabiliteit voor wie het belijdt
In het hart van heel dit financiële raamwerk staat de Europese Centrale Bank in het Frankfurt aan de Main. Tegen de verwachtingen in spreekt men hier mensentaal. Een senior economist maakt duidelijk dat de ECB een technocratische instelling is. “We hebben daarbovenop ook een onafhankelijke positie. We moeten niet luisteren naar wat politici ons opdragen. Nationale vertegenwoordigers zijn er in de vorm van voorzitters van de nationale banken. Al worden die verondersteld het belang van de volledige eurozone voor ogen te hebben.” Op de vraag wat ze dan net doen bij de ECB kan hij gevat reageren: “De ECB ontwerpt onder meer geld en veilt geld aan commerciële banken die dat kunnen gebruiken als werkingsmiddelen.” Uiteraard houdt het daar niet bij op. De primaire taak van de bank is namelijk prijsstabiliteit te garanderen. Hij grinnikt even. “Prijsstabiliteit is hier als een religie. Men noemt ons wel eens de ayatollahs van prijsstabiliteit.” Prijsstabiliteit houdt in dat men inflatie onder controle wil houden. Die mag op middellange en lange termijn niet boven de twee procent uitlopen. Een vage formulering die ruikt naar compromis. De monetaire instrumenten die men ter beschikking heeft om invloed uit te oefenen op het inflatiepeil zijn niet groot in aantal. Door lage interestvoeten in te stellen wordt het minder aantrekkelijk te sparen. Men stimuleert dan nieuwe investeringen. Zodoende wil men een aantrekkelijk – want stabiel – ondernemersklimaat creëren. Voor een land als Griekenland zou de interestvoet momenteel liefst laag mogen blijven. Een groeiende economie zoals de Duitse heeft daar echter minder nood aan. Maar binnen de eurozone geldt slechts één intrestvoet. Het zetten van interestvoeten is dus een delicate kwestie in het monetaire beleid.
Duitslandjaar
Even prevelde de presentator nog iets over wat voor risico men bij een zekere Belgische bank genomen had. Het is namelijk zeer belangrijk voor banken, ook Belgische, om voldoende kapitaal aan te houden om de risico’s die ze lopen te beperken wanneer financiële crisissen ontstaan. De naam van de bank in kwestie werd geen tweede keer genoemd. Die informatie bleef binnen de muren van de banken. Hoewel ondergetekende zich in het gezelschap van een Duitse diplomaat en enkele medestudenten een dag lang in de hogere echelons van de financiële wereld kon begeven, ontving men ons als welkome gasten in het Frankfurt am Main. De organisatie liet niets te wensen over en bevestigde zo het cliché over de Duitse Gründlichkeit. Bovendien presenteerden de verschillende sprekers zich even ordentelijk en enthousiast. Onze uitstap bracht ons zo ook naar de Nationale Duitse Bank en de Duitse Beurs.
Het Duitslandjaar mag echter niet uitsluitend als een politiek of economisch project beschouwd worden. Het wil eerder een brug slaan tussen de Heimat en Antwerpen. Hoewel de nadruk van het project wel op wetenschappelijke en bedrijfsactiviteiten ligt, wordt er eveneens een culturele agenda ingepland. In de paasvakantie kon alweer een groep studenten genieten van een dagtrip richting Bonn. Verder staat er dit jaar ook een sportieve revanche op het programma. Een team Duitse diplomaten wil de zware voetbalnederlaag tegen de Universiteit Antwerpen uit het geheugen wissen. In dezelfde sfeer zal er een clash tussen schaakteams plaatsvinden. Ook de colleges van Duits ambassadeur Reinhard Bettzuege, die de cursus European Diplomacy Today doceert, lopen voort. Vervolgens rest ons op 15 mei nog een lezing in deSingel die gratis is, maar waarvoor je online dient in te schrijven. Peter Sloterdijk van het Goethe Instituut vertelt er ons over de post-seculiere samenleving.
It’s all about ‘Monnet’
Terwijl het thuis bon ton blijft om eindeloos te palaveren over de vraag welk institutioneel niveau nu het beste geschikt is om bepaalde uitgaven te maken, kijkt men in Duitsland en Europa al enkele stappen vooruit. Hoe kunnen we die uitgaven blijven betalen en onze welvaart behouden, luidt de fundamentele hamvraag. Politici kijken met verbazing naar wat zich buiten onze landsgrenzen afspeelt en weten niet goed uit welk hout pijlen te maken. Het wordt tijd om de symbolenstrijd te staken. Stilstand regeert ons land, en ondertussen dendert die trein uit Frankfurt voort. Het Duitslandjaar stelt ons in de mogelijkheid onze horizon te verruimen. Europese integratie hoeft niet in elk domein een dwingend karakter aan te nemen en Europa kan evenzeer openstaan voor verschillen. Belangrijk is echter dat het weet te handelen wanneer de nood daar om vraagt.
De voorzitter van de ECB verwoordde het in zijn aprilspeech door te verwijzen naar de woorden van één van de Europese stichters Jean Monnet. “Nous avons quelques heures pour nous reposer, et quelques mois pour réussir. Ensuite . . . nous rencontrerons de grandes difficultés dont nous nous servirons pour avancer à nouveau.” Waarop hij afsloot met: “Vous avez tout compris sur l’Europe.”