3 plus 2 is 4

Overpeinzing: wat met dat extra jaar?
01/03/2002
🖋: 
Auteur extern
Johan Martens

Het is u ongetwijfeld al ter ore gekomen: er zijn veranderingen op til in het Vlaamse hoger onderwijs. Onder de noemer “Bologna” wil iedereen zijn grieven uiten en verlanglijstjes bovenhalen, en één van de discussiepunten is de duur van de opleidingen die nu na vier jaar leiden tot een licentiaatdiploma. Een aantal decanen hebben onlangs gepleit voor een verlenging van die richtingen tot vijf jaar. De meeste buitenlandse tegenhangers ervan vergen immers zo lang, en zij vrezen dat de Vlaamse opleidingen te licht uitvallen om de concurrentie aan te gaan.

Eigenlijk zou die vraag vreemd in de oren moeten klinken: u bent ook wel eens een obscuur individu tegengekomen dat er in geslaagd was te blijven hangen voor een mysterieus “extra jaar”. Hoewel onbekend bestaat de mogelijkheid tot een vijfde jaar universiteit vandaag dus al. In Vlaanderen én Wallonië is het er gekomen in navolging van Frankrijk, waar men enkele decennia geleden had vastgesteld dat het maîtrise-diploma, de evenknie van onze licentiaat, niet meer volstond als einddiploma. Er werd een vijfde studiejaar opgericht dat in twee smaken kwam: het diplôme d’études approfondi (DEA) en het diplôme d’études spécifiques spécialisés (DESS). Beide vonden snel ingang en genieten in de ganse francofonie alom bekendheid en respect. Enerzijds kan men in het extra jaar een brug te slagen naar de praktijk, en profiterend van de basis die tijdens de eerste vier jaren is gelegd studenten klaarstomen voor de “echte wereld”. Anderzijds biedt het doctorandi de mogelijkheid om de steeds groeiende kloof tussen de basisopleiding en de grens van het onderzoek te overbruggen; bij onze zuiderburen werd het een verplichting om de DEA te voltooien alvorens aan ‘la thèse’ te beginnen.

 

Op het eerste zicht een gezonde evolutie dus die ook bij ons zijn waarde zou kunnen bewijzen, en in Wallonië ontstond snel een structuur met dezelfde nomenclatuur. Vlaanderen viel echter niet hetzelfde lot te beurt: hoewel ook het kader werd gecreëerd voor zo’n vijfde jaar, is dat amper van de grond gekomen. Waarom is een interessante vraag, maar in elk geval heeft de naamgeving niet geholpen. De ‘cabinettair’ van dienst kon destijds blijkbaar niets beters verzinnen dan een vertaling van de Franse titels tot Getuigschrift van Aanvullende Studies (GAS) en Getuigschrift van Gespecialiseerde Studies (GGS). Een ongelukkigere keuze is moeilijk denkbaar. Een getuigschrift krijg je na een weekendcursus bloemschikken, als benaming voor hoogste universitair diploma buiten het doctoraat is het bijna belachelijk. De enkele succesvolle GAS en GGS opleidingen die we toch rijk zijn, betitelen zich officieus met een of andere vorm van “master”. Een noodzaak, al ontbeert die titel in België elk wettelijk kader – iedereen kan in zijn kelder een management schooltje opzetten en MBA’s uitreiken.

 

Op het eerste zicht lijken de Bologna-akkoorden dé gelegenheid om deze toestand recht te zetten. Maar tegelijk houdt die opportuniteit ook een groot gevaar in. Als men enkel de naam van licentiaat in master omzet, dan neemt men de voedingsbodem voor voortgezette opleidingen volledig weg. Wie wil immers nog verder studeren na wat internationaal al een terminaal diploma is? Een titel als “master in advanced studies” die geopperd werd om een hoger diploma in zulk een structuur (na een bachelor en een eenjarige ‘gewone’ master) aan te duiden lijkt op het eerste zicht een mogelijkheid. Dit zou echter in het buitenland enkel verwarring stichten, en het scenario van de huidige GAS en GGS opleidingen herhalen.

 

Nochtans zal die keuze financieel aanlokkelijk zijn: een langere studieduur impliceert immers een meerkost. En ver zoeken naar argumenten is het ook al niet: is het Vlaamse licentiaatdiploma immers niet evenveel of zelfs meer waard dan sommige buitenlandse master-opleidingen? Ongetwijfeld. Maar tegen de achtergrond van een toekomstige Europese onderwijsruimte, waarin we sowieso al zullen opboksen tegen een taaloverwicht van onze buurlanden en waar de naam van een diploma altijd vergezeld zal gaan van de reputatie van de instelling van herkomst, dient een ambitieus Vlaanderen zijn zonen en dochters niets minder aan te bieden dan een opleiding die voor niemand dient onder te doen.

 

 

 

De auteur studeerde aan de UA, Paris VI, Oxford University en is momenteel doctoraatsstudent aan Columbia University in New York.

 

zie ook: Zicht op Bologna