90% praesidiumleden verplicht UA-studenten?

Eigen gelijk eerst
17/04/2009
🖋: 

Dat clubs die geld krijgen van de UA zich voornamelijk tot UA-studenten moeten richten, is niet onlogisch. Maar in hoeverre moet dit gereguleerd worden? VUAS, de studentenkoepel van onze universiteit, is hard aan het werk om alle regels, die door de jaren heen haast organisch gegroeid zijn, te uniformeren, waaronder de amper toegepaste regel die zegt dat 90% van een praesidium uit UA-leden moet bestaan. Vanaf volgend jaar zal deze (waarschijnlijk) wel degelijk nageleefd moeten worden. Een nodige regel, of regelneverij?

Nauw betrokken

Het departement Studentgerichte Diensten heeft, na vijf jaar Universiteit Antwerpen, de werking van de studentenverenigingen bekeken, die voor een deel door de universiteit worden gefinancierd. Wat bij deze evaluatie opviel, was dat er verschillende regels bestonden, zoals de 90%-regel, die niet altijd even consequent werden nagevolgd. Daarom heeft het departement Studentgerichte Diensten aan VUAS gevraagd om enkele duidelijke regels op te stellen, vast te leggen en te handhaven, waaronder de regel dat 90% van een praesidium van een studentenclub verbonden aan de UA ook daadwerkelijk aan de universiteit moet studeren.

 

Uiteraard zijn niet alle clubs hiermee tevreden en zullen sommige slechts op termijn in regel zijn. VUAS en de UA menen dat het toch van belang is dat het praesidium van een faculteitsclub een weerspiegeling is van haar faculteit. Een praesidiumlid komt best uit de doelgroep van de club, namelijk de eigen faculteit, ook om de banden met de faculteit zelf te onderhouden. Zeker op de Stadscampus mag de vorming van een praesidium geen probleem zijn: er zijn vijf clubs voor vier faculteiten, in totaal meer dan 6000 studenten. De grote faculteitsclubs, zoals Wikings-NSK, PSW en Sofia – elk met een doelgroep van meer dan 1300 studenten – zouden toch geen problemen mogen hebben om een praesidium van twaalf tot twintig leden te rekruteren uit de eigen faculteit?

 

We begrijpen dat dit voor sommige (kleinere) clubs moeilijk is. Daarom is er de mogelijkheid om uitzonderingen aan te vragen. Sowieso kan er al één van de tien praesidiumleden van buiten de UA zijn. Daarnaast is er ook nog ruimte voor twee erefuncties (naast pro-senioren en honoris causa) voor verdienstelijke praesidiumleden die na enkele jaren buiten de UA gaan studeren. De 90%-regel heeft de bedoeling om de faculteitsclubs en de faculteit zelf zo nauw mogelijk met elkaar betrokken te houden. We willen niemand de deelname aan activiteiten van een bepaalde club ontzeggen, iedereen is immers vrij om van eender welke club lid te worden.

 

Peter Hellinckx is de woordvoerder van VUAS

Maarten Vanderhenst is de vice-woordvoerder van VUAS

 

 

Domme maatregel

Het is me niet geheel duidelijk met welk doel de 90%-regel er is gekomen. Het is al niet eenvoudig om een groot praesidium samen te stellen en het een jaar draaiende te houden. Voor ons is motivatie het enige belangrijke criterium, niet waar iemand studeert. Kan iemand die in de vakantie van richting verandert geen meerwaarde bieden? Deze grotendeels onzinnige maatregel, bedoeld om de kleinere regionale clubs en clubs aan de buitencampussen te dwingen tot hervorming, schaadt eigenlijk vooral de grote faculteitsclubs van de Stadscampus die moeten rekenen op een brede kern om hun organisatie draaiende te houden.

 

Het enige argument dat de UA zou kunnen opwerpen vóór deze maatregel is dat de faculteitsclub een representatief orgaan zou moeten zijn. De 90%-regel bestaat overigens al jaren maar is nog nooit strikt nageleefd. Dat deze regel dode letter is gebleven is geen toeval: al jaren zorgen de grote faculteitsclubs voor samenvattingen of zelfs een eigen cursusdienst en zijn ze een aanspreekpunt voor studenten van de richting; dit zonder de regeling strikt na te volgen.

 

Het grote probleem ligt bij de trieste communicatie die de UA onderhoudt met haar studentenclubs: eigenlijk wordt er enkel met Unifac gepraat. Hierdoor heeft de universiteit alle voeling verloren met hoe de studentenclubs van vandaag er uitzien en hoeveel werk ze verrichten. De twee leven volledig naast elkaar en als praesidium hoeven we ook niet veel steun te verwachten van de UA. Van de enorme sommen die elk jaar worden doorgestort zien de clubs van de Kringraad enkel kruimels. De hele Kringraad is op dit moment contraproductief en dit soort domme maatregelen gaan daar niets aan veranderen. Wat wel zou helpen is een complete revisie van de structuur in overleg met de relevante clubs die een actieve werking kunnen voorleggen.

 

Jasper Posson is Prosenior van PSW