Vorig jaar stond de traditionele ‘Awareness week', die elk jaar in maart op de stadscampus wordt georganiseerd, volkomen in het teken van de aids/HIV-problematiek. Gedurende een hele week kwamen specialisten het onderwerp toelichten. Op een scherm in het Agora-café werd er geteld hoeveel nieuwe mensen besmet waren sinds het begin van de week. Een lovenswaardig initiatief, het virus blijft zich verspreiden en vormt een bron van onnoemelijk menselijk en sociaal leed. Het zijn echter niet enkel de 'arme Afrikaantjes' die hun aversie voor rubber zullen moeten overwinnen.
Het begon allemaal op een zonnige namiddag in oktober, steeds op zoek naar nieuws besloot ik een bezoek aan het ‘Andere Boek' te brengen. Als zelfs dit onderonsje van kritisch denkend Vlaanderen mij geen inspiratie zou bezorgen, kon ik net zo goed meteen mijn journalistieke jas aan de haak hangen.
Ik gaf er echter gauw de brui aan en maakte er dan maar een bezoek aan de cafetaria van het ‘Andere Boek' van. Naarmate de uren verstreken werd mijn glas leger, mijn blik holler en mijn blaas voller. Uiteindelijk werd de druk te groot en repte ik me zo niet goedschiks dan wel kwaadschiks naar het kleinste kamertje van de Plantin Hogeschool (sedert enkele jaren het decor van deze eigenzinnige boekenbeurs). Daar aangekomen stuitte ik op een eigenaardig toestel dat ik tijdens al mijn jaren op onze geliefde Stadscampus nog nooit had mogen aanschouwen. Hoog boven mij uit torende namelijk een immense condoomautomaat ter grote van het gemiddelde Parijse HLM.
Met de ‘openhartige' discussie van eind september over actief pluralisme – gevoerd op ons aller UA webmail–- nog fris in het geheugen, begonnen de radertjes in mijn hoofd koortsachtig te draaien. Na een kortstondig bezoek aan het Sodom en Gomorra van de Wilrijkse buitencampussen bleken mijn initiële vermoedens onmiddellijk bewaarheid. De Universiteit Antwerpen mocht dan wel eengemaakt zijn, over de urinoirs van de stedelijke campus heersten nog steeds duistere schimmen uit het verleden. Ik moest echter absolute zekerheid hebben. Mijn speurtocht leidde me langs alle potten en pissijnen die de campus rijk is. Vastberadener dan ooit wijdde ik me aan mijn roeping, Sint Ignatius in hoogst eigen persoon zou me niet meer van mijn pad hebben kunnen afbrengen. Het occasionele gegil van opgeschrikte medestudentes evenmin. (Bij deze wil ik toch even mijn excuses aanbieden voor eventuele ongemakken, maar zien jullie nu meisjes? Het was niet voor mij, maar voor de journalistiek!)
Mijn speurtocht leidde me langs alle potten en pissijnen die de campus rijk is.
Op het studentensecretariaat aangekomen, bleek dat ik niet de eerste was die deze sanitaire lacune kwam aankaarten. Blijkbaar hadden ook de jongeren van de socialistische mutualiteit al de vraag gesteld of het misschien toch niet nuttig zou zijn om voorbehoedsmiddelen beschikbaar te maken op een plaats waar dagelijks honderden jongvolwassenen voorbijkomen. Er werd me verteld dat men toen gehoor had gegeven aan deze klacht en dat er zich ‘ergens' op de campus wel degelijk een aantal automaten bevonden. Men wist alleen even niet meer precies waar. Mocht ik toch nog twijfels hebben, werd me aangeraden contact op te nemen met dhr. Bruno De Loght, hoofd van studentgerichte diensten.
Het was duidelijk wat me te doen stond, al moet ik eerlijkheidshalve bekennen dat ik even aarzelde bij de gedachte aan deze ontmoeting. Voor iemand met Iranese roots is het nu eenmaal niet evident om met een bebaarde man te gaan spreken over de verspreiding van voorbehoedsmiddelen. Mijn argwaan bleek evenwel ongegrond. De Loght had de moeite gedaan even te informeren naar de reden van de weldegelijk nog steeds ontbrekende automaten. Blijkbaar was het enige argument dat men hem kon geven, het feit dat er toch winkels genoeg in de buurt van de campus waren. Hij beloofde orde op zaken te stellen en zou veiligheidshalve via de geijkte structuren te werk gaan. Op de sociale raad van 30 november zou de hele zaak een agendapunt worden en eventueel konden de studentenartsen ook nog een dossier opstellen. Zo had er voor gezorgd kunnen worden dat in de nabije toekomst, ook op de Stadscampus, niet enkel de exemplaren van uw geliefde studentenblad maar ook de ongewenste kinderen een schaars goed zouden worden. Dit was echter buiten de waard gerekend, uiteindelijk werd het voorstel weggestemd, niet door één of andere pauselijke gezant, maar door onze bloedeigen studentenvertegenwoordigers, die blijkbaar de noodzaak van voorbehoedsmiddelen op een universiteitscampus niet inzagen.