Associatie?

04/04/2005

Antwerpen wordt Vlaamse studentenstad nummer één, althans als het afhangt van de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen (AUHA). Dat kan echter enkel bereikt worden als de universiteit en de hogescholen meer gaan samenwerken. In het licht daarvan besliste de Associatie een tijdje geleden om onderzoek te starten naar de oprichting van associatiefaculteiten. Dit deel van het beleidsplan werd reeds goedgekeurd door alle betrokken Antwerpse hogescholen en de universiteit. Het gaat om opleidingen binnen de studiegebieden Industriële wetenschappen en Technologie, Architectuur, Productontwikkeling, Nautische wetenschappen, Muziek en Drama, en Audiovisuele en Beeldende kunsten. Voor het studiegebied Toegepaste taalkunde en voor de opleiding Kinesitherapie wordt er een facultaire academiseringscommissie opgericht.

In de memo, die door de associatie in de pers verspreid werd, staat te lezen: Josse Van Steenberge, voorzitter van de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen: ‘We willen de Antwerpse academische opleidingen geven waarop ze recht hebben: een volwaardige universitaire status. Dat zal niet vanzelf gaan, maar in de nieuwe associatiefaculteiten zullen hogescholen en universiteit samenwerken om deze status te verwerven. Deze coöperatie maakt het beduidend gemakkelijker om onderzoeksgelden aan te trekken, projecten te ondersteunen, en onderwijsprogramma's met onderzoek te combineren. Het doctoreren voor studenten uit hogeschoolonderwijs zal daarin een belangrijke hefboom worden. Georges Goffin, beleidssecretaris van de associatie, was bereid ons in te lichten over de stand van zaken.

 

Eind januari verscheen het persbericht over de komst van nieuwe associatiefaculteiten. Wat houden deze in?

Georges Goffin De associatiefaculteiten en facultaire academiseringscommissies zijn een structuur om de tweecyclische opleidingen van de hogescholen te academiseren. De associatiefaculteiten moeten dus niet als doel op zich gezien worden, maar wel als stap in een proces dat al een tijd op gang is. Zij overbruggen de fase tussen de huidige situatie waarbij de opleidingen van twee cycli nog in de hogescholen verankerd liggen en de situatie waarbij deze opleidingen binnen een universitaire context georganiseerd worden.

 

Wordt daar een termijn aan vastgekoppeld?

Goffin Dat is moeilijk in te schatten. De associatiefaculteiten komen er snel, in eerste instantie met een beperkte opdracht en bevoegdheid. In de daarop volgende periode moeten de associatiefaculteiten inhoudelijk groeien om zo tegen 2013 opleidingen te hebben die beantwoorden aan de criteria voor accreditatie. Over een termijn spreken waarin de associatiefaculteiten zich verplaatsen naar de universitaire context is voorbarig. Op het vlak van onderzoeksoutput en financiën moet het vereiste universitaire niveau gehaald worden en ook decretaal moet er nog heel wat geregeld worden.

 

Hoe zou die academische opleiding er dan uitzien? En in hoeverre verschilt ze van de huidige professionele?

Goffin Voor de duidelijkheid: de vierjarige opleidingen zijn geen professionele opleidingen maar opleidingen van academisch niveau. Het onderwijs ervan is bijzonder degelijk, dat blijkt uit de visitatierapporten. Enkel het onderzoek, waarvoor er in het verleden geen middelen aan de hogescholen werden gegeven, ontbrak nog. Er zijn verschillende vormen waarin deze nieuw te vormen faculteiten kunnen bestaan. Er is de mogelijkheid van nieuwe universitaire faculteiten, maar men kan ook een rol als instituut binnen de universiteit kan. Of naar Amerikaans model: een college dat verbonden is een aan de universiteit. De inhoudelijke verandering richt zich vooral op onderzoek. Ten eerste moet er meer onderzoek komen en ten tweede wil de associatie dit in een globale aanpak doen. De verschillende instellingen die deze richtingen aanbieden, zullen hun onderzoek op elkaar afstemmen. Maar de rijkdom en eigenheid in de verschillende hogescholen mag niet verloren gaan. De opleidingen Industriële wetenschappen, bijvoorbeeld, bestaan zowel op de Karel de Grote-Hogeschool als op de Hogeschool Antwerpen. De academisering daarvan wordt globaal aangepakt, zonder dat deze opleidingen eenheidsworst worden.

 

Hoe ver staat het onderzoek naar de oprichting en inhoud van de associatiefaculteiten?

Goffin Momenteel zijn er twee ministeriële werkgroepen die op Vlaams niveau de criteria bepalen waaraan de academisering moet beantwoorden. Ik verwacht dat het verslag van die werkgroepen zal voorgelegd worden aan de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad), de Vlaamse Hogescholen Raad (VLHORA) en de Vlaamse Onderwijs Raad (VLOR), waardoor ook studentenvertegenwoordigers in de bespreking zullen betrokken worden. Binnen de associatie zal de werkgroep Academisering en Onderzoek zich hierop concentreren. Eens de grote structuur er is, kunnen de projectgroepen de domeinspecifieke invulling maken. Die projectgroepen zullen op termijn een gedetailleerd voorstel doen over de vorm en inhoud van de associatiefaculteiten hier in Antwerpen.