Als het van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) afhangt, voeren alle universiteiten per 1 december 2013 Full Cost Accounting in. Bij deze methode worden alle directe en indirecte kosten van een organisatie in kaart gebracht om efficiënter met middelen om te springen. Concreet zou zo actie ondernomen kunnen worden tegen de gebrekkige financiering van overheadkosten. Klinkt goed, maar de invoering lijkt ook een volgende stap in de commercialisering van het hoger onderwijs.
Het initiatief voor de Full Cost-methode ligt bij de European University Association (EUA), een organisatie vergelijkbaar met de VLIR maar dan op Europees niveau. In haar beleidsnota uit 2008 ‘Financially Sustainable Universities – Towards Full Costing in European Universities’ schrijft ze dat financiering in het Vlaamse hoger onderwijs steeds vaker direct en projectgebaseerd gebeurt, waardoor middelen voor indirecte kosten verloren gaan. De Full Cost-methode toepassen, waarbij dus ook de indirecte kosten in kaart worden gebracht, zou dit euvel moeten verhelpen.
Perverse situatie
In navolging van de EUA besloten de Vlaamse universiteiten in oktober 2008 Full Cost Accounting in te voeren. Aan de Universiteit Antwerpen bereidt de werkgroep Full Cost momenteel de nieuwe boekhoudmethode voor. Martin Decanq, voorzitter van de werkgroep, zegt dat het doel van dit kostenmodel is om “een groter kostenbewustzijn in de organisatie te creëren. Bovendien bestaat momenteel de perverse situatie dat het succes in onderzoek ten koste gaat van de middelen voor onderwijs, aangezien de door onderzoek ontstane meerkosten slechts zeer beperkt ten laste kunnen worden gelegd van de onderzoeksinkomsten.” Het is namelijk zo dat de Vlaamse universiteiten hebben afgesproken om standaard 17 procent overheadkosten aan te rekenen bij projectaanvragen. Dit percentage ligt echter te laag, waardoor onrechtstreeks middelen bestemd voor onderwijs en dienstverlening verschuiven naar onderzoek.
Om deze verschuiving van middelen tegen te gaan, moet dus eerst bepaald worden wat de exacte kosten zijn, om deze vervolgens door te kunnen rekenen en het geld voor onderwijs en dienstverlening effectief aan onderwijs en dienstverlening te besteden. In zijn beleidsverklaring 2009-2013 besteed ook rector Alain Verschoren onder het hoofdstuk ‘Responsabilisering’ aandacht aan de “ongunstige evolutie”. Om deze te doorbreken moeten de aan onderzoek verbonden budgetten volgens de verklaring stijgen. “Dit is mogelijk,” besluit Verschoren, “door de toepassing van Full Costing.”
Kanttekeningen
Bij het wondermiddel dat Full Costing heet moeten echter enkele bedenkingen worden gemaakt. Een stijging van de budgetten is bijvoorbeeld een idylle in tijden van dalende overheidsfinanciën en een heersende besparingslogica binnen de universiteit. Bovendien past de methode in een trend ontstaan in de jaren 80 die “bijdragen tot economische groei het voornaamste doel maakt van een heleboel sociale, culturele en intellectuele activiteiten die voordien in andere termen gezien en gewaardeerd werden”, zoals Stefan Collini het verwoordt in een essay in de London Review of Books. Bij toepassing van Full Cost Accounting zou, naar de geest van die trend, dus competitie tussen faculteiten kunnen ontstaan, met in het verliezende kamp de faculteiten die hun onderzoek minder vlot kunnen financieren. Ook het argument dat een transparante boekhouding een wapen zou zijn bij budgettaire onderhandelingen met de Vlaamse overheid, lijkt nogal optimistisch.
Martin Decanq is echter van mening dat Full Cost Accounting moet leiden tot een verhoging van de onderzoeksbudgetten, waarbij een deel van die verhoging kan worden besteed aan overheadkosten. “Het kan immers niet de bedoeling zijn om het aantal onderzoeksprojecten duurder te maken binnen de bestaande budgetten, waardoor uiteindelijk minder onderzoek zou gebeuren.” Ook de commentaar dat het in kaart brengen van alle kosten zou leiden tot competitie tussen faculteiten weerlegt hij: “Het zou van een grote dwaasheid getuigen indien men beslissingen over het behoud van een opleiding enkel zou baseren op de Full Cost-methode, zelfs vanuit een louter bedrijfsmatig standpunt.”
Niet verplicht
Hoewel de invoering van Full Cost Accounting onafwendbaar lijkt, is dat zeker niet het geval. Noch de European University Association, noch de Vlaamse Interuniversitaire Raad kunnen de universiteiten hun wil opleggen. Op Europees niveau werd bij de vorige financieringsronde, The Seventh Framework Programme (FP7), gelobbyd om Full Cost Accounting tot voorwaarde te maken voor Europese financiering, wat niet is gelukt. Het ziet er echter naar uit dat de Full Cost-methode bij de volgende financieringsronde (FP8) wel wordt opgenomen.
Ondertussen moeten de faculteiten van de Universiteit Antwerpen de methode nog goedkeuren met oog op invoering ervan volgend jaar. Hoe groot de impact van Full Cost Accounting zal zijn, hangt grotendeels af van de kritische kanttekeningen die de faculteiten bij de stemming zullen formuleren.